Besluit van 11 december 1991, houdende een reglement voor de scheepvaart op het Kanaal van Gent naar Terneuzen

Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 januari 1990, nr. S/J 30.057/90, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 29 mei 1990, nr. W09.90.0029);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 december 1991, nr. DGSM/J 31.880/91, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Toepassingsgebied

Artikel

2

Begripsomschrijvingen

Artikel

2a

Vervallen

Artikel

3

Verantwoordelijkheid

Hoofdstuk

2

Voorschriften betreffende de vaart

Afdeling

1

Gedrag van de schepen bij elk soort zicht

Artikel

4

Toepassing

De voorschriften in deze afdeling zijn van toepassing bij elk soort zicht.

Artikel

5

Uitkijk

Een schip moet te allen tijde door kijken en luisteren alsook door gebruik te maken van alle beschikbare middelen aangepast aan de heersende omstandigheden en toestanden, goede uitkijk houden zodat de omstandigheden en het gevaar voor aanvaring volledig kunnen worden beoordeeld.

Artikel

6

Veilige vaart

Artikel

7

Gevaar voor aanvaring

Artikel

8

Maatregelen ter vermijding van aanvaring

Artikel

9

Gedrag in en buiten het kanaal

Artikel

10

Keren

Afdeling

2

Gedrag van de schepen in zicht van elkaar

Artikel

11

Toepassing

De voorschriften in deze afdeling zijn van toepassing op schepen die in zicht van elkaar zijn.

Artikel

12

Afstand houden van schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren

Behalve bij oplopen en bij voorbijvaren met tegengestelde koersen, mag een schip niet varen binnen een afstand van 50 meter van een schip dat de lichten of dagmerken voert voorgeschreven in artikel 25, eerste lid en tweede lid, onder a, b en c.

Artikel

13

Oplopen en verbod op gelijke hoogte te blijven varen

Artikel

14

Recht tegen elkaar in sturen

Artikel

15

Koers kruisen

Wanneer de koersen van twee werktuiglijk voortbewogen schepen elkaar kruisen zodanig dat dit gevaar voor aanvaring medebrengt, moet, behalve waar artikel 9, tweede en derde lid, anders voorschrijft, het schip dat het andere aan stuurboordzijde van zich heeft uitwijken en, wanneer de omstandigheden het toelaten, vermijden vóór het andere over te lopen.

Artikel

16

Maatregelen van het schip dat moet uitwijken

Elk schip dat verplicht is uit te wijken voor een ander schip moet, voor zover dit mogelijk is, bijtijds ruim voldoende maatregelen nemen om goed vrij te blijven.

Artikel

17

Maatregelen van het schip dat koers moet houden

Artikel

18

Voorrangsregels

Afdeling

3

Gedrag van de schepen bij beperkt zicht

Artikel

19

Gedrag bij beperkt zicht

Hoofdstuk

3

Lichten en dagmerken

Artikel

20

Toepassing

Artikel

21

Begripsomschrijvingen

Artikel

22

Zichtbaarheid van de lichten

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    zichtbaar:

    zichtbaar bij donkere nacht en bij heldere dampkring;

  • b.

    gewoon licht, helder licht en krachtig licht:

    • 1.

      voor zeeschepen:

      lichten die op een afstand van onderscheidenlijk ten minste 1.000 meter, 2.000 meter en 3.000 meter zichtbaar zijn;

    • 2.

      voor binnenschepen:

      de lichten die voldoen aan de eisen van bijlage 1.5 van de Binnenvaartregeling.

Artikel

23

Werktuiglijk voortbewogen schepen

Artikel

24

Slepen en assisteren

Artikel

25

Schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren

Artikel

26

Lichten voor duwstellen

Artikel

27

Onmanoeuvreerbare, beperkt manoeuvreerbare schepen en bijzondere transporten

Artikel

28

Bovenmaatse zeeschepen

Een bovenmaats zeeschip dat varende is, moet voeren, daar waar dit het best kan worden gezien:

  • a.

    behalve de lichten voorgeschreven voor een werktuiglijk voortbewogen schip, drie rondom zichtbare rode krachtige lichten geplaatst in verticale lijn;

  • b.

    een cylinder.

Artikel

29

Lichten en dagmerken voor kleine schepen

Artikel

30

Ten anker liggende, gemeerde, aan de grond zittende en gezonken schepen en obstakels voor de scheepvaart

Artikel

31

Bijzondere lichten en dagmerken

Hoofdstuk

4

Geluids- en lichtseinen

Artikel

32

Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    fluit:

    elk middel geschikt tot het geven van de voorgeschreven korte en lange stoten;

  • b.

    korte stoot:

    een geluidssein van ongeveer één seconde duur;

  • c.

    lange stoot:

    een geluidssein van vier tot zes seconden duur.

Artikel

33

Middelen voor geluidsseinen

Artikel

34

Manoeuvreer-, waarschuwings- en bijzondere seinen

Artikel

35

Geluidsseinen bij beperkt zicht

Artikel

36

Aandachts- en waarschuwingsseinen

Artikel

37

Noodseinen

Indien een schip in nood verkeert en hulp verlangt, gebruikt, toont of geeft het de volgende seinen, hetzij gezamenlijk hetzij afzonderlijk:

  • a.

    een aanhoudend geluid met een toestel voor mistseinen;

  • b.

    een daartoe geëigend sein, door middel van radiotelegrafie of enige andere seinwijze uitgezonden;

  • c.

    een daartoe geëigend sein, uitgezonden door middel van radiotelefonie;

  • d.

    een rooksignaal dat oranje gekleurde rook afgeeft;

  • e.

    langzaam en herhaald op en neer bewegen van de naar beide zijden uitgestrekte armen;

  • f.

    seinen uitgezonden door noodradiobakens die de positie aanduiden;

  • g.

    een licht of een vlag of ieder ander geschikt voorwerp waarmee in het rond wordt gezwaaid;

  • h.

    reeksen klokslagen of herhaalde lange stoten.

Hoofdstuk

5

Diverse bepalingen

Artikel

38

Toegelaten afmetingen en diepgang

Artikel

39

Doorvaren van sluizen

Artikel

40

Bijzondere transporten

Een bijzonder transport mag slechts varen met de toestemming van de bevoegde autoriteit.

Artikel

41

Bijzondere voorschriften met betrekking tot samenstellen

Artikel

42

Verplichting tot wacht houden

Artikel

43

Meldingsplicht

Artikel

43a

Melding gegevens

Vervallen

Artikel

43b

Invullen en overhandigen controlelijst

Vervallen

Artikel

44

Buitenboord steken van voorwerpen

Artikel

45

Vrijmaken van het vaarwater

Artikel

46

Laden en lossen

Schepen mogen alleen geladen of gelost worden op de daartoe bestemde of door de bevoegde autoriteit aangewezen plaatsen.

Artikel

47

Werkzaamheden op of aan schepen

Het is verboden herstellings-, schoonmaak-, ontgassings-, ontsmettings-of andere werkzaamheden op of aan schepen te verrichten wanneer deze gevaar, schade of hinder voor de scheepvaart kunnen opleveren, tenzij die werkzaamheden plaatsvinden:

  • a.

    met toestemming van de bevoegde autoriteit, of

  • b.

    op een scheepswerf dan wel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting.

Artikel

48

Diverse aktiviteiten

Behoudens vergunning van de bevoegde autoriteit is het verboden:

  • a.

    een schip op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats of voor het uitoefenen van een bedrijf;

  • b.

    met een schip, al dan niet varend, goederen of diensten aan te bieden;

  • c.

    schepen te slopen;

  • d.

    zich met een schip te vestigen tot het houden van vast verblijf of het verlenen van huisvesting;

  • e.

    een schip vanaf de wal te water te laten of met een schip proef te draaien.

Artikel

49

Bijzondere gebeurtenissen

Zonder vergunning van de bevoegde autoriteit is het verboden een sportevenement, een waterfeest of een vergelijkbare gebeurtenis te houden.

Artikel

49a

Afwijken van voorschriften door handhavingsdiensten, brandweer en schepen bestemd tot inzet bij calamiteiten

Artikel

49b

Watersport

Artikel

50

Toestemmingen, ontheffingen, vrijstellingen en vergunningen

Aan toestemmingen, ontheffingen, vrijstellingen en vergunningen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel

51

Verkeerstekens

De verkeerstekens die kunnen worden aangebracht en hun betekenis zijn vermeld in de bij dit besluit behorende bijlagen 5 en 6.

Artikel

51a

Bescherming van verkeerstekens

Een schip gebruikt geen verkeerstekens om daaraan te meren of daaraan te verhalen, beschadigt ze niet en maakt ze niet ongeschikt voor hun bestemming.

Artikel

51b

Belading

Artikel

52

Te beschermen belangen

Artikel

53

Aanwijzingen en bekendmakingen

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

54

Verplichting tot aan boord hebben van een reglement

Aan boord van elk schip, met uitzondering van een open klein schip, waarop dit reglement van toepassing is, moet een volledig bijgewerkt exemplaar van dit reglement in papieren vorm of dat via een elektronisch middel op ieder moment geraadpleegd kan worden aanwezig zijn, en dat op eerste aanvraag van een opsporingsambtenaar door deze kan worden ingezien.

Artikel

55

Strafbare feiten

Overtreding van de bij of krachtens dit besluit vastgestelde bepalingen, alsmede overtreding van de aan een vergunning, ontheffing, vrijstelling of toestemming verbonden voorschriften, is een strafbaar feit.

Artikel

56

Intrekking Vaarreglement en Bijzonder reglement van politie

Het Vaarreglement, vastgesteld bij koninklijk besluit van 8 maart 1965 (Stb. 133) en het Bijzonder reglement van politie voor het Nederlandsche gedeelte van het kanaal van Gent naar Ter Neuzen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 27 januari 1912 (Stb. 16) worden ingetrokken.

Artikel

57

Wijziging Bijzonder reglement kleine vaartuigen

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

58

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie a.i., C. I. Dales

Inhoud

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1.

Toepassingsgebied

Artikel 2.

Begripsomschrijvingen

Artikel 3.

Verantwoordelijkheid

Hoofdstuk 2

Voorschriften betreffende de vaart

Afdeling 1

Gedrag van de schepen bij elk soort zicht

Artikel 4.

Toepassing

Artikel 5.

Uitkijk

Artikel 6.

Veilige vaart

Artikel 7.

Gevaar voor aanvaring

Artikel 8.

Maatregelen ter vermijding van aanvaring

Artikel 9.

Gedrag in en buiten het kanaal

Artikel 10.

Keren

Afdeling 2

Gedrag van de schepen in zicht van elkaar

Artikel 11.

Toepassing

Artikel 12.

Afstand houden van schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren

Artikel 13.

Oplopen en verbod op gelijke hoogte te blijven varen

Artikel 14.

Recht tegen elkaar in sturen

Artikel 15.

Koers kruisen

Artikel 16.

Maatregelen van het schip dat moet uitwijken

Artikel 17.

Maatregelen van het schip dat koers moet houden

Artikel 18.

Voorrangsregels

Afdeling 3

Gedrag van de schepen bij beperkt zicht

Artikel 19.

Gedrag bij beperkt zicht

Hoofdstuk 3

Lichten en dagmerken

Artikel 20.

Toepassing

Artikel 21.

Begripsomschrijvingen

Artikel 22.

Zichtbaarheid van de lichten

Artikel 23.

Werktuiglijk voortbewogen schepen

Artikel 24.

Slepen en assisteren

Artikel 25.

Schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren

Artikel 26.

Lichten voor duwstellen

Artikel 27.

Onmanoeuvreerbare, beperkt manoeuvreerbare schepen en bijzondere transporten

Artikel 28.

Bovenmaatse zeeschepen

Artikel 29.

Lichten en dagmerken voor kleine schepen

Artikel 30.

Ten anker liggende, gemeerde, aan de grond zittende en gezonken schepen en obstakels voor de scheepvaart

Artikel 31.

Bijzondere lichten en dagmerken

Hoofdstuk 4

Geluids- en lichtseinen

Artikel 32.

Begripsomschrijvingen

Artikel 33.

Middelen voor geluidsseinen

Artikel 34.

Manoeuvreer-, waarschuwings- en bijzondere seinen

Artikel 35.

Geluidsseinen bij beperkt zicht

Artikel 36.

Aandachts- en waarschuwingsseinen

Artikel 37.

Noodseinen

Hoofdstuk 5

Diverse bepalingen

Artikel 38.

Toegelaten afmetingen en diepgang

Artikel 39.

Doorvaren van sluizen

Artikel 40.

Bijzondere transporten

Artikel 41.

Bijzondere voorschriften met betrekking tot samenstellen

Artikel 42.

Verplichting tot wacht houden

Artikel 43.

Meldingsplicht

Artikel 44.

Buitenboord steken van voorwerpen

Artikel 45.

Vrijmaken van het vaarwater

Artikel 46.

Laden en lossen

Artikel 47.

Werkzaamheden op of aan schepen

Artikel 48.

Diverse aktiviteiten

Artikel 49.

Bijzondere gebeurtenissen

Artikel 50.

Toestemmingen, ontheffingen en vergunningen

Artikel 51.

Verkeerstekens

Artikel 52.

Te beschermen belangen

Artikel 53.

Aanwijzingen en bekendmakingen

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 54.

Verplichting tot aan boord hebben van een reglement

Artikel 55.

Strafbare feiten

Artikel 56.

Intrekking Vaarreglement en Bijzonder reglement van politie

Artikel 57.

Wijziging Bijzonder reglement kleine vaartuigen

Artikel 58.

Inwerkingtreding

Artikel 59.

Citeertitel

Bijlagen

Bijlage 1.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door zeeschepen

Bijlage 2.

Vervoer van licht-ontvlambare stoffen door binnenschepen

Bijlage 3.

Vervoer van ammoniak en andere gelijkgestelde stoffen door binnenschepen

Bijlage 4.

Vervoer van ontplofbare stoffen door binnenschepen

Bijlage 5.

Verkeerstekens

Bijlage 6.

Markering

Bijlage

1

Vervoer van gevaarlijke stoffen door zeeschepen

De gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 25, eerste lid, zijn:

  • 1.

    Stoffen van klasse 1, gevarengroep 1.1 en 1.5 van de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG-Code), indien het schip in totaal meer vervoert dan 100 kg bruto;

  • 2.

    Stoffen van klasse 1, gevarengroep 1.2, 1.3 of 1.4 of stoffen van klasse 5.2, deze laatste voor zover de verpakking overeenkomstig de IMDG-Code moet zijn voorzien van een gevaarsetiket: ontplofbaar, indien het schip in totaal meer vervoert dan 1000 kg bruto;

  • 3.

    Stoffen van klasse 2, die overeenkomstig de IMDG-Code moeten zijn voorzien van een gevaarsetiket: giftig, indien het schip in totaal meer vervoert dan 1000 kg bruto.

  • 4.

    Stoffen behorende tot één der gevarenklassen van de IMDG-Code, voor zover deze in bulk per tankschip worden vervoerd, ongeacht de hoeveelheid.

Bijlage

2

Vervallen.

Bijlage

3

Vervallen.

Bijlage

4

Vervallen.

Bijlage

5

Verkeerstekens

A.

VERBODSTEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

A.1

In-, uit- of doorvaren verboden

(algemeen teken)

*)

of

*)

of

*)

A.1.

a

Buiten gebruik gestelde gedeelten van de vaarweg; vaarverbod, niet geldend voor een klein schip dat geen motorschip is

A.2

Voorbijlopen verboden

A.3

Voorbijlopen verboden voor samenstellen onderling

A.4

Ontmoeten en voorbijlopen verboden

A.5

Verboden ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

A.5.1

Verboden ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord

A.6

Verboden te ankeren en ankers, kabels en kettingen te laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

A.7

Verboden te meren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

A.8

Verboden te keren

A.9

Verboden hinderlijke waterbeweging te veroorzaken

A.10

Verboden buiten de aangegeven begrenzing te varen

A.11

In-, uit- of doorvaren, wordt aanstonds toegestaan

A.11.1

Doorvaren verboden, tenzij de doorvaartopening zo dicht is genaderd, dat stilhouden redelijkerwijs niet meer mogelijk is

groen flikkerlicht

A.12

Verboden voor motorschepen

A.13

Verboden voor kleine schepen

A.14

Verboden te waterskiën

A.15

Verboden voor zeilschepen

A.16

Verboden voor door spierkracht voortbewogen schepen

A.17

Verboden voor zeilplanken

*) Het gebruik van twee boven elkaar geplaatste borden, lichten of vlaggen duidt een verbod van langere duur aan.

B.

GEBODSTEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

B.1

a

Verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl

B.1

b

idem

B.2

a

Verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven

B.2

b

Verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven

B.3

a

Verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden

B.3

b

Verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden

B.4

a

Verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord

B.4

b

Verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord

B.5

Verplichting vóór het bord stil te houden bij bruggen en sluizen

B.6

Verplichting de vaarsnelheid te beperken, zoals is aangegeven (in km/u)

B.7

Verplichting een geluidssein te geven

B.8

Verplichting bijzonder op te letten

B.9

a

Verplichting niet het hoofdvaarwater op te varen of over te steken, indien daardoor schepen op het hoofdvaarwater zouden worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

B.9

b

idem

B.10

Verplichting zonodig koers en snelheid te wijzigen ten behoeve van uitvarende schepen

synchroon brandende filkkerlichten

B.11

Verplichting gebruik te maken van marifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften, dan wel zich te melden op het aangegeven marifoonkanaal

C.

BEPERKINGSTEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

C.1

Beperkte waterdiepte; eventueel de beschikbare diepte aangegeven in centimeters

C.2

Beperkte doorvaarthoogte; eventueel de beschikbare doorvaarthoogte aangegeven in meters *

C.3

Beperkte breedte van doorvaart of vaarwater; eventueel de beschikbare breedte aangegeven in meters

C.4

Vaartbeperkingen; vraag nadere inlichtingen

C.5

Het vaarwater bevindt zich op enige afstand van de oever; het op het bord voorkomende getal geeft in meters de afstand aan die de schepen uit de oever dienen te blijven, gerekend vanaf het bord

* De maat waarmede de hoogte is verminderd kan worden vermeld op een onderbord (Zie voorbeeld bij F.3)

D.

AANBEVELINGSTEKENSTEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

D.1

Aanbevolen doorvaartopening (vaste bruggen); *

doorvaart toegestaan (gesloten beweegbare bruggen)

a

doorvaart uit de tegengestelde richting toegestaan

b

doorvaart uit de tegengestelde richting verboden

D.2

Aanbeveling binnen de aangegeven begrenzing te varen

D.3

Aanbeveling te varen in de richting aangegeven door:

a

de pijl

b

idem

c

het isofase licht

* Bij een vaste brug met slechts één doorvaartopening kan een geel licht boven die doorvaartopening zijn aangebracht als oriënteringslicht

E.

AANWIJZINGSTEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

E.1

In-, uit- of doorvaren toegestaan (algemeen teken)

E.2

Hoogspanningslijn

E.3

Niet overgenomen

E.4

Niet-vrijvarende veerpont

E.4.1

Vrijvarende veerpont

E.5

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.1

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) tot ten hoogste de aangegeven breedte, in meters gerekend vanaf het bord

E.5.2

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) op het gedeelte van de vaarweg, gelegen tussen de aangegeven afstanden, in meters gerekend vanaf het bord

E.5.3

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) met ten hoogste het aangegeven aantal schepen langszijde van elkaar, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.4

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor duwvaart die geen blauwe kegels of lichten behoeft te voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.5

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor duwvaart die één blauwe kegel of één blauw licht moet voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.6

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor duwvaart die twee blauwe kegels of twee blauwe lichten moet voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.7

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor duwvaart die drie blauwe kegels of drie blauwe lichten moet voeren aan de zijde van de vaarweg, waar het bord is geplaatst

E.5.8

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor andere schepen dan duwvaart die geen blauwe kegels of lichten behoeven te voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.9

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor andere schepen dan duwvaart die één blauwe kegel of één blauw licht moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.10

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor andere schepen dan duwvaart die twee blauwe kegels of twee blauwe lichten moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.11

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor andere schepen dan duwvaart die drie blauwe kegels of drie blauwe lichten moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.12

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor schepen - zowel duwvaart als andere schepen dan duwvaart - die geen blauwe kegels of lichten behoeven te voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.13

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor schepen - zowel duwvaart als andere schepen dan duwvaart - die één blauwe kegel of één blauw licht moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.14

Toestemming om ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor schepen - zowel duwvaart als andere schepen dan duwvaart - die twee blauwe kegels of twee blauwe lichten moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.5.15

Toestemming ligplaats te nemen (ankeren en meren) uitsluitend voor schepen - zowel duwvaart als andere schepen dan duwvaart - die drie blauwe kegels of drie blauwe lichten moeten voeren, aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.6

Toestemming te ankeren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.7

Toestemming te meren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst

E.7.1

Toestemming te meren voor het onmiddellijk van of aan boord zetten van een auto

E.8

Plaats om te keren

E.9

a

Het gevolgde vaarwater geldt als hoofdvaarwater ten opzichte van het vaarwater dat daarin uitmondt

b

idem

c

idem

d

idem

e

idem

f

idem

g

idem

h

idem

i

idem

E.10

a

Het gevolgde vaarwater geldt als nevenvaarwater ten opzichte van het vaarwater waarin het uitmondt

b

idem

c

idem

d

idem

e

idem

f

idem

E.11

Einde van een verbod of een gebod geldend voor één richting of einde van een beperking

E.12

a

Voorwaarschuwing.

vaste lichten: moeilijkheden vooruit, stoppen indien de voorschriften zulks vereisen.

b

synchroon brandende isofase lichten: u kunt voorzichtig naderen

E.12.1

Waarschuwing voor uitvarende of langsvarende schepen

flikkerlicht

E.13

Drinkwater voor schepen

E.14

Telefoon

E.15

Motorschepen toegestaan

E.16

Kleine schepen toegestaan

E.17

Waterskiën toegestaan

E.18

Zeilschepen toegestaan

E.19

Door spierkracht voortbewogen schepen toegestaan

E.20

Zeilplanken toegestaan

E.20.1

Snel varen voor kleine motorschepen toegestaan

E.21

Marifoonkanaal voor nautische informatie, bijvoorbeeld: kanaal 18.

F.

BIJKOMENDE TEKENS

Opmerking

Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

F.1

Afstandsaanduidingen:

borden boven het hoofdteken, vermeldende na welke afstand (*) het hoofdteken geldt

Voorbeelden:

Maximum snelheid 7 km/u, ingaande na 800 m.

Niet-vrijvarende veerpont na 600 m.

(* in meters, tenzij anders vermeld.)

F.2

Richtingaanduidingen:

a

borden naast het hoofdteken, aangevende de richting van het vaarweggedeelte waarop het hoofdteken betrekking heeft. Hierop kan de lengte van het betreffende traject zijn vermeld. (*) Voorbeelden:

Ligplaats nemen toegestaan op het gedeelte tussen de borden

Ligplaats nemen verboden op het gedeelte tussen de borden (over 2 km)

b

lichtpijl, aangevende de richting waarvoor het hoofdteken (één of meer lichten) geldt.

Voorbeelden:

Uitvaren haven verboden (teken geplaatst nabij een havenuitgang)

Invaren haven enz. (nog) verboden, wordt aanstonds toegestaan (teken geplaatst langs een vaarweg, nabij een daaraan gelegen haven of vertakking)

Invaren haven enz. toegestaan (teken geplaatst langs een vaarweg nabij een daaraan gelegen haven of vertakking)

(*) in meters, tenzij anders vermeld.

F.3

Aanvullende aanduidingen:

borden onder het hoofdteken, waarop een nadere verklaring of aanwijzing is vermeld.

Voorbeelden:

Versmalling in verband met brugbouw

Geef een lange stoot

Beperkte doorvaarthoogte; beschikbare hoogte verminderd met 1,80 m

Opletten, regeling scheepvaart

F.4

Categorie aanduidingen:

borden onder het hoofdteken, aangevende de categorie waarvoor het hoofdteken geldt.

Voorbeelden:

Verplichte vaarrichting, geldend voor motorschepen

Aanbevolen vaarrichting, geldend voor kleine schepen

G.

TEKENS AAN KUNSTWERKEN

Algemeen

Bij de hierna onder G.1 t/m G.4 genoemde markeringen kunnen de volgende tekens worden toegepast:

A.1:

hetzij rode vaste lichten

hetzij rood-wit-rode rechthoekige borden

E.1:

hetzij groene vaste lichten

hetzij groen-wit-groene rechthoekige borden

D.1:

hetzij gele vaste lichten

hetzij gele ruitvormige borden

groene flikkerlichten

G.1

Vaste bruggen en vaste delen van bruggen (*)

a

Begrenzing vaargeulbreedte

verboden buiten de aangegeven begrenzing te varen (A.10)

aanbeveling binnen de aangegeven begrenzing te varen (D.2)

b

Verboden of aanbevolen doorvaartopening

verboden doorvaartopening

aanbevolen doorvaartopening, (**) tegenliggende vaart mogelijk

aanbevolen doorvaartopening, voor tegenliggende vaart verboden

(*) Niet gemarkeerde brugopeningen kunnen op eigen risico worden gebruikt.

(**) Bij een vaste brug met slechts één doorvaartopening kan een geel licht boven die doorvaartopening zijn aangebracht als oriënteringslicht

G.2

Beweegbare bruggen

Opmerking:

Het kan voorkomen dat de rode en groene lichten slechts aan één zijde van de doorvaartopening (als regel stuurboordszijde) zijn geplaatst.

a

Bruggen in bedrijf

doorvaart verboden

doorvaart gesloten brug toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk

doorvaart gesloten brug toegestaan voor tegenliggende vaart verboden

doorvaart verboden, wordt aanstonds toegestaan

doorvaart toegestaan

doorvaart verboden, tenzij de doorvaartopening zo dicht is genaderd, dat stilhouden redelijkerwijs niet meer mogelijk is

b

Bruggen buiten bedrijf

doorvaart verboden

doorvaart gesloten brug toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk

doorvaart gesloten brug toegestaan, voor tegenliggende vaart verboden

doorvaart toegestaan, brug is onbewaakt

G.3 niet overgenomen

G.4

Sluizen

Opmerking: Het kan voorkomen dat de rode en groene lichten slechts aan één zijde van de invaart (als regel stuurboordszijde) zijn geplaatst

4.1

Algemeen

a

Sluis in bedrijf

invaart of uitvaart verboden

invaart verboden, wordt aanstonds toegestaan

invaart of uitvaart toegestaan

b

Sluis buiten bedrijf

invaart verboden

doorvaart toegestaan, sluis aan beide zijden openstaand

4.2

Sluis met beweegbare brug (indien brug niet van aparte seingeving is voorzien)

invaart sluis verboden, wordt aanstonds toegestaan

invaart of uitvaart sluis en doorvaart gesloten brug toegestaan

invaart of uitvaart sluis en doorvaart brug toegestaan

G.5

Hoogteaanduidingen

De beschikbare doorvaarthoogte van bruggen of andere overspanningen kan zijn aangegeven door middel van hoogteschalen of hoogteborden.

5.1

Hoogteschaal

Deze is geplaatst aan de stuurboordzijde of aan beide zijden van de doorvaartopening van een kunstwerk. Een hoogteschaal is verdeeld in blokken van 1 meter; afhankelijk van de plaatselijke situatie kan eveneens een onderverdeling in halve meters en decimeters zijn toegepast.

a

Voorhoogteschaal

Deze is op dezelfde wijze uitgevoerd als de hoogteschaal, doch als voorwaarschuwing op enige afstand voor een kunstwerk geplaatst. De naam of aanduiding van dat kunstwerk is meestal boven de voorhoogteschaal vermeld.

b

Referentietekens

Deze tekens geven de plaats van de overspanning aan waarop de aanwijzing van de hoogteschaal betrekking heeft;

of

wanneer reeds een beperking van de vaargeulbreedte is aangegeven d.m.v. het teken A.10

of

het teken D.2

dan dienen deze als referentietekens.

Indien geen referentietekens zijn aangebracht dan heeft de aanwijzing van de hoogteschaal betrekking op het laagste punt van de overspanning binnen het normaal bruikbare breedteprofiel.

c

Aanduiding overhoogte/onderhoogte

Indien op een bepaald punt van een overspanning meer of minder hoogte beschikbaar is dan de hoogteschaal aanwijst, dan kan dit zijn aangegeven met een teken waarin de betreffende over- of ondermaat in meters is vermeld.

5.2

Hoogtebord

Bij sommige vaarwegen wordt de beschikbare doorvaarthoogte aangegeven op een hoogtebord, dat is aangebracht aan de overspanning.

H.

OVERIGE AANDUIDINGEN

H.1

Kilomtrering

a

Kilometeraanduiding

b

Hectometeraanduiding

H.2

Bewegwijzering

2.1

Aanduiding hoofddoelen

Hierop kunnen zowel plaatsnamen als vaarwegnamen zijn vermeld.

a

Vooraanduiding

(vóór een vertakking)

b

Beslissingsaanduiding

(ter plaatse van een vertakking)

2.2

Aanduiding specifieke doelen

Deze verwijzen naar havens, losplaatsen, jachthavens, e.d.

a

Vooraanduiding

(vóór een vertakking)

b

Beslissingsaanduiding

(ter plaatse van een vertakking) )

2.3

Aanduiding omleidingen

2.4

Naamgeving vaarwater of object (haven, brug, sluis, e.d.

H.3

Spui- en inlaattekens

a

Er wordt gespuid

b

Er wordt ingelaten

c

Er zal weldra worden gespuid/ingelaten en/of ingelaten

Opmerkingen:

1.

Des daags kunnen hetzij de dagtekens, hetzij de lichten, hetzij beide worden gebruikt.

2.

De vlaggen en wimpels kunnen worden vervangen door borden van dezelfde vorm.

Bijlage

6

Markering

Algemeen

1.1

Principes van het systeem

De hierna weergegeven markering van het vaarwater is gebaseerd op het uniforme Europese systeem (SIGNI), waarin een aantal elementen van het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA) is overgenomen. Deze beide stelsels sluiten derhalve op elkaar aan, evenwel met uitzondering van de scheidingsmarkeringen (2.1.3).

Hiervoor is het van ouds bekende principe van de - ook in SIGNI gehandhaafde - bolvorm aangehouden.

1.2

De begrippen rechts en links

In verband met de nagestreefde uniformiteit van alle Europese binnenvaartreglementen is de plaats van de markeringen vermeld ten opzichte van de rechter, respectievelijk de linker oever of zijde van de vaarweg of het vaarwater. Hieronder wordt verstaan de oever of zijde gelegen rechts, respectievelijk links van een waarnemer die kijkt in de hierna aangegeven richting:

  • a.

    op kanalen: in het algemeen eveneens "van boven naar beneden" gerekend d.w.z. in de richting van een lager gelegen pand;

  • b.

    op zijvaarten en -geulen: in de richting van de hoofdvaarweg, respectievelijk de hoofdgeul;

In gevallen die niet zonder meer duidelijk zijn wordt door de vaarwegbeheerder vastgesteld wat onder rechts en links wordt verstaan.

Opmerking

Hoewel de hiervoor vermelde richtingen tegengesteld zijn aan het in maritieme publicaties gehanteerde begrip "betonningsrichting" met de daaraan gekoppelde bakboords- en stuurboordszijde van een schip, maakt dit geen verschil uit in de positie van de stompe en de spitse markeringen.

1.3

Markeringsvoorwerpen

De betekenis van de markering is afhankelijk van één of meer van de volgende kenmerken:

des daags: vorm, topteken en kleur,

des nachts: kleur en karakter van het licht.

De toegepaste betonningsvoorwerpen (licht)boei, ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken en steekbaken geven tevens een indicatie over de belangrijkheid van een vaarwater, m.a.w. de betonningsvoorwerpen zijn groter naarmate het vaarwater belangrijker is.

1.3.1 Vorm en topteken

De hoofdvormen van de laterale markeringen en van de daarbij behorende toptekens zijn stomp (rechter zijde), spits (linker zijde) en bolvormig (splitsingen); alleen de bijzondere markering kan een bijzonder topteken hebben.

Lateraal gebruikte sparboeien zijn in Nederland eveneens stomp en spits van vorm.

Indien een betonningsvoorwerp niet de vereiste stompe, spitse of bolvorm heeft dan wordt die vorm aangegeven door het bijbehorende topteken (cilinder, kegel, bol).

Drijf- en kopbakens zijn altijd van een topteken voorzien, tonnen en sparboeien alleen wanneer zulks ter onderscheiding nodig wordt geacht (b.v. in een bocht, ter onderbreking van een rij éénvormige tonnen, aan het begin of het einde van een vaarwater).

Bij steekbakens wordt de stompe vorm gesuggereerd door de losse takken, de spitse door de bijeen gebonden takken, Een splitsing wordt hierbij meestal aangegeven door twee of drie steekbakens bij elkaar.

1.3.2 Kleur

Voor de laterale betonning en de oevermarkering zijn de hoofdkleuren rood aan de rechter zijde, groen aan de linker zijde en een combinatie van beide bij splitsingen.

Geel is kenmerkend voor de bijzondere markering.

Markeringsvoorwerpen kunnen zijn voorzien van retroreflecterend materiaal, waarvan de kleur overeenkomt met die van de betreffende markering.

De kleuren worden internationaal aangeduid met de Engelse afkortingen R (red), G (Green), W (white), Y (yellow) en B (black).

1.3.3 Lichten

De betekenis der lichten blijkt uit de kleur en het karakter. Bij de laterale en de oevermarkering komt de kleur overeen met die van het markeringsvoorwerp: rood aan de rechter zijde en groen aan de linker zijde; het karakter is "rustig". Een splitsing van hoofd- en nevenvaarwater toont eveneens rood of groen licht (voor het hoofdvaarwater), van vaarwaters van gelijk belang wit; het karakter is in beide gevallen snel.

Bij de bijzondere markering is het licht evenals de betonning geel, het karakter is altijd schitter of groepschitter.

Lichtkarakters

Lichten worden in grote lijnen onderscheiden in vaste lichten en periodelichten.

Een vast licht toont een ononderbroken schijnsel van gelijkmatige sterkte. Vaste lichten worden, behalve als navigatieverlichting, in beginsel gebruikt als verkeerstekens (zie bijlage 7).

Bij een periodelicht wordt het schijnsel regelmatig afgewisseld met één of meer verduisteringen. Periodelichten dienen in principe voor de markering van het vaarwater.

Onder de periode van een licht wordt verstaan de tijdsduur waarin éénmaal alle fasen van het licht worden doorlopen, derhalve de totale duur van schijnsel(s) en verduistering(en). De periode wordt aangegeven in seconden en afgekort als s.

Het karakter geeft een nadere specificatie van een licht; het wordt volgens internationale afspraken aangeduid met de Engelse afkorting.

De karakters zijn gebaseerd op de volgende hoofdindeling;

In Nederland worden voornamelijk de volgende karakters toegepast, waarbij in het algemeen geldt: hoe sneller het karakter, hoe gevaarlijker het te markeren punt.

1.3.4 Kentekens

Indien een markering is voorzien van een nummering dan loopt deze "van beneden naar boven", dus tegengesteld aan de onder 1.2 genoemde richtingen, op.

2

LATERALE MARKERING

Deze markering geeft de zijdelingse begrenzing van het vaarwater aan, dan wel de koppen van kribben, uitstekende punten van de oever, enz.

2.1

Hoofdmarkering

2.1.1 Rechterzijde

vorm:

stompe boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar beneden gericht) of los steekbaken

kleur:

rood

topteken: ¹

rode cilinder

licht: ¹

rood isofaselicht of lang schitterlicht :

kenteken: ²

de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een even nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur

b.v. HD 4, HD 6 of 1, 2, 4, etc.

¹ indien aanwezig

² m.u.v. kop-, steek- en walbakens

2.1.2 Linkerzijde

vorm:

spitse boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar boven gericht) of bijeengebonden steekbaken

kleur:

groen

topteken: ¹

groene kegel met de top naar boven gericht

licht: ¹

groen isofaselicht of lang schitterlicht

kenteken:

kenteken de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een oneven nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur

b.v. V 3, V 5 of 3, 5, 6, etc.

¹ indien aanwezig

² m.u.v. kop-, steek- en walbakens

2.1.3 Splitsingen en kruisingen 3- in de Waddenzee wordt de markering toegepast volgens het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA).

Deze markering is aangebracht op de scheiding of samenkomst van vaarwaters. De drijvende markering is altijd voorzien van een topteken ter onderscheiding van de markering veilig vaarwater (6.3).

a. Vaarwaters van gelijk belang

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken (driehoekig rood teken met de punt naar beneden gericht boven een driehoekig groen teken met de punt naar boven gericht)

kleur:

rood-groen horizontaal gestreept

topteken:

rood-groene bol)

licht: ¹

wit snel isofaselicht (2s)

kenteken: ²

de beginletter(s) van elk vaarwater in alfabetische volgorde met het volgnummer in de markeringsrij;

voor oevermarkering een nummering aansluitend aan die van de rechter- of de linkerzijde.

b.v. A - NM

2 1

b.v. 7

¹ indien aanwezig

² m.u.v. kop-, steek- en walbakens

b. Hoofdvaarwater links

3 <<van boven naar beneden>> gerekend.

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken

kleur:

rood boven en groen onder

topteken:

rode cilinder, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens rode bol

licht: ¹

rood flikkerlicht

kenteken:

de beginletters met een nummer van beide: vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.

b.v. HV KG

12 9

¹ indien aanwezig

² m.u.v. kop-, steek- en walbakens

c. Hoofdvaarwater rechts

3 <<van boven naar beneden>> gerekend.

vorm:

bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken

kleur:

groen boven en rood onder

topteken:

groene kegel met de top naar boven gericht, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens groene bol

licht: ¹

groen flikkerlicht

kenteken: ²

de beginletters met een nummer van beide vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.

b.v. VG- HV

1 14

¹ indien aanwezig

² m.u.v. kop-, steek- en walbakens

2.2

Aanvullende markering

Op brede vaarwaters kan naast de hoofdbetonning gebruik worden gemaakt van de hierna genoemde aanvullende markering. Deze geeft dan de begrenzing aan van eveneens bruikbaar vaarwater buiten de hoofdbetonning.

2.2.1 Rechterzijde

vorm:

stomp, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning

kleur:

rood-wit horizontaal gestreept

topteken: ¹

rode cilinder.

¹ indien aanwezig

2.2.2 Linkerzijde

vorm:

vorm: spits, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning

kleur:

groen-wit horizontaal gestreept

topteken: ¹

groene kegel met de top naar boven gericht.

¹ indien aanwezig

2.2.3 Splitsingen en kruisingen

Zie hiervoor onderdeel 2.1.3.

3

Markering gevaarlijke punten en obstakels

In of nabij het vaarwater kan ter markering van gevaarlijke punten en obstakels de laterale markering als bedoeld in onderdeel 2. worden toegepast.

4

BIJZONDERE MARKERING

Deze markering is niet in de eerste plaats bestemd voor de navigatie, maar duidt een bepaald gebied of voorwerp aan, dat doorgaans is omschreven in nautische of andere daarvoor bestemde publicaties. Deze betonning wordt bijvoorbeeld toegepast ter markering van verboden gebieden, bagger-, stort- en ankerplaatsen, oefen- en visserij gebieden, voor het afbakenen van speciale gebieden zoals voor snelle motorboten, waterskiërs, zeilplanken, wedstrijden, e.d. en voor het aangeven van posities met een speciaal doel zoals kabels, instrumenten, etc.

Opmerking

De bijzondere betonning moet door de doorgaande scheepvaart, d.w.z. schepen die niet een aldus gemarkeerd gebied als bestemming hebben, aan dezelfde zijde worden gehouden als de "gewone" betonning.

vorm:

stompe, spitse of bolvormige boei, ton, sparboei, drijf- of kopbaken.

kleur:

geel

topteken: *

geel liggend kruis of, alleen in geval van een verboden gebied het verbodsteken A.1 (bijlage 5) in de vorm van een cilinder

licht: *

geel schitterlicht of groepschitterlicht, uitgezonderd het groepschitterlicht bestaande uit 2 schitteringen

kenteken: *

de aanduiding - of een afkorting daarvan - van het doel waarvoor de markering is gelegd, of een pictogram (teken van bijlage 5 onder A en E) dat de betekenis van het gebied aangeeft.

b.v. Gas

b.v.

* indien aanwezig

5

Markering loop van het water

5.1, 5.2.1 en 5.2.2: niet overgenomen

5.2.3 Geleidelijnen

Ter markering van een overgang over langere afstand kan op dezelfde oever een stel van de onder 5.2.1 of 5.2.2 genoemde tekens zijn geplaatst, waarvan het achterste teken hoger is dan het voorste. Deze tekens inéén (verticaal boven elkaar) gezien geven de as van de overgang aan.

Opmerking

De hiervoor genoemde lichten kunnen in plaats van de dagmerken voorkomen.

5.3 Lichtenlijnen (geleidelichten)

Volgens hetzelfde principe als onder 5.2.3 genoemd geven geleidelichten, inéén gezien, de as van een aanlooproute vanuit zee of een meer, dan wel het diepste gedeelte van een vaargeul aan. Lichtenlijnen worden toegepast in gevallen waar andere vaarwatermarkering onvoldoende leiding geeft of ontbreekt. De lichten zijn doorgaans synchroon brandende periodelichten van dezelfde kleur; het hoge licht kan evenwel een vast licht zijn. De kleur is meestal wit; ter betere onderscheiding (achtergrondverlichting, meerdere lichtenlijnen naast elkaar) kunnen ook andere kleuren worden toegepast.

5.4 Sectorlichten

Deze dienen eveneens als geleidelichten. Bij een sectorlicht is de lichtbundel verdeeld in één of meer witte en rode en/of groene sectoren. In het algemeen geeft een witte sector de ligging van het vaarwater aan ten opzichte van ondiepten en/of oevers, die gedekt worden door de naastliggende groene of rode sectoren. Aangezien de aldus gemarkeerde gevaren meestal op verschillende afstanden van het licht zijn gelegen, is plaatselijke bekendheid of het raadplegen van een kaart onontbeerlijk voor de juiste interpretatie van dergelijke lichten.

6

Niet overgenomen

7

Markering ingang van havens en aftakkingen

De ingangen van havens, zijvaarten, aftakkingen, e.d. kunnen als volgt zijn gemarkeerd (invarend gezien):

7.1

Indien voorzien van lichten

7.1.1 Bakboordszijde

dagmerk:

rood-wit horizontaal gestreepte (cilindervormige) lichtopstand

licht:

rood vast licht ¹ of rood flikkerlicht

¹ In deze gevallen wordt ter betere ondersdcheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel

7.1.2 Stuurboordszijde

dagmerk:

groen-wit horizontaal gestreepte (kegelvormige) lichtopstand

licht:

groen vast licht ¹ of groen flikkerlicht

¹ In deze gevallen wordt ter betere ondersdcheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel

7.2

Indien niet voorzien van lichten

7.2.1 Bakboordszijde

dagmerk

rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken

7.2.2 Stuurboordszijde

dagmerk

rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken