Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Toepassingsgebied van de wet

Artikel

2

Hoofdstuk

III

Administratieve sanctie

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel

5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Hoofdstuk

IV

Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel

6

Artikel

8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

  • a.

    aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

  • b.

    een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

  • c.

    een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk

V

Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel

9

Artikel

10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

12a

De artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

Hoofdstuk

VI

Hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel 17a

Vervallen

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel

20a

Artikel

20b

Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel

20c

Artikel

20d

Hoofdstuk

VII

Vervallen zekerheidstelling

Artikel

21

Hoofdstuk

VIII

De inning van de administratieve sanctie

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

26a

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel

28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel

29

Artikel

30

Hoofdstuk

IX

Voorlopige maatregelen

Artikel

31

Artikel

32

Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

33

Hoofdstuk

X

Overige bepalingen

Artikel

34

Artikel

35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel

36

Hoofdstuk

XI

Slotbepalingen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie a.i., G. J. M. Braks

Bijlage

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

Nummers K010-K155: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)

Categorie-indeling B:

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen;

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

3. Bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

5. Voetgangers;

6. Overige weggebruikers;

7. Schippers;

8. Een ieder.

m K 010

als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven

12 lid 1 WVW 1994

86

86

34

23

17

23

m K 025

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

28

28

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

m K 030 a

– het motorrijtuig

57

57

57

m K 030 b

– de aanhangwagen

57

57

57

m K 035

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat

57 lid 3 WVW 1994

231

als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven

m K 040 a

– de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan

60 lid 1 sub a WVW 1994

231

m K 040 b

– niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen

60 lid 1 sub b WVW 1994

231

m K 040 c

– niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet personenvervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting

60 lid 1 sub c WVW 1994

231

m K 040 d

– niet voldoet aan de gestelde eisen in de Wet ambulancevervoer wat betreft de inrichting en de uitrusting

60 lid 1 sub c WVW 1994

231

m K 040 e

– niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften

60 lid 2 WVW 1994

231

voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder

m K 045 a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

86

86

m K 045 b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

86

86

het afgegeven keuringsbewijs

m K 050 a

–voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering

72 lid 2 sub a WVW 1994

28

28

m K 050 b

– is niet behoorlijk leesbaar

72 lid 2 sub c WVW 1994

28

28

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

m K 060 a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

28

28

m K 060 b

–zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur

107 lid 2 sub b WVW 1994

28

28

m K 060 c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

28

28

m K 060 d

–niet meer geldig is in Nederland

108 lid 1 sub g en h WVW 1994

28

28

m K 065

als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen

110 lid 1 WVW 1994

144

144

m K 075

rijonderricht geven voor rijbewijs A aan anderen dan aan de bestuurder op wiens motorrijtuig hij zich bevindt

110b WVW 1994 jo. 7 sub a RR

231

op of in een ander motorrijtuig rijonderricht geven voor rijbewijs A:

m K 080 a

– zonder radiografisch contact aan meer dan één bestuurder

110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR

231

m K 080 b

– via radiografisch contact aan meer dan twee bestuurders

110b WVW 1994 jo. 7 sub b RR

231

rijonderricht geven voor rijbewijs A:

m K 085 a

–terwijl tegelijkertijd rijonderricht wordt gegeven voor een andere rijbewijscategorie

110b WVW 1994 jo. 7 sub c RR

231

m K 085 b

–terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 7 sub d RR

28

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het les-motorrijtuig niet is voorzien van:

m K 090 a

– een dubbele bediening cq een onderbreker

110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR

144

m K 090 b

– een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR

144

m K 090 c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR

28

rijonderricht geven voor rijbewijs C, D of E terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van:

m K 095 a

–een dubbele bediening cq een onderbreker

110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub a RR

144

m K 095 b

– twee of meer buitenspiegels ten behoeve van de rij-instructeur

110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub b RR

144

m K 095 c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub c RR

28

m K 100

rijonderricht geven voor rijbewijs C of D terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs B

110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub d RR

144

m K 105

rijonderricht geven voor rijbewijs E terwijl de leerling niet in het bezit is van een rijbewijs geldig voor het besturen van het trekkende motorrijtuig

110b WVW 1994 jo. 9 lid 1 sub e RR

144

m K 106

rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt

110b WVW 1994

144

m K 120

het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst

131 lid 3 sub b WVW 1994

231

m K 130

als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl geen certificaat is afgegeven

135 lid 1 WVW 1994

57

m K 135

als bestuurder van een bromfiets rijden terwijl het afgegeven certificaat onjuist is ingericht en uitgevoerd dan wel niet behoorlijk leesbaar is

135 lid 3 WVW 1994

28

m K 140

als houder van een ongeldig verklaard bromfietscertificaat dit certificaat niet inleveren zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden

141 lid 3 WVW 1994

57

m K 145 a

als bestuurder handelen in strijd met een of meer aan een ontheffing verbonden voorschriften, niet betrekking hebbende op de lengte / breedte / hoogte / massa en/of begeleiding

150 lid 2 WVW 1994

86

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven:

160 lid 1/2/3 WVW 1994

m K 150 a

– het kentekenbewijs

28

28

m K 150 b

– het keuringsbewijs

28

m K 150 c

– het rijbewijs

28

28

m K 150 d

–het bromfietscertificaat dan wel het rijbewijs

17

m K 150 e

– de ontheffing

28

m K 155

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

160 lid 5 WVW 1994

86

86

69

57

86

zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd door:

5 WVW 1994

m K 175 a

–onvoldoende zicht door de voorruit

69

69

m K 175 b

– onvoldoende zicht door de achterruit

46

46

m K 175 c

–onvoldoende zicht door voor- en achterruit

92

92

m K 175 d

– onvoldoende zicht door voor-achter- en zijruiten

121

m K 175 e

–onvoldoende zicht door zijruit(en)

69

Categorie-indeling A: (Voertuigreglement)

2. Personenauto's;

3. Bedrijfsauto's;

4. Motorfietsen;

5. Driewielige motorrijtuigen;

6. Bromfietsen;

7. Motorrijtuigen met beperkte snelheid;

8. Landbouwtrekkers;

9. Fietsen;

10. Gehandicaptenvoertuigen, utgerust met een verbrandingsmotor of een elektromotor en voorzien van een gesloten categorie;

11. Gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

12. Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;

13. Aanhangwagens met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg achter personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen;

14. Aanhangwagens achter landbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

15. Aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfiets (15b)

16. Aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

17. Wagens.

nummers N004-P600: Voertuigreglement (VR)

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl:

0-Algemeen

m N 004

dan wel stilstaan terwijl ten onrechte een gele, een oranje of een daarop lijkende plaat wordt gevoerd dan wel vlakken wordt gevoerd

5.1.4 VR

57

57

57

m N 010 a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.∗.1 VR

144

144

144

144

144

m N 010 b

het identificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.∗.1 VR

57

57

57

57

23

57

57

23

57

m N 010 c

de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.∗.1 VR

57

57

57

57

57

m N 010 d

het kenteken niet goed leesbaar is

5.∗.1 VR

57

57

57

57

57

m N 010 e

het na 31-12-1995 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructieplaat, waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister

5.∗.1 VR

57

57

m N 010 f

het merk of de fabrieksaanduiding niet aanwezig is

5.4.1 VR

57

m N 010 k

het niet is voorzien van een gele of oranje plaat dan wel vlakken

5.6.1 VR

23

m N 010 l

nog geen kentekenbewijs is afgegeven en niet de bevoegdheid tot het voortbewegen in het kentekenbewijs van het trekkend voertuig is aangegeven en de aanhangwagen niet geheel beantwoordt aan deze aanduiding

16 WVR gelet op 9.4 lid 1 VR

57

m N 010 m

de brommobiel is voorzien van een gele of oranje plaat dan wel vlakken

5.6.1 VR

57

1-Algemene bouwwijze van het voertuig

m N 020 a

het meerassig is

5.15.2 lid 1 VR

86/34

m N 020 b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 VR

86/34

m N 030 a

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.∗.3 VR

86

132

86

86

86

132

86

86

86/34

86

m N 030 b

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie is zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.∗.3 VR

86

132

86

86

86

132

86

86

86/34

86

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

m N 030 c

– breuken en of scheuren vertoont

5.∗.3 lid 1 VR

86

34

m N 030 d

– is doorgeroest

5.∗.3 lid 1 VR

86

34

m N 030 e

– is vervormd

5.∗.3 lid 1 VR

86

34

m N 030 f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.∗.3 VR

86

86

34

34

m N 030 g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertonen, is doorgeroest of is vervormd

5.5.3 lid 2 VR

86

het frame

m N 030 h

– breuken en of scheuren vertoont

5.9.3 VR

23

m N 030 i

– is doorgeroest

5.9.3 VR

23

m N 030 j

– is vervormd

5.9.3 VR

23

het chassis, de zelfdragende constructie of het frame met vooren achtervork

m N 030 k

– breuken en of scheuren vertoont

5.10.3 VR

34

m N 030 l

– is doorgeroest

5.10.3 VR

34

m N 030 m

–is vervormd

5.10.3 VR

34

het frame dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen of het frame met voor- en achtervork

m N 030 n

– breuken en of scheuren vertoont

5.11.3 VR

34

m N 030 o

– is doorgeroest

5.11.3 VR

34

m N 030 p

– is vervormd

5.11.3 VR

34

m N 030 q

de onderdelen van het frame of de daarvoor in de plaats tredende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.11.3 lid 3 VR

34

m N 040 a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.∗.4 VR

86

132

86

86

34

132

86

86

86/34

86

m N 040 b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.∗.4 VR

132

86

132

86

86

86/34

86

m N 040 c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.∗.4 VR

86

34

m N 050

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd en niet goed is geïsoleerd

5.∗.5 VR

57

57

57

2-Afmetingen en massa's

m N 060 a

het langer is dan 12 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)

5.∗.6 VR

86

86

86

86

86

86

m N 060 b

het breder is dan 2,55 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)

5.∗.6 VR

86

86

86

86

86

m N 060 c

het hoger is dan 4 meter (cat. 5; ingebruikname voor 1-11-1997)

5.∗.6 VR

86

86

86

86

86

86

86

86

86

m N 060 d

het rijdende werktuig langer is dan 20 meter

5.3.6 lid 2 VR

86

m N 060 e

de gelede bus langer is dan 18 meter

5.3.6 lid 2 VR

86

m N 060 f

het kermis- of circusvoertuig langer is dan 14 meter

5.∗.6 lid 2 VR

86

86

m N 060 g

het geconditioneerde voertuig breder is dan 2,60 meter

5.∗.6 VR

86

86

m N 060 h

het rijdende werktuig breder is dan 3 meter

5.∗.6 VR

86

86

m N 060 m

het breder is dan 2,60 meter

5.∗.6 VR

86

86

m N 060 n

het breder is dan 3 meter

5.8.6 VR

86

m N 060 o

het langer is dan 3,50 meter

5.∗.6 VR

34

34

m N 060 p

het breder is dan 1,10 meter, geldt niet voor motorrijtuigen (cat. 10) die voor 1-01-2000 in het verkeer zijn gebracht

5.∗.6 VR

34

34

m N 060 q

het hoger is dan 2 meter

5.∗.6 VR

34

34

m N 060 r

het breder is dan 0,75 meter

5.9.6 lid 1 VR

23

m N 060 s

het op meer dan twee wielen of met zijspanwagen breder is dan 1,50 meter

5.9.6 lid 2 VR

23

m N 060 t

het langer is dan 4 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)

5.∗.6 VR

86

86

34

m N 060 u

het breder is dan 2 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997, cat. 6; op meer dan 2 wielen)

5.∗.6 VR

86

86

34

m N 060 v

het hoger is dan 2,5 meter (cat. 5; ingebruikname na 31-10-1997)

5.∗.6 VR

86

86

34

m N 060 w

de tweewielige bromfiets breder is dan 1 meter

5.6.6 VR

34

m N 061 a

het, niet zijnde een oplegger, langer is dan 12 meter

5.12.6 lid 1 VR

86

m N 061 c

de middenasaanhangwagen die voor 1-07-1967 in gebruik is genomen langer is dan 10 meter

5.12.6 lid 3 VR

86

m N 061 d

de middenasaanhangwagen die na 30-06-1967 maar voor 1-01-1987 in gebruik is genomen en waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 2500 kg maar niet meer dan 3500 kg langer is dan 10 meter

5.12.6 lid 3 VR

86

m N 061 e

bij de oplegger niet zijnde een kermis- of circusvoertuig de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer bedraagt dan 2,04 meter en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer bedraagt dan 12 meter

5.12.6 lid 4 VR

132

m N 061 g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger, van het kermisof circusvoertuig dat na 30-04-1993 in gebruik is genomen, meer bedraagt dan 17,50 meter

5.12.6 lid 5 VR

86

m N 061 h

de aanhangwagen, niet zijnde een middenasaanhangwagen, langer is dan 12 meter

5.13.6 VR

86

m N 061 i

de middenasaanhangwagen langer is dan 8 meter

5.13.6 VR

86

m N 061 j

de aanhangwagen ten behoeve van de landbouw breder is dan 3 meter

5.14.6 VR

86

m N 061 k

het breder is dan 1 meter

5.∗.6 VR

86/34

23

m N 061 l

het hoger is dan 1 meter

5.15.6 VR

86/34

m N 061 m

die bespannen is, breder is dan 2,60 meter

5.17.6 lid 1 VR

86

m N 061 n

die onbespannen is, breder is dan 1,50 meter

5.17.6 lid 2 VR

86

de toegestane asdruk of massa wordt overschreden met

m N 070 a

– meer dan 10%

5.∗.7 VR

115

115

115

115

m N 070 b

– meer dan 25%

5.∗.7 VR

173

173

173

173

m N 070 c

– meer dan 50%

5.∗.7 VR

231

231

231

231

m N 070 d

– meer dan 75%

5.∗.7 VR

289

289

289

289

de toegestane wieldruk of massa wordt overschreden met

m N 070 e

– meer dan 10%

5.∗.7 VR

115

115

115

m N 070 f

– meer dan 25%

5.∗.7 VR

173

173

173

m N 070 g

– meer dan 50%

5.∗.7 VR

231

231

231

m N 070 h

– meer dan 75%

5.∗.7 VR

289

289

289

van het rijdende werktuig de toegestane maximum massa wordt overschreden met

m N 071 a

meer dan 5% en t/m 10%

5.3.7 lid 2 VR

121

m N 071 b

meer dan 10% en t/m 15%

5.3.7 lid 2 VR

237

3-Motor

de bromfiets (constructiesnelheid max. 45 km/h) de maximumconstructiesnelheid overschrijdt

m N 081 a

t/m 10 km/h

5.6.8 lid 1 VR

28

m N 081 b

meer dan 10 en t/m 15 km/h

5.6.8 lid 1 VR

40

m N 081 c

meer dan 15 en t/m 20 km/h

5.6.8 lid 1 VR

63

m N 081 d

meer dan 20 en t/m 25 km/h

5.6.8 lid 1 VR

86

m N 081 e

meer dan 25 en t/m 30 km/h

5.6.8 lid 1 VR

115

de bromfiets (constructiesnelheid max. 25 km/h) de maximumconstructiesnelheid overschrijdt

m N 082 a

t/m 10 km/h

5.6.8.lid 2 VR

28

m N 082 b

meer dan 10 en t/m 15 km/h

5.6.8 lid 2 VR

40

m N 082 c

meer dan 15 en t/m 20 km/h

5.6.8 lid 2 VR

63

m N 082 d

meer dan 20 en t/m 25 km/h

5.6.8 lid 2 VR

86

m N 082 e

meer dan 25 en t/m 30 km/h

5.6.8 lid 2 VR

115

m N 090 a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.∗.9 lid 1 VR

115

115

115

115

115

m N 090 b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.∗.9 lid 1 VR

115

34

34

m N 090 c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.∗.9 lid 2 VR

115

115

115

115

34

115

115

34

m N 090 d

het brandstofsysteem niet deugdelijk is afgesloten

5.∗.9 lid 3 VR

115

115

115

115

34

115

115

34

m N 090 e

het niet is voorzien van een gaspedaal/gashendel

5.10.9 lid 4 VR

34

m N 090 f

het niet is voorzien van een brandstofniveaumeter (niet verplicht indien voertuig is voorzien van brandstoftank met reservestand)

5.10.9 lid 4 VR

34

m N 090 g

het voertuig dat is uitgerust met een elektromotor niet is voorzien van de vereiste schakelaars en indicatoren

5.∗.9 VR

34

34

m N 090 h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 VR

34

m N 100

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.∗.10 VR

132

132

132

132

m N 110 a

deze niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.∗.11 lid 1 VR

86

86

86

86

34

86

86

34

m N 110 b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.∗.11 lid 2 VR

86

86

86

86

86

86

34

m N 110 c

het niet voldoet aan de eisen gesteld ten aanzien van luchtverontreiniging, geluidsproductie, geluidsniveau, uitlaatgassen of het stationaire mengsel (geluidsniveau cat. 4 en 6 zie N110 h t/m k)

5.∗.11 VR

86

86

86

86

34

m N 110 d

de vereiste symbolen niet aanwezig of goed leesbaar zijn

5.∗.11 VR

86

86

m N 110 e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.∗.11 VR

86

86

86

34

m N 110 f

de uitmonding van de uitlaat hoger is gelegen dan de bovenkant van de zitplaats

5.6.11 lid 2 VR

34

m N 110 g

de uitstroomrichting van de uitlaatleiding niet horizontaal en evenwijdig aan het mediaanlangsvlak is

5.6.11 lid 3 VR

34

het niet voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het geluidsniveau

m N 110 h

– overschrijding van het niveau tot en met 9 dB(A)

5.4.11 VR

86

m N 110 j

– overschrijding tot en met het niveau van 101 dB(A)

5.6.11 VR

34

m N 120 a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.∗.12 lid 1 VR

86

86

86

86

86

86

34

34

m N 120 b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.∗.12 VR

86

86

86

86

34

86

86

34

34

m N 120 c

het voertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.∗.12 lid 3 VR

14

14

m N 130 a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.∗.13 VR

86

86

86

86

34

m N 130 b

de rubbers zijn doorgescheurd/de vulcanisatie is losgeraakt

5.∗.13 VR

86

86

86

86

34

m N 130 c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.∗.13 VR

86

34

4-krachtoverbrenging

m N 140 a

het met een ledige massa van meer dan 400 kg niet is voorzien van een achteruitrijdinrichting

5.7.14 VR

57

m N 140 b

het niet is voorzien van een achteruitrijdinrichting

5.∗.14 VR

57

23

m N 150 a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.∗.15 VR

28

28

m N 150 e

het na 26-11-1975, doch voor 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.∗.15 VR

28

28

m N 160 a

de onderdelen van de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd zijn

5.∗.16 VR

57

57

57

57

23

57

57

23

m N 160 b

de koppeling niet deugdelijk is

5.∗.16 VR

57

57

57

57

m N 170 a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 VR

23

m N 170 b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 VR

23

5-Assen

m N 180

de assen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.∗.18 VR

57

57

57

57

23

57

57

23

57

57

57

57/23

m N 190

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.∗.19 VR

86

86

86

86

86

m N 200

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.∗.20 VR

57

57

57

57

57

m N 210

de wielbasis te veel afwijkt

5.∗.21 VR

57

57

57

57

m N 220

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis en de carrosserie te veel verschillen

5.∗.22 VR

86

86

m N 230

de spoorbreedte te groot is

5.∗.23 VR

57

57

m N 240 a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.∗.24 VR

86

86

86

86

86

86

86/34

m N 240 b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.3.24–26 VR

132

m N 240 c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.∗.24 VR

86

34

34

m N 240 d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.12.24 en 26 VR

132

m N 250

de wielnaven niet deugdelijk bevestigd zijn

5.∗.25 VR

86

86

6-Ophanging

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.∗.27 VR

m N 270 a

– 1 band

57

57

57

57

23

23

57/23

m N 270 b

– 2 banden

115

115

115

115

46

46

115/46

m N 270 c

– 3 banden

173

173

173

173

69

69

m N 270 d

– 4 banden

231

231

92

een band/de banden beschadigd of versleten is/zijn.

5.∗.27 VR

m N 270 e

– 1 band

57

57

57

23

57

57

23

57

57/23

m N 270 f

– 2 banden

115

115

115

46

115

115

46

115

115/46

m N 270 g

– 3 banden

173

173

173

69

173

173

69

173

m N 270 h

–4 banden

231

231

231

92

231

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat. Per (band) beschadiging

5.∗.27 VR

m N 270 i

– 1 band

57

57

57

57

23

57

57

57

57

57

m N 270 j

– 2 banden

115

115

115

115

46

115

115

115

115

115

m N 270 k

– 3 banden

173

173

173

173

69

173

173

173

173

173

m N 270 l

–4 banden

231

231

231

231

231

231

231

de band(en) beschadigd of versleten is/zijn of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.∗.27 VR

m N 270 m

– 1 band

80

80

m N 270 n

– 2 banden

138

138

m N 270 o

– 3 banden

196

196

m N 270 p

– 4 banden

254

254

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden/rupsbanden

5.∗.27 VR

m N 271 a

– 1 band

57

57

m N 271 b

–2 banden

115

115

m N 271 c

– 3 banden

173

173

m N 271 d

– 4 banden

231

231

de wielen zijn voorzien van niet toegestane banden

5.∗.27 VR

m N 271 e

– 1 band

57

57

57

m N 271 f

– 2 banden

115

115

115

m N 271 g

– 3 banden

173

173

173

m N 271 h

– 4 banden

231

231

231

de banden op een as niet dezelfde karkasstructuur hebben

5.∗.27 VR

m N 271 i

– 1 as

57

57

57

m N 271 j

–2 assen

115

115

de luchtbanden op een as niet dezelfde karkasstructuur hebben

5.12.27 VR

m N 271 k

–1 as

57

m N 271 l

– 2 assen

115

m N 271 m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 VR

28

m N 280

het veersysteem, de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn

5.∗.28 VR

86

86

86

86

34

86

34

86

86

7-Stuurinrichting

m N 290

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.∗.29–30 VR

144

144

144

144

57

144

144

23

57

57

144

8-Reminrichting

m N 310 a

de onderdelen van de reminrichting niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.∗.31 VR

115

115

115

115

46

115

115

46

115

115

m N 310 b

het niet is voorzien van een gelijkmatig werkende reminrichting

5.13.31 VR

115

m N 320 a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.∗.32/33 VR

28

28

28

m N 320 b

het remsysteem niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting (indien verplicht)

5.10.32 VR

14

m N 340

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.34 VR

28

m N 350 a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.3.35 lid 1 VR

115

m N 350 b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.∗.35 lid 1 VR

57

57

m N 350 c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.∗.35 lid 2 VR

167

167

m N 350 d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.∗.35 lid 3 VR

57

57

m N 350 e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

167

167

m N 360

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.∗.36 VR

167

167

m N 370 a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.3.37 VR

115

m N 370 b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.3.37 VR

115

m N 370 c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.3.37 VR

115

m N 370 d

de afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen van het, na 31-03-1990 in gebruik genomen, voertuig een hogere aansluitdruk doorstuurt dan toegestaan

5.3.37 VR

115

m N 380 m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van 400 kg of minder), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of tengevolge van overberemming van de achteras

5.∗.38 VR

167

167

167

57

167

m N 380 n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.∗.38 VR

86

167

167

86

m N 380 o

de bedrijfsrem niet gelijkmatig op de wielen van één as remt

5.∗.38 VR

167

167

57

m N 380 p

het niet is voorzien van een goed werkende reminrichting

5.9.38 VR

23

m N 380 q

de reminrichting of de onderdelen hiervan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd)

5.11.38 VR

46

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12 particulier gebruik) de vermindering bedraagt

5.∗.38 VR

m N 381 a

– 0 t/m 0,5 m/s2

144

144

144

144

m N 381 b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

190

190

190

190

m N 381 c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

237

237

237

237

m N 381 d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

286

286

286

286

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik) de vermindering bedraagt

5.∗.38 VR

m N 381 f

– 0 t/m 0,5 m/s2

237

237

m N 390 a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.∗.39 VR

28

28

28

28

28

m N 390 b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijk vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.∗.39 VR

14

14

m N 390 c

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet, geldt niet voor motorrijtuigen die voor 1-01-2000 in het verkeer zijn gebracht

5.10.39 VR

14

m N 390 d

het niet voorzien is van een goed bereikbare vastzetinrichting

5.11.39 VR

14

m N 390 e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 VR

57

het afzonderlijke hulpremsysteem van voertuigen die na 30-06-1967 in gebruik zijn genomen

5.∗.40 VR

m N 400 a

– niet goed functioneert

144

144

144

m N 400 b

– niet voldoet aan de vereiste remvertraging

144

144

144

m N 400 c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 VR

144

m N 400 d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.12.40 VR

144

m N 400 e

die een motor heeft niet is voorzien van een dodemansknop

5.17.40 VR

57

9-Carrosserie

m N 410 a

de deuren en de laadbakkleppen van bedrijfsauto's (cat.3) niet goed sluiten of de deuren die direkt toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde konden worden geopend.

5.∗.41 VR

57

57

57

57

57

23

m N 410 b

het slot of de scharnieren aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.∗.41 VR

57

57

57

23

57

m N 410 c

de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.∗.41 VR

57

57

57

m N 410 d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.∗.41 VR

57

23

m N 410 e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.∗.41 VR

57

23

m N 410 f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.∗.41 VR

57

57

m N 410 g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.∗.41 VR

57

57

m N 410 h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.∗.41 VR

57

57

57/23

de voorruit, de zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

m N 420 a

– is beschadigd of verkleurd

5.∗.42 VR

86

86

86

86

86

23

m N 420 b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht belemmeren

5.∗.42 VR

86

86

86

86

86

23

m N 420 c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.10.42 lid 1 VR

23

m N 430 a

niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie

5.∗.43 VR

57

57

14

m N 430 b

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie(m.u.v. voertuigen in gebruik genomen voor 27-11-1975 met een ledige massa van niet meer dan 400 kg)

5.5.43 lid 1 VR

57

m N 430 c

niet is voorzien van een goed werkende automatische ruitenwisserinstallatie

5.∗.43 VR

57

57

m N 430 d

het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit

5.2.43 lid 2 VR

57

m N 430 e

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit

5.3.43 lid 2 VR

57

m N 430 f

de na 30-06-1985 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie

5.3.43 lid 3 VR

57

m N 430 g

het na 31-12-1994 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit

5.5.43 lid 3 VR

57

m N 430 h

het niet is voorzien van een goedwerkende ruitensproeierinstallatie

5.10.43 VR

14

m N 440 a

het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit

5.∗.44 VR

57

m N 440 b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit

5.3.44 VR

57

m N 440 c

de na 30-06-1985 in gebruik genomen bus niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit

5.3.44 VR

57

m N 440 d

deze niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit

5.10.44 VR

14

m N440 e

het na 16-6-2003 in gebruik genomen voertuig met een voorruit of het na 31-12-1994, doch voor 17-6-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie niet voorzien is van een goedwerkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit

5∗44 VR

57

m N 450 a

deze niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels die aan de eisen voldoen

5.∗.45 VR

57

57

57

57

23

m N 450 b

het na 26-11-1975, doch voor 17-6-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van de linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 VR

57

m N 450 c

het na 31-12-1996, doch voor 17-6-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 VR

57

m N 450 d

het voor 27-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 VR

57

m N 450 e

het na 17-6-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien, niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 VR

57

m N 450 f

het niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 VR

57

m N450 g

het na 17-6-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- of rechterbuitenspiegel

57

m N 460 a

de zitplaatsen niet deugdelijk bevestigd zijn

5.∗.46 VR

57

57

57

23

23

m N 460 b

de zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig niet aan de eisen voldoen

5.2.46 VR

57

m N 460 c

de zitplaatsen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.∗.46 VR

57

57

57

23

m N 460 d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.4.46 VR

57

m N 460 e

de zitplaatsen of de verstelbare rugleuning van het na 30-09-1971 in gebruik genomen voertuig met een ledige massa van meer dan 400 kg niet aan de eisen voldoen

5.5.46 VR

57

m N 460 f

de trappers of de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.6.46 VR

23

m N 460 g

de trappers niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.9.46 VR

17

m N 470 a

de autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn

5.2.47 VR

57

m N 470 b

de autogordels voor de voorzitplaatsen die aan een portier grenzen van tussen 1-01-1971 en 1-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn

5.∗.47 VR

57

57

m N 470 c

de autogordels niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.∗.47 VR

57

57

57

m N 470 d

de autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn

5.3.47 lid 1 VR

57

m N 470 e

de autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van op of na 1 januari 1990 en voor 1 januari 1998 in gebruik genomen voertuigen die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht ,niet aanwezig zijn

5.3.47 lid 3 VR

57

m N 470 f

de autogordels voor de voorzitplaatsen, die aan een portier grenzen, van na 1-01-1971 en voor 1-01-1990 in gebruik genomen voertuigen die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, niet aanwezig zijn

5.3.47 lid 4 VR

57

m N 470 g

de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van autogordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 16-6-2003 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van autogordels. 5.5.47 VR

57

m N 480 a

het voertuig scherpe delen heeft

5.∗.48 VR

86

86

86

86

34

86

86

23

34

34

86

86

86

86/34

86

m N 480 b

het voertuig uitstekende niet afgeschermde delen heeft

5.∗.48 VR

86

86

86

86

86

34

86

86

86

86/34

86

m N 480 c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.∗.48 VR

86

86

86

86

34

34

86

86

86/34

m N 480 d

de reservewielhouder niet deugdelijk is (bevestigd)

5.∗.48 VR

86

86

86

34

86

86

86/34

m N 480 e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.∗.48 VR

86

86

86

86

34

86

86

34

86

86

86

86/34

m N 480 f

de wielen/banden aanlopen

5.14.48 VR

86

m N 480 g

de uitschuifbare aanhangwagen die is ingericht voor het vervoer van ondeelbare lading niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.12.48 VR

86

m N 490

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk die aan de vereisten voldoet

5.∗.49 VR

121

121

m N 500

aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.∗.50 VR

28

28/-

10-Verlichting het niet is voorzien van goed werkende/op de juiste plaats aangebrachte

m N 510 a

– richtingaanwijzer(s)

5.∗.51–63 VR

57

57

57

57

57

14

57

57

57

57/-

m N 510 b

– richtingaanwijzer(s) (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

57

14

m N 510 c

– richtingaanwijzer(s) (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

14

m N 510 d

–waarschuwingsknipperlichten

5.∗.51–63 VR

28

28

28

28

28

m N 510 e

– waarschuwingsknipperlichten (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

14

m N 510 f

– waarschuwingsknipperlichten (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

14

28

m N 510 g

– zijrichtingaanwijzer(s)

5.∗.51–63 VR

28

28

28

m N 510 h

–zijrichtingaanwijzer(s) (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

28

m N 510 i

– remlichten

5.∗.51–63 VR

57

57

57

57

57

14

57

57

57

57/-

m N 510 j

– remlichten (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

57

14

m N 510 k

– remlichten (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

14

m N 510 l

–kentekenplaatverlichting

5.∗.51–63 VR

28

28

28

28

28

28

m N 510 m

– rode retroreflectoren

5.∗.51–63 VR

28

28

28

28

28

28

28

17

28

28

28

28

28

28/28

17

28

m N 510 n

– achteruitrijlichten

5.∗.51–63 VR

28

28

28

m N 510 o

– achteruitrijlichten (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

28

14

28

28

28

m N 510 p

– markeringslichten (voor- en achterzijde)

5.∗.51–63 VR

28

28

28

m N 510 q

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

28

28

28

m N 510 r

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

28

m N 510 s

– zijmarkeringslichten

5.∗.51–63 VR

28

28

m N 510 t

–zijmarkeringslichten (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

28

28

m N 511 a

– zijreflectoren

5.∗.51–63 VR

28

28

`

28

28

28

28/14

m N 511 b

– zijreflectoren (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

28

m N 511 c

– zijreflectoren (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

14

14

28

m N 511 d

– witte retroreflectoren

5.∗.51–63 VR

28

28

28

m N 511 e

– witte retroreflectoren (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

17

m N 511 f

– witte retroreflectoren (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

14

14

28

m N 511 g

– achtermarkering bij meer dan 3500 kg

5.∗.51–63 VR

28

28

m N 511 h

– achtermarkering bij meer dan 3500 kg (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

28

m N 511 i

– richtlicht (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

28

28

28

28

28

14

m N 511 j

– bermlicht (indien aanwezig)

5.∗.51–63 VR

28

28

28

28

28

28

14

m N 511 k

– wielreflectie

5.∗.51–63 VR

17

17

m N 511 l

– trapreflectie (indien verplicht)

5.∗.51–63 VR

14

17

m N 512 a

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben

5.∗.51–59 VR

86

86

86

86

34

86

86

23

34

34

86

86

86

86/34

23

86

m N 512 b

de glazen van de verlichtingsarmaturen niet aan de gestelde eisen voldoen

5.∗.55 VR

86

86

86

86

34

86

86

34

86

86

86

86/34

m N 513

het niet is voorzien van een rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek

5.∗.51 VR

86

86

86

m N 560

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.∗.56 VR

57

57

57

57

57

57

23

m N 620

niet is voorzien van een controlelampje voor ingeschakelde mistlichten

5.∗.62 VR

28

28

28

28

28

28

14

m N 640

het is voorzien van verblindende/knipperende verlichting

5.∗.64 VR

57

57

57

57

23

57

57

17

23

23

57

57

57

57/23

17

57

m N 650

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan

5.∗.65 VR

57

57

57

57

23

57

57

17

23

23

57

57

57

57/23

17

57

11-verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

m N 660 a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.∗.66 VR

115

115

115

115

80

115

115

m N 660 b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is, deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.∗.66–70 VR

115

115

115

m N 660 c

de middenasaanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.∗.66 lid 5 VR

28

28

m N 660 d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66–70 VR

115/46

12-Diversen

m N 710 a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.∗.71 VR

28

28

28

28

28

28

m N 710 b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.∗.71 VR

14

14

m N 710 c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 VR

14

m N 710 d

het niet is voorzien van een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte

5.10.71 VR

14

m N 720

het aan de voorzijde niet is voorzien van een sleepbevestigingspunt

5.∗.72 VR

28

28

voor 1-01-2000 in het verkeer gebrachte voor het vervoer van gehandicapten ingerichte motorrijtuigen met een elektromotor of met een verbrandingsmotor van ten hoogste 250 cm 2, niet zijnde invalidenvoertuigen

9.1 VR

m N 800 a

– gebruikt door een valide

144

m N 800 b

– gebruikt buiten de bebouwde kom

57

0-Algemeen

m P 010 a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 VR

86

86

86

86

34

m P 010 b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 VR

86

m P 010 c

met het gehandi- captenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 VR

34

34

m P 010 d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 4 VR

86

m P 020 a

met het motorrijtuig meer dan één motorrijtuig of samenstel van voertuigen wordt voortbewogen

5.18.2 lid 1 VR

86

86

86

86

34

86

86

m P 020 b

met het motorrijtuig een tweewielig motorrijtuig wordt voortbewogen

5.18.2 lid 2 VR

86

86

86

86

34

86

86

m P 020 c

met het tweewielig motorrijtuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorrijtuig of een samenstel van voertuigen wordt voortbewogen

5.18.2 lid 3 VR

86

86

86

86

34

86

86

m P 030

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 VR

57

57

57

57

23

57

57

17

23

23

57

57

57

57/23

17

57

m P 040

het niet zodanig is beladen dat hij voldoende uitzicht naar voren, opzij en naar achteren heeft

5.18.4 VR

57

57

57

57

23

57

57

17

23

23

m P 050

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 VR

57

57

57

57

23

57

57

17

23

m P 060

het zodanig is beladen dat er gevaar bestaat voor het op de weg vallen van lading

5.18.6 VR

115

115

115

115

46

115

115

34

46

46

115

115

115

115/46

34

115

bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig:

5.18.7 lid 1 VR

m P 070 a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

115

115

115

m P 070 b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

115

115

115

m P 070 c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 meter buiten de zijkanten uitsteekt

86

86

86

m P 070 d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

86

86

86

m P 070 e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

57

57

57

m P 070 f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

57

57

57

m P 070 g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer dan 50 kg

57

57

57

m P 070 h

– de lastdrager het wegdek kan raken

57

57

57

m P 070 i

– de achter gebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

57

57

57

bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 2 VR

m P 070 j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

115

115

115

m P 070 k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

115

115

115

m P 070 l

– de maximale daklast wordt overschreden

86

86

86

m P 070 m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

86

86

86

m P 080

de lading van voertuig scherpe delen heeft

5.18.8 VR

86

86

86

86

34

86

86

23

34

34

86

86

86

86/34

23

86

m P 090

de opgeklapte delen niet deugdelijk vergrendeld zijn

5.18.9 VR

86

86

86

86

34

86

86

23

34

34

86

86

86

86/34

23

86

m P 100 a

de aanhangwagen niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorrijtuig

5.18.10 lid 1 VR

57

57

m P 100 b

de aanhangwagen niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 2–3 VR

57

57

1-afmetingen en massa's

Lengte samenstel (onbeladen) cq. indien geen sprake is van uitstekende lading

de maximum lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 VR

m P 111 a

t/m 0,25 m

5.18.20 VR

121

121

121

121

121

m P 111 b

van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

237

237

237

237

237

lengte; uitstekende lading voorzijde

m P 120

de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen, met inbegrip van de lading niet meer bedraagt dan de lengte van het voertuig of samenstel van voertuigen in onbeladen toestand vermeerderd met 1 meter, waarbij de lading voor het voertuig uitsteekt

5.18.12 VR, 5.18.21 VR

86

57

86

86

86

86

86

de lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen met inbegrip van in lengte ondeelbare lading:

5.18.13 VR

m P 130 b

– meer dan 3,5 meter voor het hart van het stuurwiel uitsteekt

86

86

86

m P 130 c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

57

57

m P 130 d

–die voor of meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

57

57

57

57

57

de lading van een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat wordt gebruikt voor het vervoer van voertuigen, niet langer dan 20 meter:

5.18.13 VR

m P 130 f

– meer dan 2 meter achter de aanhangwagen en meer dan 5 meter achter de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

57

m P 130 g

– meer dan 0,50 meter voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

57

m P 130 h

– die voor of meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt, aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

57

de lading van een beladen samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat wordt gebruikt voor het vervoer van voertuigen, langer dan 20 meter:

5.18.13 VR

m P 130 i

t/m 0,25 m

121

121

m P 130 j

van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

237

237

lengte; uitstekende lading achterzijde

de lading (meer dan de toegestane lengte) achter (de achterste as van) het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk meer dan 0,60 meter van de uiterste achterzijde is aangebracht (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 VR, 5.18.21 VR

m P 121 a

t/m 0,25 m

121

121

m P 121 b

van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

237

237

m P 121 f

de lading meer dan de toegestane lengte achter (de achterste as van) het voertuig in gebruik genomen na 30-06-1967 en voor 01-01-1996 uitsteekt en de vereiste stootbalk niet op de juiste wijze is aangebracht (categorie 12 particulier gebruik)

5.18.12 VR, 5.18.21 VR

57

57

57

57

57

57

57

lengte; ondeelbare lading

de lading meer dan de toegestane lengte achter (de achterste as van) het voertuig uitsteekt (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 VR, 5.18.21 VR

m P 131 a

t/m 0,25 m

121

121

m P 131 b

van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

237

237

m P 131 f

de lading meer dan de toegestane lengte achter (de achterste as van) het voertuig uitsteekt (categorie 12 particulier gebruik)

5.18.13 VR, 5.18.21 VR

57

57

57

57

57

57

57

breedte; deelbare lading

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading de maximum breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 VR, 5.18.22 VR

m P 141 a

t/m 0,20 m

92

92

92

92

92

92

92

92

m P 141 b

van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

144

144

144

144

144

144

144

144

m P 141 c

van meer dan 0,45 m en t/m 0,70 m

237

237

237

237

237

237

237

237

breedte; ondeelbare lading

m P 140 d

de in de breedte ondeelbare lading, die meer dan 0,10 meter buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor fietsen op een lastdrager)

5.18.14 VR

57

57

57

57

57

m P 140 e

de lading meer dan 0,20 meter buiten elke zijkant van de personenauto of van het driewielig motorrijtuig, dat na 31-10-1997 in gebruik is genomen, uitsteekt

5.18.14 VR

86

86

het voertuig met inbegrip van de (ondeelbare) lading de maximum breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 VR

m P 142 a

t/m 0,25 m

190

190

190

190

190

190

190

190

m P 142 b

van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

286

286

286

286

286

286

286

286

Hoogte

het voertuig met inbegrip van de lading hoger is dan 4,00 meter, een overschrijding:

5.18.15 VR, 5.18.23 VR.

m P 150 a

t/m 0,10 m

92

92

92

92

92

92

92

92

m P 150 b

van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

190

190

190

190

190

190

190

190

Massa

het voertuig zodanig is beladen dat de toegestane maximum last van enige as of asstel, dan wel de toegestane maximum massa wordt overschreden met

5.18.17 VR

m P 170 a

– meer dan 10%

115

115

115

115

115

m P 170 b

– meer dan 25%

173

173

173

173

173

m P 170 c

– meer dan 50%

231

231

231

231

231

m P 170 d

– meer dan 75%

289

289

289

289

289

m P 170 e

het voertuig zodanig is beladen dat de toegestane maximum last onder de koppeling wordt overschreden

5.18.17 VR

57

57

57

57

57

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan in het kentekenregister of op het kentekenbewijs van het trekkend motorrijtuig vermeld

5.18.18 VR

m P 180 a

– meer dan 10%

115

115

m P 180 b

– meer dan 25%

173

173

m P 180 c

– meer dan 50%

231

231

m P 180 d

– meer dan 75%

289

289

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig aangebrachte identificatie kenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo'n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorrijtuig of meer dan de massa in bedrijfsklare toestand van het trekkend motorrijtuig indien het een personenauto betreft die na 31-12-1994 in gebruik is genomen

5.18.18 VR

m P 180 e

– meer dan 10%

115

115

m P 180 f

– meer dan 25%

173

173

m P 180 g

– meer dan 50%

231

231

m P 180 h

– meer dan 75%

289

289

de totale massa van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa

5.18.18 lid 2a VR

m P 180 i

– meer dan 10%

115

115

115

m P 180 j

– meer dan 25%

173

173

173

m P 180 k

– meer dan 50%

231

231

231

m P 180 l

– meer dan 75%

289

289

289

de totale massa van het samenstel van voertuigen meer bedraagt dan vijf maal de maximum toegestane last onder de aangedreven as(sen) van het trekkend motorrijtuig

5.18.18 lid 2b VR

m P 180 m

– meer dan 10%

115

115

115

m P 180 n

– meer dan 25%

173

173

156

m P 180 o

– meer dan 50%

231

231

231

m P 180 p

– meer dan 75%

289

289

289

de totale massa van het van het voertuig of samenstel van voertuigen meer bedraagt dan 50 000 kg of indien het een rijdend werktuig is 60 000kg.

5.18.18 lid 2 VR

m P 180 q

– tot en met 10%

289

289

289

m P 181 a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorrijtuig in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.18 VR

121

121

121

m P 181 b

de last onder de bestuurde as(sen) van een geleed motorrijtuig minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 VR

121

m P 181 c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van aanhangwagens in beladen toestand, niet zijnde middenasaanhangwagens of opleggers, minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand

5.18.18 en 24 VR

121

121

121

m P 181 d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 VR

121

m P 190 a

de breedte of de hoogte van de gekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading meer bedraagt dan 1 meter

5.18.19 VR

86/-

m P 190 b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende motorfiets

5.18.19 VR

86/-

m P 190 c

de afstand van de achteras van de trekkende motorfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 meter

5.18.19 VR

86/-

bij vervoer van lading die redelijkerwijs niet in de lengte deelbaar is, de lading van het voertuig of samenstel:

5.18.21 VR

m P 210 e

meer dan 3,5 meter voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

57

57

57

m P 210 f

meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt, terwijl de achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

57

57

57

m P 240 a

de last onder de bestuurde as(sen) van landbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid minder bedraagt dan 1/5 deel van de ledige massa

5.18.24 lid 1 VR

121

121

de totale massa van samenstellen van landbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid en een of meer aanhangwagens mag in beladen toestand niet meer bedragen dan 50 000 kg.

5.18.25 VR

m P 250 a

– tot en met 10%

289

289

m P 260 a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 meter

5.18.26 lid 1 VR

34

m P 260 b

de bromfiets op meer dan twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 2 meter

5.18.26 lid 2 VR

34

de gekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading

m P 270 a

– breder is dan 1 meter

5.18.27 en 29 VR

-/34

23

m P 270 b

– hoger is dan 1 meter

5.18.27 VR

-/34

m P 270 c

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van de trekkende bromfiets

5.18.27 VR

-/34

m P 270 d

de afstand van de achteras van de trekkende bromfiets tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2 meter

5.18.27 VR

-/34

m P 280 a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 meter

5.18.28 lid 1 VR

23

m P 280 b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 meter

5.18.28 lid 2 VR

23

het voertuig met inbegrip van de lading:

m P 300 a

– breder is dan 1,10 meter

5.18.30 lid 1 VR

34

34

m P 300 b

–breder is dan 1,50 meter

5.18.30 lid 2 VR

86

m P 300 c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 meter of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 meter

5.18.30 lid 3 VR

86

m P 300 d

– hoger is dan 2 meter

5.18.30 lid 4 VR

34

34

m P 300 e

– hoger is dan 4 meter

5.18.30 lid 5 VR

86

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12 000 kg meer bedraagt dan de som van aslasten van het trekkend motorrijtuig

5.18.31 VR

m P 310 a

– meer dan 10%

121

m P 310 b

– meer dan 25%

237

m P 310 e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 VR

57

m P 310 f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg minder bedraagt dan 1 % van de toegestane maximum massa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 VR

57

3-Reminrichting

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan:

5.18.33 VR

m P 330 a

– de helft van de massa in bedrijfsklare toestand van de na 31-12-94 in gebruik genomen personenauto

167

167

m P 330 b

– de helft van de ledige massa vermeerdert met 50 kg van de voor 01-01-95 in gebruik genomen personenauto

167

167

m P 330 c

– 750 kg

86

m P 330 d

– de helft van de ledige massa van het trekkend bedrijfsvoertuig / driewielig motorrijtuig

86

86

m P 340 a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 VR

144

144

144

144

144

m P 340 b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden

5.18.34 lid 2 VR

57

57

57

57

57

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 VR

m P 350 a

– 0 t/m 0,5 m/s2

144

144

144

m P 350 b

–0,51 t/m 1,0 m/s2

190

190

190

m P 350 c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

237

237

237

m P 350 d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

286

286

286

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel de, vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 VR

m P 350 f

– 0 t/m 0,5 m/s2

237

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 VR

m P 351 a

– 0 t/m 0,5 m/s2

144

144

m P 351 b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

190

190

m P 351 c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

237

237

m P 351 d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

286

286

m P 360

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 VR

57

57

57

57

57

4-verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

m P 370

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 VR

57

57

57

57

57

m P 380

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig is aangesloten, dat de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 VR

57

57

57

57/23

17

5-verbinding tussen voertuigen

m P 540

de aanhangwagen niet middels een deugdelijke koppeling met het trekkend voertuig is verbonden

5.18.54 VR

115

115

115

115

46

115

115

34

m P 550

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig wordt in een uiterste stand tot 90 graden begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling, besturingsonderdelen of, indien aanwezig, de hulpkoppeling

5.18.55 VR

57

57

m P 560 a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 VR

57

57

m P 560 b

de koppelinrichting op het trekkend voertuig niet verticaal beweegbaar is indien de gekoppelde aanhangwagen is voorzien van een trekdriehoek met verzet

5.18.56 lid 2 VR

57

57

57

m P 560 c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van trekker en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 VR

57

m P 570

de hulpkoppeling van een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg. niet op de vereiste wijze is aangebracht

5.18.57 VR

57

57

m P 580

de koppeling van de gekoppelde aanhangwagen geen bewegingen toelaat om een horizontale en een verticale as, loodrecht op de lengteas van het trekkend voertuig

5.18.58 VR

57/23

m P 590

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 VR

17

6-diversen

m P 600

het niet is voorzien van het vereiste bord of vlak met de aanduiding 45 niet op de achterzijde van de drie of meer wielige bromfiets met gesloten carrosserie

5.18.60 VR

23

Nummers R701-R703: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

m R 701

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aan te brengen, te doen aanbrengen, aangebracht houden, te verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan weg te nemen

1a BABW

57

m R 702

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aan te brengen, te doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

57

m R 703

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

55 jo 51 BABW

57

nummers K 405-K550: Kentekenreglement

m K 405

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

57

Wijziging van de tenaamstelling; overdracht tussen particulieren

m K 415 a

–deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen

26 lid 1 sub a Kr

28

m K 415 b

– deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen

26 lid 1 sub b Kr

115

m K 415 c

– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen

26 lid 1 sub b jo. 18 Kr

115

m K 420

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

26 lid 2 Kr

231

m K 425

het vrijwaringsbewijs en het oude deel II niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven

26 lid 4 Kr

28

m K 430

deel I niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II

26 lid 5 Kr

28

m K 435

het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II

26 lid 5 jo. 18 Kr

28

wijziging van de tenaamstelling: overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad

m K 440 a

– deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen

27 lid 2 sub a Kr

28

m K 440 b

– deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b Kr

115

m K 440 c

– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b jo. 18 Kr

115

m K 445

deel I niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II

27 lid 6 Kr

28

m K 450

het ontvangstbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel II

27 lid 6 jo. 18 Kr

28

wijziging van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig uit bedrijfsvoorraad

bedrijfsvoorraad deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond overdragen aan

28 lid 1 jo.

m K 455 a

– de nieuwe eigenaar of houder (particulier)

– 26 lid 1 sub a Kr

57

m K 455 b

– het erkende bedrijf

–27 lid 2 sub a Kr

57

als erkend bedrijf deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II nog niet is ontvangen, van

28 lid 1 jo.

m K 460 a

– een particulier

– 26 lid 1 sub b Kr

144

m K 460 b

– een erkend bedrijf

– 27 lid 2 sub b Kr

144

m K 465

als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

28 lid 1 jo. 26 lid 2 Kr

231

m K 470

als particulier het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven

28 lid 1 jo. 26 lid 4 Kr

28

deel I na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude bedrijfsvoorraad deel II niet terstond afgeven aan

28 lid 1 jo.

m K 475 a

– de nieuwe eigenaar of houder (particulier)

– 26 lid 5 Kr

57

m K 475 b

– het erkende bedrijf

–27 lid 6 Kr

57

m K 480

als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)

28 lid 2 Kr

231

wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

m K 485

als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven

29 lid 1 Kr

231

Verval van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig aan een persoon in het buitenland

m K 490 a

– het (bedrijfsvoorraad) deel II en het overschrijvingsbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder overdragen

31 lid 1 sub a en 31 lid 6 jo lid 1 Kr

28

m K 490 b

– deel I afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen

31 lid 1 sub b Kr

115

m K 490 c

– het ontvangstbewijs afgeven terwijl het afschrift van de uitvoerverklaring nog niet is ontvangen

31 lid 1 sub b jo. 18 Kr

115

m K 495

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week de vereiste documenten bij de Minister van Verkeer en Waterstaat inleveren

31 lid 2 en 31 lid 6 jo lid 2 Kr

231

m K 500

als nieuwe eigenaar of houder het afschrift van de uitvoerverklaring niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven

31 lid 4 Kr

28

m K 505

als eigenaar of houder deel I niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring

31 lid 5 Kr

28

m K 510

als eigenaar of houder het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het afschrift van de uitvoerverklaring

31 lid 5 jo. 18 Kr

28

m K 515

als nieuwe eigenaar of houder niet terstond een aangewezen legitimatiebewijs en de uitvoerverklaring inleveren bij het erkende bedrijf dat de uitvoer geautomatiseerd registreert

32 lid 2 Kr

231

m K 520

als kentekenhouder/bij overlijden zijn erfgenaam, niet de vereiste documenten inleveren bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, wanneer het voertuig voorgoed buiten Nederland wordt gebracht

33 lid 1 Kr en 33 lid 3 jo lid 1 KR

231

Aanvraag nieuw deel I

m K 525

niet op de voorgeschreven wijze een nieuw deel I aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

34 lid 1 Kr

144

Handelaarskenteken(bewijs)

m K 535

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

144

m K 540

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

231

Intrekking erkenning

m K 545

de verstrekte formulieren en bedrijfsvoorraadpassen niet onverwijld inleveren

49 lid 1 Kr

231

Inleverplicht oude bewijzen (overgangsbepaling)

m K 550

kentekenbewijzen en duplicaten afgegeven op basis van de (oude) Wegenverkeerswet en die hun geldigheid hebben verloren, niet onverwijld inleveren

54 lid 2 Kr

231

Nummer K 600 Reglement rijbewijzen (RR)

m K 600

als bestuurder van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A niet op eerste vordering het theoriecertificaat dan wel de oproep voor het examen ter inzage geven

2 lid 2 RR

28

nummers S 005-S340 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

Categorie-indeling C (maximum snelheid)

1. Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen en bromfietsen);

2. Vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen;

3. bromfietsen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

4. Landbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid;

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

VIII. Maximum snelheid

a. Algemeen

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is:

19 RVV 1990

m S 005 a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

132

132

52

als bestuurder niet in staat zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. De gedraging/overtreding is geconstateerd met behulp van het Videocontrole systeem (VCS)

m S 010 a

bij snelheden tot en met 80 km/h

132

132

b. binnen de bebouwde kom

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b/d RVV 1990 (cat 3)

m S 100 a

– tot en met 10 km/h

22 sub b RVV 1990 (cat 4)

28

28

28

28

m S 100 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

40

40

m S 100 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 100 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 100 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

m S 110 a

– tot en met 10 km/h

28

28

28

28

m S 110 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

40

40

m S 110 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 110 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 110 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

m S 120 a

– tot en met 10 km/h

28

28

28

28

m S 120 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

40

40

m S 120 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 120 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 120 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

m S 130 a

– tot en met 10 km/h

52

80

52

52

m S 130 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

80

80

m S 130 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

104

104

m S 130 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

132

132

m S 130 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

156

156

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

m S 140 a

– tot en met 10 km/h

52

80

52

52

m S 140 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

80

80

m S 140 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

104

104

m S 140 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

132

132

m S 140 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

156

156

c. (auto) wegen buiten de bebouwde kom

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2)

m S 200 a

– tot en met 10 km/h

21 sub b RVV 1990 (cat 3)

28

28

28

28

m S 200 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

22 sub b/d RVV 1990 (cat 4)

40

52

40

40

m S 200 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 200 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 200 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

m S 210 a

– tot en met 10 km/h

28

28

28

28

m S 210 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

40

40

m S 210 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 210 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 210 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

m S 220 a

– tot en met 10 km/h

28

28

28

28

m S 220 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

40

40

m S 220 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

80

63

63

m S 220 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

104

92

92

m S 220 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

132

115

115

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990

m S 230 a

– tot en met 10 km/h

52

80

m S 230 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

m S 230 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

m S 230 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

m S 230 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990

m S 240 a

– tot en met 10 km/h

52

80

m S 240 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

m S 240 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

m S 240 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

m S 240 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

d. Autosnelwegen

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (gedragsregel)

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a RVV 1990 (cat 2)

m S 300 a

– tot en met 10 km/h

28

28

m S 300 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

m S 300 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

52

80

m S 300 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

80

104

m S 300 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

104

132

m S 300 f

– meer dan 30 km/h en tot en met 35 km/h

132

m S 300 g

– meer dan 35 km/h en tot en met 40 km/h

156

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

m S 310 a

– tot en met 10 km/h

28

28

m S 310 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

m S 310 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

52

80

m S 310 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

80

104

m S 310 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

104

132

m S 310 f

– meer dan 30 km/h en tot en met 35 km/h

132

m S 310 g

– meer dan 35 km/h en tot en met 40 km/h

156

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

m S 320 a

– tot en met 10 km/h

28

28

m S 320 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

52

m S 320 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

52

80

m S 320 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

80

104

m S 320 e

–meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

104

132

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990

m S 330 a

– tot en met 10 km/h

52

80

m S 330 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

m S 330 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

m S 330 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

m S 330 e

– meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a RVV 1990

m S 340 a

– tot en met 10 km/h

52

80

m S 340 b

– meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

80

104

m S 340 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

104

132

m S 340 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

132

156

m S 340 e

–meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

156

185

nummers S 400a tot en met S 400e.

Tijdelijke verlaging van de maximumsnelheid bij verstoring van de olie-aanvoer. Maximumsnelheid 90 km per uur (cat 1.)

86b jo, 86a RVV 1990

m S 400 a

– tot en met 10 km/h

28

m S 400 b

–meer dan 10 km/h en tot en met 15 km/h

40

m S 400 c

– meer dan 15 km/h en tot en met 20 km/h

63

m S 400 d

– meer dan 20 km/h en tot en met 25 km/h

92

m S 400 e

–meer dan 25 km/h en tot en met 30 km/h

115

nummers R301-R630 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

Categorie-indeling B:

1. Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft:

2. Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

3. Bromfietsen, snorfietsen en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met motor;

4. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

5. Voetgangers;

6. Overige weggebruikers;

7. Schippers;

Een ieder;

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

I. Plaats op de weg

m R 301

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

86

86

m R 303

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

86

86

m R 304

als bestuurder van een ander voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

34

23

14

m R 305

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

14

m R 306

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

14

m R 307

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

14

m R 308

als(snor) fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

34

23

m R 309

als (snor) fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

34

23

m R 310

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

34

m R 311

als bromfietser bij gebreke van een fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

6 lid 2 RVV 1990

34

m R 312 b

als snorfietser met ingeschakelde motor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

34

m R 313

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

14

m R 314

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

14

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

m R 315 a

– rijdend

57

57

m R 315 b

– stilstaand

40

40

m R 316

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

23

m R 317

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

23

m R 318

als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

14

m R 319

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

57

57

m R 320

als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

23

m R 321

als bestuurder van een onbespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

14

m R 322

als geleider van rij- of trekdieren of vee een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

14

m R 323

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

34

II. Inhalen

m R 326

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 327

als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen

11 lid 2 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 328

als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats

12 RVV 1990

144

144

57

23

23

IV. Oprijden van kruispunten

m R 331

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

28

28

23

23

14

V. verlenen van voorrang

m R 336

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 337

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 338

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 340 a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

57

57

34

23

57

m R 340 b

als weggebruiker bij een overweg een railvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten

15a lid 2 RVV 1990

57

57

34

23

57

VI. doorsnijden militaire kolonnes

m R 341

als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden

16 RVV 1990

28

28

23

23

14

23

VII. Afslaan

m R 346

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

28

28

23

23

23

m R 347 a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hen op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 347 b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat naast dan wel links dicht achter hen bevindt

18 lid 1 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 347 c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat naast dan wel rechts dicht achter hen bevindt

18 lid 1 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 348

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

86

86

34

23

23

IX. Stilstaan

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg

5 WVW 1994

m R 395 a

– gevaar wordt veroorzaakt

63

63

63

m R 395 b

–gevaar kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

40

40

40

als bestuurder een voertuig laten stilstaan:

23 lid 1

m R 396 a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

40

40

40

m R 396 b

–op een fietsstrook

sub b RVV 1990

40

40

40

m R 396 c

–op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

40

40

40

m R 396 d

–op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

40

40

40

m R 396 e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

40

40

40

m R 396 f

–bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

40

40

40

m R 396 g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

40

40

40

m R 396 h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

40

40

40

m R 396 i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

40

40

40

m R 396 j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

40

40

40

X. Parkeren

als bestuurder een voertuig parkeren:

24 lid 1

m R 397 a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

40

40

40

m R 397 b

–voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

40

40

40

m R 397 c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

40

40

40

m R 397 d

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

40

40

40

m R 397 e

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

40

40

40

m R 397 f

–op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding onder het bord, dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

40

40

40

m R 397 g

–langs een gele onderbroken streep

62 jo 24 lid 1 sub e RVV 1990

40

40

40

m R 397 h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

24 lid 1 sub f RVV 1990

40

40

40

m R 397 i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

24 lid 1 sub g RVV

40

40

40

m R 397j

– op een parkeergelegenheid (borden E4 tot en met E13), buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

40

40

40

m R 398

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

40

40

40

m R 400a

Als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig niet is vorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeertijd niet is verstreken

25 lid 2 RVV 1990

40

m R 401

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)

25 lid 1 RVV 1990

40

40

40

m R 402 a

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een gehandi- captenvoertuig

26 RVV 1990

63

63

63

m R 402 b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandi- captenparkeerkaart

26 RVV 1990

63

63

63

m R 402 c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandi- captenparkeerplaats bestemd is

26 RVV 1990

63

63

63

m R 403 a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V.

40

m R 403 b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V.

40

m R 404

een muntstuk in een parkeermeter werpen op een tijdstip dat niet samenvalt met of onmiddellijk volgt op de feitelijke aanvang van het parkeren

Pl.V.

40

m R 405

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V.

40

17

17

m R 406

een voertuig te doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V.

40

40

40

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan:

Pl.V.

m R 409 a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

40

40

40

m R 409 b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

40

40

40

m R 409 c

–zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

40

40

40

m R 409 d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

40

40

40

een voertuig dat, met inbegrip van de lading,

m R 414 a

– langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen.

Pl.V.

40

40

m R 414 b

– langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Pl.V.

40

40

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeergelegenheid voor vergunninghouders

26a RVV 1990

m R 415 a

–zonder een geldige krachtens plaatselijke verordening afgegeven vergunning

40

40

40

m R 415 b

– terwijl de vergunning niet op de juiste wijze is aangebracht

40

40

40

m R 592

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning, dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V.

40

40

40

XII. Signalen

m R 419

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

57

57

23

14

57

57

XIII. gebruik van lichten tijdens het rijden

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

m R 421 a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

28

28

23

m R 421 b

–bij nacht, buiten de bebouwde kom

57

57

34

m R 421 c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

57

57

34

m R 425

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snor- fietser of als bestuur- der van een gehandi- captenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

57

57

34

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

m R 426 a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

28

28

23

m R 426 b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

57

57

34

m R 426 c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

57

57

34

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

m R 428 a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

28

28

m R 428 b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

28

28

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

m R 431 d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

28

28

m R 431 e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

57

57

m R 431 f

–bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

57

57

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet het in het Voertuigreglement voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

m R 432 d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

28

28

m R 432 e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

57

57

m R 432 f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

57

57

m R 434

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

57

57

34

m R 436

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

57

57

34

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voorlicht, dan wel achterlicht voeren

35 RVV 1990

m R 437 d

– als fietser

14

m R 437 g

– als bestuurder van een wagen

14

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

35 RVV 1990

m R 438 d

– als fietser

23

m R 438 g

– als bestuurder van een wagen

23

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

m R 445 c

– als ruiter

14

m R 445 d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

14

XIV. gebruik van lichten tijdens het stilstaan

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

m R 451 c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

57

m R 451 d

–op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

57

m R 453

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

23

XV. Bijzondere lichten

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, richtlicht of markeringslichten

41 RVV 1990

m R 456 a

– bij nacht

28

m R 456 b

–bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

57

XVI. Autosnelwegen en autowegen

a. Autosnelwegen

m R 461

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

86

86

57

57

57

57

57

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg

m R 462

– keren

43 lid 1 RVV 1990

144

144

m R 463

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

144

144

m R 464

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

86

86

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg:

43 lid 3 RVV 1990

m R 465 a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

144

144

m R 465 b

– gebruik maken van de berm

86

86

m R 465 c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

86

86

m R 466

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

86

m R 467

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

86

b. Autowegen

m R 468

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

86

86

57

57

57

57

57

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg

m R 469

– keren

43 lid 1 RVV 1990

144

144

m R 470

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

144

144

m R 471

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

86

86

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg:

43 lid 3 RVV 1990

m R 472 a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

144

144

m R 472 b

– gebruik maken van de berm

86

86

m R 472 c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

86

86

XVII. Erven

m R 476

als bestuurder binnen een erf sneller rijden dan stapvoets

45 RVV 1990

57

57

34

23

23

m R 478

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

40

40

XIX. Voetgangers

m R 481 a

als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

115

115

40

23

23

m R 481 b

als bestuurder een blinde, die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

115

115

40

23

23

m R 482

als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

115

115

40

23

23

m R 483

als bestuurder een bestuurder van een gehandicaptenvoer- tuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

115

115

40

23

23

XX. Voorrangsvoertuigen

m R 486

als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan

50 RVV 1990

86

86

34

23

14

23

XXI. Loslopend vee

m R 491

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

57

XXII. in- en uitstappende passagiers

m R 492

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

86

86

34

23

23

XXIII. Slepen

m R 501

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

28

28

m R 505

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

XXIV. Bijzondere manoeuvres

m R 506

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 507

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 508

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 509

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 510

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 511

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 512

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 513

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 514

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 515

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 516

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 517

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 518

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

28

28

23

m R 519

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

28

28

23

14

23

XXV. Onnodig geluid

m R 522

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser c.q. snorfietser onnodig geluid veroorzaken

57 RVV 1990

86

86

86

XXVI. Gevarendriehoek

m R 526

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

28

28

XXVII. Autogordels

m R 533

als bestuurder van een motorvoertuig of als naast hem gezeten passagier geen gebruik maken van de voor hem beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

40

40

m R 534

als niet naast de bestuurder van een motorvoertuig gezeten passagier, geen gebruik maken van de voor hem beschikbare autogordel

59 lid 2 RVV 1990

40

als bestuurder

m R 535 a

– de naast hem gezeten passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 4 jo. 59 lid 1 RVV 1990

40

m R 535 b

–de niet naast hem gezeten passagier(s) jonger dan 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem, terwijl dit aanwezig is

59 lid 4 jo. 59 lid 2 RVV 1990

40

m R 535 c

– de niet naast hem gezeten passagier(s) van 3 tot 12 jaren en korter dan 1.50 meter vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van de voor hem/hen beschikbare autogordel omdat voor hem/hen geen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 4 jo. 59 lid 2 RVV 1990

40

m R 535 d

–passagier(s) jonger dan 12 jaren met een lengte van 1.50 meter of meer vervoeren, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van de voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 4 jo. 59 lid 1 en 2 RVV 1990

40

XXVIII. Helmen

m R 536 a

als bestuurder of passagier van een bromfiets op twee wielen geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

40

40

m R 536 c

als bestuurder of passagier van een motorfiets dan wel een driewielig motorvoertuig geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

52

52

m R 537 a

als bestuurder van een bromfiets op twee wielen een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

40

m R 537 b

als bestuurder van een motorfiets dan wel een driewielig motorvoertuig een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

52

XXIX. zitplaats kinderen op fietsen en bromfietsen

m R 541

als bromfietser of fietser een kind beneden acht jaren vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige zitplaats met voldoende steun voor rug, handen en voeten

61 RVV 1990

23

17

Hoofdstuk 3 verkeerstekens

II. Verkeersborden

m R 548

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

86

86

34

23

23

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

m R 549 a

– niet stoppen

57

57

34

23

23

m R 549 b

–geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

86

86

34

23

23

m R 549 c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

86

86

34

23

23

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C1 RVV 1990

m R 550 a

– een weg gebruiken

28

28

23

17

23

m R 550 b

– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)

57

57

34

23

34

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

m R 551 b

–op andere weg dan autoweg of autosnelweg

28

28

23

17

23

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

m R 552 a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 552 b

–C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

28

28

23

17

23

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuig op meer dan twee wielen)

62 jo. bord C6 RVV 1990

m R 553 b

– een weg gebruiken

28

m R 553 c

– een weg(gedeelte) bestemd voor carpoolen gebruiken

57

m R 554

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's)

62 jo. bord C7 RVV 1990

28

m R 555

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)

62 jo. bord C8 RVV 1990

28

m R 556

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

28

23

17

23

m R 557

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

28

28

m R 558

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

28

m R 559

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

28

28

m R 560

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandi- captenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandi- captenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

23

m R 561

als bestuurder van een fiets of gehandi- captenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehan- dicaptenvoertuig zonder motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

17

m R 562

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehan- dicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

23

17

m R 563

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

14

m R 564

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

86

86

m R 565

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

86

86

m R 566

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

86

86

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van:

62 jo. bord C20 RVV 1990

m R 567 a

– niet meer dan 10%

86

86

m R 567 b

–11% tot en met 20%

115

115

m R 567 c

–21% tot en met 30%

289

289

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van:

62 jo. bord C21 RVV 1990

m R 568 a

– niet meer dan 10%

86

86

m R 568 b

–11% tot en met 20%

115

115

m R 568 c

–21% tot en met 30%

289

289

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van:

62 jo. bord C21 RVV 1990

m R 569 a

– niet meer dan 10%

86

86

m R 569 b

– 11% tot en met 20%

115

115

m R 569 c

– 21% tot en met 30%

289

289

m R 574

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 575

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 576

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 577

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 578

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 579

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 580

als bestuurder in strijd met bord 46/47 linksaf slaan op autoweg of autosnelweg

62 jo. bord 46/47 Rvv 1966

57

57

m R 581

als bestuurder in strijd met bord 46/47 linksaf slaan op andere weg dan autoweg of autosnelweg

62 jo. bord 46/47 Rvv 1966

28

28

23

17

23

m R 582

als bestuurder in strijd met bord 46/47 rechtsaf slaan op autoweg of autosnelweg

62 jo. bord 46/47 Rvv 1966

57

57

m R 583

als bestuurder in strijd met bord 46/47 rechtsaf slaan op andere weg dan autoweg of autosnelweg

62 jo. bord 46/47 RVV 1966

38

28

23

17

23

m R 584

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met bord E1 (parkeerverbod)

62 jo. bord E1 RVV 1990

40

40

40

m R 585

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

40

40

40

m R 593

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

86

86

m R 594

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

86

m R 595

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 596

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

28

28

23

17

23

m R 597

als bestuurder in strijd met bord F10 niet stoppen

62 jo. bord F10 RVV 1990

86

86

34

23

23

III. verkeerslichten

m R 601

als weggebruiker niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

57

57

m R 602

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

86

86

34

23

17

23

m R 603

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

23

23

m R 604

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

86

86

34

23

17

23

m R 605

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

23

23

m R 606

als bestuurder van een tram of bus niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3 RVV 1990

86

86

m R 607

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo 68 lid 1 sub c RVV 1990

86

m R607a

als bestuurder van een autobus (geen lijnbus) op een busstrook of busbaan niet stoppen voor rood tram/buslicht

62. jo 70 lid 4 RVV 1990

86

m R 608

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

86

86

34

23

17

23

m R 609

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

86

86

34

23

17

23

m R 610

als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub b RVV 1990

86

86

m R 611

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub D RVV 1990

57

57

34

23

34

m R 612

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

17

17

17

m R 613

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

17

17

17

m R 614

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo 68 lid 1 sub c RVV 1990

40

40

IV. verkeerstekens op het wegdek

m R 616 a

als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in beide richtingen naar links overschrijden

62 jo. 76 lid 1 sub a RVV 1990

115

115

34

23

23

m R 616 b

als bestuurder zich bevinden links van de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 sub a RVV 1990

115

115

34

23

23

m R 617

als bestuurder de doorgetrokken streep tussen rijstroken dan wel op paden met verkeer in één richting overschrijden

62 jo. 76 lid 1 sub b RVV 1990

115

115

34

23

23

m R 618

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

115

115

34

23

23

m R 619

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 RVV 1990

86

86

34

m R 620

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 621

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

86

86

34

23

23

m R 622

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of autobus, gebruik maken van een busbaan of -strook, aangeduid met «Bus»

62 jo. 81 RVV 1990

57

57

34

23

17

23

m R 622a

als weggebruiker anders dan als bestuurder van een lijnbus, gebruik maken van een busbaan of – strook aangeduid met «lijnbus»

62 jo. 81 RVV 1990

57

57

34

23

17

23

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

m R 628 a

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken, gegeven door middel van een rode lamp

83 RVV 1990

86

86

34

23

17

23

m R 628 b

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken, gegeven met een aan een politievoertuig aangebrachte transparant

83 RVV 1990

86

86

34

23

17

23

als weggebruiker niet opvolgen van de in de Bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

m R 630 a

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

86

86

34

23

17

23