Besluit van 24 juni 1992, houdende regeling van Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen

Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 16 december 1991, VVP/P-U 692407, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Overwegende, dat het, gelet op richtlijn 89/686/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PbEG L 399), noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de deugdelijke werking van persoonlijke beschermingsmiddelen;
Gelet op de artikelen 1, vierde lid, 4, eerste lid, onderdeel a, 8, onderdelen a, b en c, 11, 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 18 september 1991, nr. 14433/(41)5;
De Raad van State gehoord (advies van 14 april 1992, nr. W13.92.0008);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juni 1992, VVP/P 921208 uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen zodanig te zijn samengesteld en zodanige eigenschappen te hebben, alsmede van zodanige vermeldingen te zijn voorzien, dat zij, wanneer zij behoorlijk zijn onderhouden en overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, geen gevaar opleveren voor de gezondheid en veiligheid van personen, huisdieren en goederen. Zij dienen daartoe te voldoen aan de in bijlage II van de richtlijn opgenomen eisen.

Artikel

4

Persoonlijke beschermingsmiddelen die voldoen aan de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen normen en die met inachtneming van de procedures, genoemd in artikel 5, zijn voorzien van de CE-markering, bedoeld in bijlage IV van de richtlijn, en waarvoor de EG-verklaring van overeenstemming, bedoeld in bijlage VI van de richtlijn, kan worden overgelegd, worden vermoed te voldoen aan het in artikel 3, tweede volzin, bepaalde.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

9

Indien één van de bijlagen van de richtlijn, waarnaar in dit besluit wordt verwezen, wordt gewijzigd dan wel indien een richtlijn zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de richtlijn wordt vastgesteld of gewijzigd, maakt Onze Minister dit bekend in de Nederlandse Staatscourant; hij vermeldt daarbij met ingang van welke datum de wijzigingen worden toegepast met betrekking tot welke persoonlijke beschermingsmiddelen.

Artikel

10

Dit besluit kan worden aangehaald als Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.

Artikel

11

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende Nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie a.i., J. G. M. Alders