Artikel
1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
-
b.
schip: elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;
-
c.
kapitein: degene die het gezag heeft over het schip;
-
d.
ongeval: een aanvaring, een stranding of een ander incident met een schip bij de navigatie, dan wel een ander voorval aan boord van het schip of daarbuiten, dat materiële schade aan het schip of aan zaken aan boord daarvan veroorzaakt of dreigt te veroorzaken.
2
Indien het schip toebehoort aan een rederij die een boekhouder heeft aangesteld, of indien er sprake is van rompbevrachting, treedt de boekhouder, onderscheidenlijk de rompbevrachter voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen in de plaats van de scheepseigenaar.
3
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder het verlenen van hulp aan een schip mede verstaan het verlenen van hulp aan zaken die zich aan boord daarvan bevinden of aan van dat schip afkomstige driftige, of gezonken zaken.
4
Onverminderd het bepaalde in het zesde lid, is het bij of krachtens deze wet ten aanzien van een schip bepaalde van overeenkomstige toepassing op:
-
a.
elke installatie;
-
b.
elke andere zaak in drijvende of gezonken staat.
5
Het bij of krachtens deze wet ten aanzien van de kapitein bepaalde is van overeenkomstige toepassing op degene die ter plaatse de leiding of het opzicht heeft over een installatie of een andere zaak, bedoeld in het vierde lid.
6
Van de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn uitgezonderd:
-
a.
mijnbouwinstallaties als bedoeld in artikel 1 van het Mijnreglement continentaal plat (Stb. 1983, 83) en artikel 1 van het Mijnreglement 1964 (Stb. 538);
-
b.
installaties of schepen, die tot opsporing of winning van delfstoffen in gebruik zijn op een ander dan het Nederlandse deel van het continentaal plat.