Wet van 14 juni 1989, houdende regelen inzake de waterhuishouding

Wet op de waterhuishouding

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen in het belang van een samenhangend en doelmatig beleid en beheer met betrekking tot de waterhuishouding in haar geheel alsmede nadere regelen met betrekking tot het kwantiteitsbeheer over het oppervlaktewater;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

"Onze Ministers": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat tezamen met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren;

"waterhuishouding": de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij betrokken belangen;

"waterhuishoudkundig systeem": een samenhangend geheel van oppervlaktewateren en grondwatervoorkomens;

"kwantiteitsbeheerder": het openbaar gezag dat belast is met kwantiteitsbeheer van oppervlaktewater;

"kwaliteitsbeheerder": het openbaar gezag dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573);

"kaderrichtlijn water": richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld;

"stroomgebied": een gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta in zee stroomt;

"stroomgebieddistrict": het gebied van land en zee, gevormd door een of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren;

"stroomgebiedbeheersplan": plan als bedoeld in artikel 13 van de kaderrichtlijn water, dat betrekking heeft op het op Nederlands grondgebied gelegen deel van een stroomgebieddistrict;

"internationaal stroomgebiedbeheersplan": plan als bedoeld in artikel 13 van de kaderrichtlijn water, dat betrekking heeft op zowel het op Nederlands grondgebied gelegen deel van een stroomgebieddistrict als het buiten Nederlands grondgebied gelegen deel van een stroomgebieddistrict;

natuurlijk oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat niet wordt aangewezen als kunstmatig dan wel sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam, een en ander in de zin van de kaderrichtlijn water.

Artikel

1a

Een wijziging uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de kaderrichtlijn water gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

2

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden tot de oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk mede gerekend de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen door anderen beheerde oppervlaktewateren die met de oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk in open verbinding staan. Over een voordracht voor een zodanige algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister de kwantiteitsbeheerders van de betrokken oppervlaktewateren in de gelegenheid hun oordeel te geven.

Artikel

2a

Artikel

2b

Hoofdstuk

II

De plannen voor de waterhuishouding

Afdeling

1

De nota voor de waterhuishouding

Artikel

3

Artikel

4

Afdeling

2

Het beheersplan voor de rijkswateren

Artikel

5

Artikel

6

Afdeling

3

De provinciale plannen voor de waterhuishouding

Artikel

7

Artikel

8

Afdeling

4

Beheersplannen

Artikel

9

Afdeling

4a

De zorg voor het afvloeiend hemelwater en het grondwater

Artikel

9a

Artikel

9b

Afdeling

5

Voorschriften van hoger gezag

Artikel

10

Artikel

11

Onze Minister kan aan provinciale staten omtrent de vaststelling of wijziging en de inhoud van een verordening als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid en 9, vierde lid, aanwijzingen geven indien een samenhangend en doelmatig beleid en beheer met betrekking tot de waterhuishouding, nationaal dan wel per stroomgebieddistrict, zulks vorderen. Artikel 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

III

Beheersinstrumenten

Afdeling

1

Registratie

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Onze Minister kan aan de kwantiteitsbeheerder omtrent de vaststelling of wijziging en de inhoud van een verordening als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanwijzingen geven indien een samenhangend en doelmatig beleid en beheer met betrekking tot de waterhuishouding zulks vorderen. Artikel 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

2

Het peilbesluit

Artikel

16

Afdeling

3

Het waterakkoord

§

1

Algemeen

Artikel

17

§

2

De totstandkoming van een waterakkoord

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

§

3

De wijziging van een waterakkoord

Artikel

21

§

4

Voorschriften van hoger gezag

Artikel

22

Artikel

23

Afdeling

4

De vergunning

§

1

Algemeen

Artikel

24

§

2

De aanvraag tot verlening van een vergunning

Artikel

25

Artikel

26

De kwantiteitsbeheerder zendt zo spoedig mogelijk een exemplaar van de aanvraag aan de kwaliteitsbeheerder, onder mededeling dat hij van advies kan dienen, alsmede aan gedeputeerde staten.

Artikel

27

Ten aanzien van de oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk onderscheidenlijk ten aanzien van de overige oppervlaktewateren kunnen bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij provinciale verordening gevallen worden aangewezen, waarin afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag.

§

3

De beschikking op de aanvraag

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

De kwantiteitsbeheerder doet van een beslissing tot verlening van een vergunning of tot weigering daarvan mededeling door toezending van een afschrift aan de kwaliteitsbeheerder en aan gedeputeerde staten.

§

4

Wijziging of intrekking van een vergunning

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

De kwantiteitsbeheerder doet van een beslissing tot wijziging of tot weigering daarvan mededeling door toezending van een afschrift aan de kwaliteitsbeheerder en aan gedeputeerde staten.

Afdeling

5

Algemene regels van kwantiteitsbeheerders

Artikel

33a

Hoofdstuk

IV

Bevoegdheden in buitengewone omstandigheden

Afdeling

1

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Afdeling

2

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Hoofdstuk

V

Schadevergoeding

Artikel

40

Aan degene die ten gevolge van het vaststellen of wijzigen van een peilbesluit, het vaststellen of wijzigen van een waterakkoord, het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning of het vaststellen of wijzigen van een algemene regel als bedoeld in artikel 33a, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet op andere wijze voldoende is verzekerd, wordt door het gezag dat het desbetreffende besluit heeft genomen, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toegekend. De schadevergoeding kan worden bepaald in geld of op andere wijze.

Artikel

41

Indien het in artikel 40 bedoelde gezag, niet zijnde het Rijk, een vergoeding als bedoeld in dat artikel geheel of gedeeltelijk toekent in verband met de noodzakelijke behartiging van een openbaar belang waarvan de behartiging niet of niet geheel tot zijn taak behoort, kan Onze Minister op verzoek van dit gezag aan het openbaar lichaam welks belang geheel of gedeeltelijk wordt behartigd, de verplichting opleggen de met toepassing van artikel 40 gemoeide kosten die het gevolg zijn van die belangenbehartiging, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

Hoofdstuk

VI

Beroep

Artikel

42

Een belanghebbende kan tegen een peilbesluit voor oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk of een provincie beroep instellen bij de rechtbank.

Artikel

43

In het geval dat een ander dan het Rijk of een provincie aan het waterakkoord deelneemt kan een belanghebbende beroep instellen bij gedeputeerde staten tegen een besluit als bedoeld in artikel 19, eerste lid. Voor de gevallen waarin gedeputeerde staten van meer dan één provincie van het beroep zouden moeten kennisnemen, wijzen provinciale staten van de desbetreffende provincies gedeputeerde staten van één van de provincies als beroepsinstantie aan. Deze aanwijzing geschiedt bij verordening, vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies.

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Vervallen

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Indien een beslissing van gedeputeerde staten op een krachtens dit hoofdstuk ingesteld beroep strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een reeds in werking getreden besluit, kan, zo daartoe termen aanwezig zijn, bij die beslissing worden bepaald dat een vergoeding zal worden toegekend ten laste van het lichaam dat het geheel of gedeeltelijk vernietigde besluit heeft genomen, onverminderd het recht van degene die het beroep heeft ingesteld, om op grond van andere wettelijke bepalingen schadevergoeding te vragen.

Hoofdstuk

VII

Toezichts- en opsporingsbevoegdheden

Artikel

53

Artikel

54

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Vervallen

Artikel

57

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

58

Onze Minister is, voor zover het de hem bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden betreft, bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

59

Hoofdstuk

IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

60

Artikel

61

Bij algemene maatregel van bestuur kan in het belang van de landsverdediging worden bepaald dat de in artikel 12, eerste lid, gestelde verplichting en het in artikel 24, eerste lid, gestelde verbod niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorschriften worden gegeven welke naar ons oordeel in het belang van de waterhuishouding nodig zijn.

Artikel

62

De bevoegdheid tot het maken van verordeningen door waterschappen en gemeenten blijft ten aanzien van het onderwerp van deze wet gehandhaafd voor zover deze verordeningen niet met het bij of krachtens deze wet bepaalde in strijd zijn.

Artikel

63

Bepalingen in verordeningen van provincies ter zake van de aanwijzing van registratie- of vergunningplichtige gevallen, vastgesteld op grond van de artikelen 13, eerste lid, 14 of 24, tweede of derde lid, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Wet van 23 februari 2004, Stb. 191, blijven na de inwerkingtreding van die wet van kracht tot het tijdstip waarop met betrekking tot de in die verordeningen genoemde gevallen voorschriften van de kwantiteitsbeheerder als bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, 24, eerste lid, of 33a, eerste lid, van kracht worden.

Artikel

64

Ten aanzien van de behandeling van beroep dat voor de datum van inwerkingtreding van de Wet van 23 februari 2004, Stb. 191 is ingesteld tegen een beschikking ter zake van een vergunning als bedoeld in artikel 24, of ter zake van de aanvraag daarvan, blijft het recht zoals dat gold voor die datum van toepassing.

Artikel

65

Vervallen

Artikel

67

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de waterhuishouding.

Artikel

70

De artikelen van deze wet treden in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie F. Korthals Altes