Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 14 april 1988, no. J 3843, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
Overwegende dat de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 september 1986 inzake het onderzoek van dieren en vers vlees op de aanwezigheid van residuen (86/469/EEG, PbEG L275) voorschrijft dat de Lid-Staten steekproefsgewijs monsters nemen bij levende dieren op de veehouderij;
De Raad van State gehoord (advies van 19 mei 1988, No. W11.88.0189);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 16 juni 1988, nr. J 6038, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;