Wet van 18 mei 1988, houdende regelen met betrekking tot de toekenning van een uitkering en herdenkingspenning

Wet Rietkerk-uitkering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gezien de gezamenlijke verklaring met betrekking tot het overleg tussen een delegatie uit het kabinet en de Badan Persatuan op 28 november 1985 en 21 april 1986, wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot de toekenning van een uitkering en van een herdenkingspenning;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Begripsbepalingen

Artikel

1

De rechthebbenden

Artikel

2

Artikel

3

De uitkering

Artikel

4

De aanvraag

Artikel

5

Artikel

6

De herdenkingspenning

Artikel

7

Belasting- en premieheffing uitkeringsgerechtigde

Samenloop met publiekrechtelijke uitkeringen

Artikel

9

De uitkering blijft buiten beschouwing bij de verlening van bijstand ingevolge de Participatiewet en andere, op het inkomen van de rechthebbende afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen.

Artikel

10

Ten aanzien van de uitkering blijft artikel 1461 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

11

Artikel

12

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, kan de aanvraag voor de uitkering over het uitkeringsjaar 1986 tot uiterlijk 1 december 1986 worden ingediend.

Artikel

13

Artikel

14

Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1986.

Artikel

15

Deze wet kan worden aangehaald als Wet Rietkerk-uitkering.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. P. van Dijk
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes