Wet van 7 februari 1991, houdende regeling van het assurantiebemiddelingsbedrijf

Wet assurantiebemiddelingsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet Assurantiebemiddeling uit het oogpunt van vereenvoudiging te vervangen door een nieuwe regeling;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    verzekeraar: ieder die voor eigen rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

  • b.

    tussenpersoon: ieder die, anders dan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

  • c.

    sub-agent: de tussenpersoon die voor een andere tussenpersoon zijn bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

  • d.

    gevolmachtigd agent: ieder die als gevolmachtigd vertegenwoordiger van een verzekeraar voor diens rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

  • e.

    richtlijn: de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1976, houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden (PbEG L 26 van 31 januari 1977);

  • f.

    Onze Ministers: Onze Ministers van Financiën en van Economische Zaken;

  • g.

    de Raad: de Sociaal-Economische Raad.

Artikel

2

Hoofdstuk

II

De tussenpersoon

§

1

Het register

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

De werking van het besluit tot doorhaling van de inschrijving op grond van artikel 8, tweede lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, totdat op het beroep is beslist.

§

2

De beloning en de rechtspositie van de tussenpersoon

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Een verzekeringsovereenkomst die of door bemiddeling van een tussenpersoon tot stand is gekomen of naar een tussenpersoon is overgeboekt behoort in de relatie tot de betrokken verzekeraar tot de portefeuille van die tussenpersoon zolang die verzekering daaruit niet is overgeboekt.

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Artikel

18

Het bepaalde in de artikelen 10, 12, 14 en 17, met betrekking tot de verhouding tussen de verzekeraar en de tussenpersoon geldt op overeenkomstige wijze voor de verhouding tussen de tussenpersoon en de sub-agent.

Hoofdstuk

III

De gevolmachtigde agent

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

21b

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

De gevolmachtigde agent heeft jegens de verzekeraar recht op een beloning voor de door hem voor rekening van de verzekeraar verrichte werkzaamheden.

Artikel

26

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Uitvoering van de wet

Artikel

27

Artikel

28

Hoofdstuk

V

Bijzondere bepalingen

Artikel

29

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Over een voornemen tot vaststelling, wijziging of intrekking van algemeen verbindende voorschriften op grond van deze wet kunnen Onze Ministers het advies van de Raad vragen. In dat geval is de Raad verplicht dit advies uit te brengen.

Hoofdstuk

VI

Beroep

Artikel

32

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Financiën tot afgifte van een bewijs dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 4, eerste lid, dan wel artikel 21, eerste lid, onderdeel b bedoelde vakbekwaamheidseisen, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Hoofdstuk

VII

Overgangsbepalingen

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Een dispensatie als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet Assurantiebemiddeling, blijft tot twaalf maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van kracht.

Artikel

36

De Raad geeft op een verzoek, gedaan binnen 4 jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, een verklaring af dat aan de vakbekwaamheidseisen van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, is voldaan aan degene die op het tijdstip waarop ingevolge artikel 34, eerste lid, het register C wordt opgeheven:

  • a.

    ten minste 50 jaren oud is;

  • b.

    onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van opheffing van het register C ten minste 10 jaren onafgebroken in het register C ingeschreven is geweest of de feitelijke leiding in de zin van artikel 5, vijfde lid, van de Wet Assurantiebemiddeling heeft uitgeoefend;

  • c.

    gedurende de onder b genoemde termijn het assurantiebemiddelingsbedrijf als hoofdactiviteit heeft uitgeoefend of als feitelijk leider heeft gefungeerd bij een rechtsvorm die als hoofdactiviteit de assurantiebemiddeling uitoefent;

  • d.

    ten minste 10 jaren voldoet aan de eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het assurantiebemiddelingsbedrijf, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet Assurantiebemiddeling; en

  • e.

    regelmatig aangelegenheden heeft behandeld betreffende:

    • 1.

      levensverzekeringen, anders dan verzekeringen tot het doen van uitkeringen in natura in verband met het overlijden van de mens;

    • 2.

      brandverzekeringen en verzekeringen ter zake van bedrijfsschade; en

    • 3.

      variaverzekeringen.

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

37

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

38

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

39

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

40

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

41

De Wet Assurantiebemiddeling (Stb. 1952, 34) wordt ingetrokken.

Artikel

42

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

43

Deze wet kan worden aangehaald als Wet assurantiebemiddelingsbedrijf.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Economische Zaken, J. E. Andriessen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin