Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
wet: de Wet op het consumentenkrediet (Stb. 1990, 395);
-
b.
betalingstermijn: het tijdvak dat ligt tussen:
-
1°.
het tijdstip waarop ter uitvoering van een krediettransactie door de kredietgever een geldsom ter beschikking wordt gesteld onderscheidenlijk met het verschaffen van het genot van een zaak of het verlenen van een dienst een aanvang wordt gemaakt en het tijdstip waarop de kredietnemer de eerste betaling moet hebben gedaan, dan wel
-
2°.
twee opeenvolgende tijdstippen waarop de kredietnemer ter uitvoering van een krediettransactie een betaling moet hebben gedaan;
-
1°.
-
c.
termijnbedrag: het bedrag van een betaling die de kredietnemer aan het einde van een betalingstermijn moet hebben gedaan;
-
d.
betalingsregeling: de regeling van de hoogte van de termijnbedragen, alsmede de lengte en, bij niet-doorlopend krediet, het aantal van de betalingstermijnen, welke in het kader van een krediettransactie van toepassing is;
-
e.
kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn: de kredietvergoeding die over een betalingstermijn in rekening wordt gebracht, uitgedrukt in een percentage van het uitstaand saldo aan het begin van die betalingstermijn;
-
f.
vaste kredietvergoeding: kredietvergoeding ten aanzien waarvan bij het aangaan van de krediettransactie is overeengekomen dat het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn gedurende de looptijd gelijk blijft;
-
g.
variabele kredietvergoeding: kredietvergoeding ten aanzien waarvan bij het aangaan van de krediettransactie is overeengekomen dat het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn gedurende de looptijd kan worden gewijzigd;
-
h.
kredietvergoeding bij regelmatige afwikkeling: de in artikel 34, onder a, van de wet bedoelde vorm van kredietvergoeding;
-
i.
vertragingsvergoeding: de in artikel 34, onder b, van de wet bedoelde vorm van kredietvergoeding;
-
j.
vergoeding bij vervroegde aflossing: de in artikel 34, onder c, van de wet bedoelde vorm van kredietvergoeding.