Besluit van 4 juli 1989, houdende vaststelling van het Besluit opneming buitenlandse pleegkinderen en wijziging van het Uitvoeringsbesluit Kinderbescherming

Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 30 maart 1989, Hoofdafdeling Privaatrecht nr. 156/189;
Gelet op de artikelen 4, onder d, 5, derde lid, 7, achtste lid, en 16, achtste lid, van de Wet houdende regelen inzake de opneming in Nederland van buitenlandse pleegkinderen met het oog op adoptie (Wet opneming buitenlandse pleegkinderen)(Stb. 1988, 566);
De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 1989, nr. W03.89.0169);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 29 juni 1989, Hoofdafdeling Privaatrecht, nr. 309/189;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

I

Vastgesteld worden de volgende bepalingen, die kunnen worden aangehaald als: Besluit opneming buitenlandse pleegkinderen.

Artikel

2

De aan te wijzen rechtspersoon moet aan de volgende eisen voldoen:

  • a.

    hij heeft zich verzekerd van de diensten van geschoolde voorlichters die bekend zijn met de gang van zaken op het gebied van interlandelijke adoptie;

  • b.

    hij is op geen enkele wijze betrokken bij de bemiddeling inzake de opneming van buitenlandse kinderen ter adoptie en is ook overigens in staat tot een onafhankelijke vervulling van zijn taak;

  • c.

    zijn organisatie is op zodanige wijze opgezet dat redelijkerwijze te verwachten is dat zijn werkzaamheden kunnen worden bekostigd uit de bijdragen van aspirant-adoptiefouders in de kosten van de algemene voorlichting;

  • d.

    hij is bereid tot samenwerking met andere instanties die werkzaam zijn op het gebied van interlandelijke adoptie;

  • e.

    hij is ook overigens in staat zijn taak naar behoren te vervullen;

  • f.

    zijn werkzaamheden zijn niet gericht op winst.

Artikel

3

Artikel

4

De in artikel 1 bedoelde rechtspersoon verricht zijn taak onder de naam Bureau voorlichting interlandelijke adoptie (hierna te noemen: Bureau).

Artikel

5

Het bestuur is slechts na voorafgaande goedkeuring van Onze Minister bevoegd de statuten te wijzigen of het Bureau te ontbinden.

Artikel

6

Artikel

7

Het Bureau zendt jaarlijks vóór 1 oktober een begroting voor het daaropvolgende jaar ter goedkeuring aan Onze Minister. De begroting is voorzien van een toelichting en gaat vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop het Bureau zich voorneemt zijn werkzaamheden in het komende boekjaar te verrichten. De begroting geeft inzicht in de aard en de omvang van de baten en lasten van het Bureau. De begroting kan vergezeld gaan van een aanvraag om subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van het Bureau.

Artikel

8

Artikel

9

Het bedrag van de subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan in de loop van het begrotingsjaar naar boven worden aangepast, indien de noodzaak daartoe is gebleken in verband met het aanmerkelijke achterblijven van te ontvangen bijdragen van aspirant-adoptiefouders. Een daartoe strekkende aanvraag dient uiterlijk op 1 oktober van het lopende begrotingsjaar te zijn ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van een actueel overzicht van de financiële toestand van het Bureau.

Artikel

10

Artikel

11

De aan aspirant-adoptiefouders te verstrekken algemene voorlichting omvat in elk geval:

  • a.

    een schriftelijke documentatie betreffende de opneming en de adoptie van een buitenlands kind;

  • b.

    ten minste drie voorlichtingsbijeenkomsten waarin de schriftelijke documentatie wordt toegelicht en aspirant-adoptiefouders nader op de opneming en de adoptie van een buitenlands kind worden voorbereid.

Artikel

12

Het bestuur van een vergunninghouder is zodanig samengesteld dat daarin voldoende deskundigheid met betrekking tot de financiële, de juridische en de maatschappelijke aspecten van de werkzaamheden is vertegenwoordigd.

Artikel

13

Een vergunninghouder stelt Onze Minister onverwijld in kennis van elke wijziging van zijn statuten alsmede van de samenstelling van zijn bestuur.

Artikel

14

Indien werkzaamheden door vrijwilligers worden verricht, geschiedt zulks onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder.

Artikel

15

Een vergunninghouder beschikt over zodanige kantoorruimte dat de vertrouwelijkheid van besprekingen in verband met de opneming van buitenlandse pleegkinderen is gewaarborgd. Voorts beschikt hij over een niet voor derden toegankelijke, tegen brand beschermde archiefruimte.

Artikel

16

De vergunninghouder legt de afspraken die tussen hem en de aspirant-pleegouders zijn gemaakt, schriftelijk vast.

Artikel

17

Artikel

18

Vervallen

Artikel 19

Vervallen

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, V. N. M. Korte-van Hemel
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes