Besluit van 28 november 1989, houdende regelen ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten

Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 april 1989, DBC/U-5114;
Gehoord de Monumentenraad;
De Raad van State gehoord (advies van 9 oktober 1989, nr. W13.89.0206);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 21 november 1989, RDMZ/BAZ/U-175634 ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begrippen en algemene subsidievoorwaarden

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd monument;

  • b.

    onderhoudswerkzaamheden: periodieke onderhoudswerkzaamheden aan een beschermd monument, welke werkzaamheden door Onze minister als zodanig worden aangemerkt en dienen om het beschermde monument als zodanig in stand te houden;

  • c.

    bouwkundig inspectierapport: een rapport met betrekking tot een beschermd monument dat:

    • 1°.

      de technische staat van dat beschermde monument beschrijft;

    • 2°.

      opgesteld is door een ter zake deskundige instantie;

  • d.

    onderhoudsplan: een plan met betrekking tot het onderhoud van een beschermd monument dat:

    • 1°.

      gebaseerd is op een bouwkundig inspectierapport;

    • 2°.

      gedetailleerd inzicht geeft in de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden over een periode van 10 jaren alsmede in de kosten daarvan;

    • e.

      drempelbedrag: een bedrag aan subsidie waaronder geen subsidie wordt verstrekt.

Artikel

2

Hoofdstuk

IA

Subsidieplafonds en verdelingsbepaling

Artikel

2a

Onze minister kan ieder jaar subsidieplafonds vaststellen voor de verstrekking van subsidie als bedoeld in de artikelen 3 en 11. Hij kan daarbij tevens voor één of meer categorieën, genoemd in artikel 3, eerste lid, een subsidieplafond vaststellen.

Artikel

2b

Onze minister verdeelt de voor de verstrekking van subsidie als bedoeld in de artikelen 3 en 11 beschikbare bedragen in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Hoofdstuk

II

Algemene subsidiebepalingen

§

1

De monumenten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, en de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

In afwijking van artikel 4, tweede lid, bedraagt de subsidie voor onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van een monument als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, ten hoogste € 18 150 indien die zijn uitgevoerd overeenkomstig een door de eigenaar, huurder of pachter ingediend onderhoudsplan, waarmee Onze minister ingevolge paragraaf 2 heeft ingestemd.

§

2

Goedkeuring van een onderhoudsplan

Artikel

6

Artikel

7

Indien een aanvrager met wiens onderhoudsplan Onze minister heeft ingestemd, in enig jaar van dat onderhoudsplan afwijkende onderhoudswerkzaamheden heeft verricht waarmee Onze minister niet heeft ingestemd, dan wel minder dan € 11 340 aan kosten van onderhoudswerkzaamheden heeft besteed, vervalt de instemming.

§

3

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Vervallen

Hoofdstuk

III

Bijzondere subsidiebepalingen voor beschermde kerkgebouwen

§

1

De wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald

Artikel

11

In afwijking van artikel 3, eerste lid, aanhef, kan Onze minister voor een periode van 10 jaar subsidie verstrekken voor onderhoudswerkzaamheden aan beschermde kerkgebouwen.

Artikel

12

De subsidie, bedoeld in artikel 11, bedraagt 50% van de totale kosten van de onderhoudswerkzaamheden die gedurende 10 jaren verricht zijn volgens een door Onze minister goedgekeurd onderhoudsplan.

Artikel

13

Subsidie als bedoeld in artikel 11 wordt slechts verleend indien de financiële dekking van het gedeelte van 50% van de kosten van de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden, dat niet door subsidie gedekt kan worden, naar genoegen van Onze minister zeker gesteld is.

§

2

De aanvraag tot verlening van de subsidie en de beslissing daarop

Artikel

14

De aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 11 wordt tezamen met een onderhoudsplan door de eigenaar of huurder ingediend voor 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar waarop het onderhoudsplan betrekking heeft.

Artikel

15

Artikel

16

De aanvrager, aan wie subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend komt in aanmerking voor een door de Stichting Nationaal Restauratiefonds aan te bieden rekening-courantovereenkomst ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden onder door die stichting te bepalen voorwaarden.

Artikel

17

Artikel

18

§

3

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie en de beslissing daarop

Artikel

19

Hoofdstuk

IV

Overige bepalingen

Artikel

20

De aanvrager bericht zo spoedig mogelijk aan Onze minister indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de subsidieverlening onder overlegging van de relevante stukken.

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

De aanvrager stort teveel ontvangen voorschotten of subsidie onmiddellijk terug, tenzij Onze minister tot verrekening op andere wijze heeft besloten.

Artikel

24

Indien op grond van Hoofdstuk III voor enig jaar subsidie is verleend, wordt niet tevens voor datzelfde jaar subsidie verstrekt op grond van Hoofdstuk II.

Artikel

25

Onze minister kan artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk

V

Slotbepaling

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d’Ancona
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin