Besluit van 18 augustus 1988, houdende bepalingen met betrekking tot adspirant-registerloodsen
Besluit adspirant-registerloodsen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 april 1988, nr. S/J 30.744/88, Directoraat-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 14 juni 1988, no. W09.88.0216);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 augustus 1988, nr. S/J 31.337/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
eerste stuurman op een vrachtschip of een passagiersschip van 9000 GT of meer,
-
eerste stuurman op een vrachtschip of een passagiersschip van 6000 GT of meer, of
-
eerste stuurman op alle categorieën schepen, met het bewijs dat hij gedurende ten minste één jaar als zodanig heeft dienst gedaan op schepen van 6000 GT of meer;
2°.
een algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie, afgegeven in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet, dan wel een daarmee door Onze Minister gelijkgesteld certificaat.
Onze Minister kan ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, indien de belanghebbende anderszins heeft bewezen te beschikken over de in dat onderdeel vereiste kennis en ervaring, alsmede over goede kennis van de Nederlandse taal.
Hoofdstuk
II
De commissies ten behoeve van de loodsenexamens
§
1
Algemene bepalingen
Artikel
3
1
De commissies ten behoeve van de loodsenexamens bestaan uit een voorzitter, een secretaris en de leden.
2
De voorzitter van een commissie ten behoeve van de loodsenexamens kan nadere aanwijzingen geven voor het functioneren van die commissie.
§
2
De examencommissies
Artikel
4
1
Er is een commissie voor de landelijke loodsenexamens die het examen afneemt ter afgifte van de verklaring, dat de adspirant-registerloods het landelijk loodsenexamen met goed gevolg heeft afgelegd.
2
De voorzitter is de voorzitter van de corporatie of een door hem als zodanig aangewezen examinator.
3
De secretaris is degene die als zodanig door de algemene raad is benoemd.
4
De leden worden voor de tijd van ten hoogste vier jaren als examinator benoemd door de algemene raad en zijn terstond weer benoembaar. Van iedere benoeming wordt mededeling gedaan aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel
5
1
Er is in iedere regionale loodsencorporatie een commissie voor regionale loodsenexamens, die het examen afneemt ter afgifte van de schriftelijke verklaring dat de adspirant-registerloods het regionale loodsenexamen met goed gevolg heeft afgelegd.
2
De voorzitter is de voorzitter van de regionale loodsencorporatie of een door hem als zodanig aangewezen examinator.
3
De secretaris is degene die als zodanig door het bestuur van de regionale loodsencorporatie is benoemd.
4
De leden worden voor de tijd van ten hoogste vier jaren als examinator benoemd door het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie en zijn terstond weer benoembaar. Van iedere benoeming wordt mededeling gedaan aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
§
3
De commissie van gecommitteerden
Artikel
6
1
Er is een commissie van gecommitteerden die toezicht houdt op de loodsenexamens.
2
De voorzitter en de secretaris worden als zodanig door Onze Minister aangewezen.
3
De leden worden voor de tijd van ten hoogste twee jaren als gecommitteerde benoemd door Onze Minister en zijn terstond weer benoembaar. Onze Minister wijst daarbij een van de gecommitteerden aan als plaatsvervangend voorzitter.
4
De voorzitter van de commissie van gecommitteerden wijst in overeenstemming met de betrokken gecommitteerden de regio's aan waar zij als zodanig zullen optreden.
5
De per regio aangewezen gecommitteerden kunnen tezamen een subcommissie van gecommitteerden vormen en uit hun midden een voorzitter kiezen.
6
De gecommitteerden ontvangen uit 's Rijks kas vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de regelen welke gelden voor reizen in Nederland ten behoeve van het Rijk, alsmede, voor zover hun benoeming haar oorzaak niet vindt in het ambt dat zij bekleden, vacatiegelden.
Hoofdstuk
III
Organisatie en indeling
Artikel
7
1
De algemene raad bepaalt na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden voor de aanvang van elke algemene opleiding tot registerloods de perioden waarin en de plaatsen waar de examens en examenonderdelen zullen worden afgenomen.
2
Het bestuur van elke regionale loodsencorporatie bepaalt na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden voor de aanvang van elke regionale opleiding dan wel zo spoedig mogelijk na aanvang daarvan de perioden waarin, de plaatsen waar en de wijze waarop de examens en examenonderdelen zullen worden afgenomen.
Artikel
8
1
De voorzitter van de betreffende examencommissie stelt na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden het rooster voor de af te nemen examens en examenonderdelen vast.
2
In het in het eerste lid genoemde rooster worden in ieder geval vermeld:
a.
de plaats, datum, tijd en tijdsduur van de examens en examenonderdelen;
De voorzitter van de betreffende examencommissie roept de examinatoren en, na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden, de gecommitteerden op naarmate de aard en de omvang van de werkzaamheden hun aanwezigheid vereisen.
Hoofdstuk
IV
Toelatingsvoorwaarden
Artikel
11
1
Om te worden toegelaten tot het afleggen van een landelijk loodsenexamen moet de kandidaat:
De kandidaat legt op de betreffende plaats, datum en tijd, voordat het examen wordt afgenomen, zijn paspoort, rijbewijs of een ander identiteitsbewijs aan de examinator over, ten genoegen van de voorzitter van de betreffende examencommissie.
2
De kandidaat die opzettelijk valse of vervalste bescheiden overlegt, wordt door de voorzitter van de betreffende examencommissie van deelneming aan het examen uitgesloten. De voorzitter van de betreffende examencommissie legt een dergelijke beslissing binnen twee weken vast in een beschikking.
Hoofdstuk
V
De examens
Artikel
13
1
Het landelijke loodsenexamen bestaat uit de volgende examenvakken:
a.
Algemene scheepvaartverkeersreglementering.
b.
Getijleer en hydrografische gesteldheid.
c.
Scheepvaartverkeerstekens.
d.
Algemene voorschriften van belang voor het loodsen en het loodsenberoep.
e.
Algemene communicatieprocedures.
f.
Theorie van het manoeuvreren.
g.
Praktische manoeuvreervaardigheid.
2
Het regionale loodsenexamen bestaat uit de volgende examenvakken:
a.
Regionale scheepvaartverkeersreglementering.
b.
Praktische navigatie in het relevante gebied buitengaats.
c.
Praktische navigatie in het relevante gebied binnengaats.
d.
Regionale voorschriften van belang voor het loodsen en het loodsenberoep.
e.
Regionale communicatieprocedures.
f.
Manoeuvreren in de regio.
g.
Praktische vakbekwaamheid en geschiktheid voor de taak van loods.
Artikel
14
1
De kennis en vaardigheid die wordt gevorderd is per examenvak, genoemd in artikel 13, aangegeven in het als bijlage I bij dit besluit gevoegde examenprogramma.
2
Onze Minister kan de kandidaat ontheffing verlenen van een of meer examenvakken, op grond van de door deze verkregen diploma's.
Artikel
15
1
Het landelijke loodsenexamen wordt als volgt afgenomen:
De commissie van gecommitteerden stelt per schriftelijk af te nemen examenvak een set vast, alsmede de daarbij behorende beoordelingsnormen. Hiertoe wordt door de betreffende examencommissie een voordracht gedaan, bestaande uit zoveel sets als de voorzitter van de commissie van gecommitteerden bepaalt.
2
Indien de commissie van gecommitteerden van mening is dat het aantal of het niveau van de opgaven niet voldoet, verzoekt zij de betreffende examencommissie aanvullende of vervangende opgaven samen te stellen.
3
Indien als gevolg van bijzondere omstandigheden, zulks naar het oordeel van de voorzitter van de commissie van gecommitteerden, redelijkerwijs de gelegenheid ontbreekt om binnen de beschikbare tijd en zonder dat de geheimhouding in gevaar komt het tweede lid toe te passen, geeft deze de gecommitteerden opdracht zelf opgaven aan te vullen of te vervangen.
Artikel
17
1
De secretaris van de commissie van gecommitteerden draagt ervoor zorg dat de vastgestelde sets onder geheimhouding op rijkskosten worden vermenigvuldigd en verzonden.
2
De secretaris van de commissie van gecommitteerden draagt ervoor zorg dat de benodigde exemplaren van de sets en van de daarbij behorende beoordelingsnormen in verzegelde pakketten aan de voorzitter van de betreffende examencommissie worden toegezonden. Op de pakketten wordt aangegeven de dag en het uur waarop zij moeten worden geopend en de tijd die voor het werk beschikbaar is gesteld.
Artikel
18
1
De voorzitter van de betreffende examencommissie deelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de pakketten, bedoeld in artikel 17, tweede lid, schriftelijk aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden mee of de pakketten in goede orde zijn ontvangen.
2
De voorzitter van de betreffende examencommissie draagt er zorg voor, dat de pakketten, bedoeld in artikel 17, tweede lid, met de vereiste geheimhouding in ongeopende staat worden bewaard tot het aangegeven moment van opening.
Artikel
19
1
De pakketten, bedoeld in artikel 17, tweede lid, worden in tegenwoordigheid van de kandidaten geopend bij de aanvang van het schriftelijk werk. Indien de kandidaten in meer dan een lokaal zijn geplaatst, geschiedt de opening in een van de lokalen.
2
Nadat de pakketten zijn geopend mogen over de opgaven geen mededelingen of inlichtingen aan de kandidaten worden verstrekt, tenzij de voorzitter van de commissie van gecommitteerden daartoe machtiging heeft verleend.
3
Indien bijzondere omstandigheden met betrekking tot het examen daartoe aanleiding geven kan de commissie van gecommitteerden alsnog de vastgestelde beoordelingsnormen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of aanvullen, dan wel een andere set vaststellen.
Artikel
20
1
Het schriftelijk examenwerk wordt gemaakt op vanwege de betreffende examencommissie uit te reiken gewaarmerkt papier.
2
De kandidaat mag bij het schriftelijk gedeelte van het examen in het examenlokaal niets anders meebrengen dan schrijfgerei en vanwege de betreffende examencommissie uitdrukkelijk toegestane andere benodigdheden.
3
In elk lokaal waar examenonderdelen schriftelijk worden afgenomen, zijn zoveel leden van de betreffende examencommissie voor het houden van toezicht aanwezig, als door de voorzitter voldoende of noodzakelijk wordt geacht. Toezicht kan eveneens worden gehouden door gecommitteerden.
4
De kandidaat levert al het gebruikte papier in bij degenen die ingevolge het derde lid toezicht houden.
Artikel
21
1
Tijdens een examen mogen de kandidaten niet met elkaar spreken, noch elkaars werk bekijken, of, anders dan met uitdrukkelijk verleende toestemming vanwege de betreffende examencommissie, het examenlokaal of de plaats waar het examen wordt afgenomen verlaten of iets van elkaar lenen.
2
De kandidaten dienen zich tijdens het examen te gedragen naar de aanwijzingen die door of vanwege de voorzitter van de betreffende examencommissie worden gegeven.
3
Gedragingen van een kandidaat in strijd met het eerste of het tweede lid, gedragingen die storend werken op het verloop van het examen, bedrog of een poging daartoe kunnen, zulks ter beoordeling van de voorzitter van de betreffende examencommissie, uitsluiting van verdere deelneming aan het examen tot gevolg hebben. De voorzitter legt een dergelijke beslissing binnen twee weken in een beschikking vast en doet daarvan, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel
22
1
Degenen, die toezicht hielden tijdens het examen, leveren het door de kandidaten gemaakte examenwerk in bij de voorzitter van de betreffende examencommissie. Deze stelt het examenwerk ter beoordeling in handen van de betrokken examinator in dat vak.
2
De in het eerste lid bedoelde examinator kijkt het werk na zonder daarop enige aantekening te maken en zendt dit daarna door bemiddeling van de voorzitter van de betreffende examencommissie toe aan de betreffende gecommitteerde, tezamen met de volgende bescheiden:
a.
twee exemplaren van de bijbehorende examenopgaven;
b.
twee exemplaren van de bijbehorende beoordelingsnormen; en
c.
een lijst met de door hem gegeven cijfers en de door hem gemaakte opmerkingen.
3
De gecommitteerde, bedoeld in het tweede lid, beoordeelt het examenwerk eveneens en stelt tezamen met de examinator het cijfer vast.
4
Het examenwerk en de lijst van toegekende cijfers worden in handen van de voorzitter van de betreffende examencommissie gesteld.
Artikel
23
1
Het mondelinge gedeelte van het landelijke loodsenexamen wordt per kandidaat afgenomen door een examinator, in het bijzijn van een gecommitteerde. Een van hen houdt aantekening van de inhoud en het verloop van het betreffende examenvak. De gecommitteerde is bevoegd de examinator te verzoeken over bepaalde onderdelen van de examenstof vragen te stellen, danwel dit zelf te doen. De gecommitteerde stelt tezamen met de examinator het cijfer vast.
2
Het mondelinge gedeelte van het regionale loodsenexamen wordt per kandidaat afgenomen door twee examinatoren, in het bijzijn van een gecommitteerde. Een van hen houdt aantekening van de inhoud en het verloop van het examenvak. De gecommitteerde is bevoegd de examinatoren te verzoeken over bepaalde onderdelen van de examenstof vragen te stellen. De gecommitteerde stelt tezamen met de examinatoren het cijfer vast.
Artikel
24
Het examenvak, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel g, wordt per kandidaat afgenomen door ten minste twee examinatoren, ieder op afzonderlijke dagen. Ieder van hen houdt aantekening van de inhoud en het verloop van het betreffende examen en brengt daarvan schriftelijk verslag uit aan de betreffende gecommitteerden.
Artikel
25
1
Een proefreis als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel g, wordt per kandidaat afgenomen door een per reis daartoe door het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie aangewezen registerloods. De registerloods houdt aantekening van de inhoud en het verloop van de proefreis en brengt daarvan schriftelijk verslag uit aan de betreffende examencommissie, en in afschrift aan de commissie van gecommitteerden.
2
Indien de betreffende gecommitteerden naar aanleiding van de in het eerste lid genoemde verslagen daartoe redenen aanwezig achten, kunnen zij de kandidaat toestaan eenmaal een door hen vastgesteld aantal extra proefreizen te maken.
3
Op een registerloods als bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen ten aanzien van examinatoren van overeenkomstige toepassing.
Artikel
26
1
De beoordeling van elk examenvak of gedeelte daarvan wordt uitgedrukt in gehele cijfers, waarvan het laagste cijfer 1 en het hoogste cijfer 10 is.
2
Indien de gecommitteerde en de examinator bij de vaststelling van een cijfer niet tot overeenstemming kunnen komen, en het verschil van het door de gecommitteerde en de examinator toegekende cijfer niet meer dan 1 bedraagt, wordt in het voordeel van de kandidaat beslist. Als het verschil meer dan 1 bedraagt, wordt het toe te kennen cijfer vastgesteld door de voorzitter van de betreffende examencommissie in overeenstemming met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
3
Indien een examenvak uit meer dan een gedeelte bestaat, wordt het eindcijfer voor dat examenvak bepaald door het gemiddelde van de bij die gedeelten behaalde cijfers, waarbij breuken van een half of meer naar boven en breuken van minder dan een half naar beneden worden afgerond.
4
Het examen is met goed gevolg afgelegd wanneer voor alle examenvakken ten minste het cijfer 6 is behaald.
5
Indien voor niet meer dan een examenvak het cijfer 5 is behaald en voor de overige examenvakken tenminste het cijfer 6, komt de kandidaat in aanmerking voor een herexamen in het met het cijfer 5 beoordeelde examenvak.
6
Indien voor meer dan een examenvak het cijfer 5 is behaald, dan wel voor een of meer dan een examenvak een cijfer lager dan 5 is behaald, wordt de kandidaat voor het examen afgewezen.
Artikel
27
De betreffende examencommissie stelt in een vergadering, waarbij ten minste een gecommitteerde aanwezig is, vast welke kandidaten zijn geslaagd, welke zijn afgewezen, en welke in aanmerking komen voor een herexamen. De voorzitter van de examencommissie zendt de uitslag toe aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel
28
1
Zo spoedig mogelijk na de vergadering, bedoeld in artikel 27, wordt de uitslag aan de kandidaten medegedeeld.
2
Iedere kandidaat ontvangt na afloop van een examen een cijferlijst, waarop vermeld de examenvakken en de daarvoor behaalde eindcijfers.
3
Aan de kandidaat die in aanmerking komt voor een herexamen worden bij de uitreiking van de cijferlijst tevens de nodige gegevens verstrekt met betrekking tot de te volgen procedure ter uiteindelijke verkrijging van de betreffende verklaring.
4
Aan de geslaagde kandidaten van het landelijke loodsenexamen wordt de verklaring, bedoeld in artikel 4, eerste lid, uitgereikt. De algemene raad stelt het model van deze verklaring vast.
5
Aan de geslaagde kandidaten van het regionale loodsenexamen wordt de verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, uitgereikt. Het bestuur van de betreffende regionale loodsencorporatie stelt het model van deze verklaring vast.
6
De voorzitter en de secretaris van de betreffende examencommissie, alsmede een van de betrokken gecommitteerden ondertekenen de verklaring, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, of 5, eerste lid, en de cijferlijst, bedoeld in het tweede lid.
Artikel
29
1
De bepalingen betreffende de examens zijn van overeenkomstige toepassing op de herexamens.
2
Het door de kandidaat voor het herexamen behaalde cijfer treedt in de plaats van het voor het betreffende examenvak behaalde cijfer.
3
Indien bij het herexamen voor het examenvak het cijfer 5 of lager wordt behaald, of indien van de gelegenheid tot het afleggen van een herexamen geen gebruik wordt gemaakt, wordt de kandidaat afgewezen.
Artikel
30
1
Indien de kandidaat is afgewezen kan door de betreffende examencommissie een termijn binnen de duur van de leerovereenkomst worden gesteld waarna hij wederom het examen kan afleggen.
2
De kandidaat die wederom tot het examen wordt toegelaten, wordt vrijstelling verleend van de examenvakken waarvoor hij reeds het cijfer 7 of hoger heeft behaald.
Artikel
31
1
Indien een kandidaat ingevolge artikel 12, tweede lid, of artikel 21, derde lid, wordt uitgesloten van deelneming aan het examen, of indien hij zich tijdens het examen terugtrekt, wordt hij afgewezen. De voorzitter van de betreffende examencommissie legt een dergelijke beslissing binnen twee weken vast in een beschikking en doet daarvan, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden. De afwijzing ingevolge artikel 12, tweede lid, kan geen aanleiding geven tot toepassing van artikel 30, eerste lid.
2
Indien een kandidaat zich tijdens het examen terugtrekt vindt het bepaalde in het eerste lid geen toepassing, als zulks naar het oordeel van de voorzitter het gevolg is van overmacht.
Artikel
32
Indien blijkt dat de kandidaat tijdens het examen bedrog heeft gepleegd of zich aan een andere onregelmatigheid heeft schuldig gemaakt kan de voorzitter van de betreffende examencommissie, na overleg met deze examencommissie, de kandidaat de verklaring onthouden of een reeds uitgereikte verklaring en cijferlijst intrekken. De voorzitter legt een dergelijke beslissing binnen twee weken vast in een beschikking en doet daarvan, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel
33
Een duplicaat van een uitgereikte verklaring wordt slechts afgegeven, indien de belanghebbende aannemelijk kan maken, dat de oorspronkelijke verklaring verloren is geraakt.
Artikel
34
In gevallen waarin dit besluit niet voorziet beslist de voorzitter van de betreffende examencommissie, na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Tegen een beslissing van de voorzitter als bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, 21, derde lid, 31, eerste lid, 32 of 34, mits niet betreffende de kennis of vaardigheid van de kandidaat, kan de betrokken kandidaat beroep instellen bij de commissie van beroep voor loodsenexamens.
Artikel
37
De commissie van beroep voor loodsenexamens doet van haar beslissing op het beroep, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.
Artikel
38
De betrefende examencommissie handelt overeenkomstig de beslissing van de commissie van beroep voor loodsenexamens.
Hoofdstuk
VII
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
39
De regionale loodsencorporatie, bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de Loodsenwet, is de regionale loodsencorporatie van de regio, die de scheepvaartwegen omvat, waarvoor de betrokken adspirant-loods wordt opgeleid, op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum.
Artikel
40
De bepalingen in dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op degenen, bedoeld in artikel 39.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit adspirant-registerloodsen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende bijlagen alsmede de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
Bijlage
bij artikel 14 van het Besluit adspirant-registerloodsen
I
In het onderstaande wordt verstaan onder:
a.
grondige kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en beheerst, en kan te allen tijde als parate kennis worden toegepast, zonder de hulp van op schrift gestelde gegevens;
b.
kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en ten tijde van het toepassen van deze kennis kan gebruik gemaakt worden van op schrift gestelde gegevens;
c.
begrip: het onderwerp als geheel is bekend;
d.
bedrevenheid: de vaardigheid om het onder a, b en c bedoelde in de praktijk toe te passen;
e.
het relevante gebied: het loodsplichtige gebied van een regio als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Loodsenwet (Stb. 1988, 353), of zoveel meer als van belang is voor een vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer.
II
Exameneisen voor het landelijk loodsenexamen
a.
Algemene scheepvaartverkeersreglementering
-
grondige kennis van:
1°.
het Zeeaanvaringsreglement;
2°.
het Binnenvaartpolitiereglement.
b.
Getijleer en hydrografische gesteldheid
-
grondige kennis van:
1°.
de getijleer;
2°.
de hydrografische gesteldheid van de Nederlandse kust;
3°.
de meteorologische factoren die de getijden kunnen beïnvloeden.
c.
Scheepvaartverkeerstekens
-
grondige kennis van:
de in, naast of boven de scheepvaartwegen aangebrachte voorwerpen of combinaties van voorwerpen waarmee aan het scheepvaartverkeer inlichtingen, aanbevelingen, geboden of verboden danwel opheffing van geboden of verboden worden gegeven.
d.
Algemene voorschriften van belang voor het loodsen en het loodsenberoep
-
grondige kennis van de voornaamste bepalingen van: