Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
drukvat: een in serie vervaardigd gelast drukvat van eenvoudige vorm met een inwendige overdruk van meer dan 0,5 bar,
-
1e.
dat ertoe bestemd is lucht, dan wel stikstof te bevatten en
-
2e.
dat niet bestemd is om aan vlambelasting te worden onderworpen en
-
3e.
waarvan de delen en verbindingen die van belang zijn voor de sterkte van het drukvat zijn vervaardigd uit niet-gelegeerd kwaliteitsstaal dan wel uit niet-gelegeerd aluminium of geen dispersieharding vertonende aluminiumlegeringen en
-
4e.
dat bestaat uit:
-
-
een cilindrisch gedeelte met een cirkelvormige dwarsdoorsnede, afgesloten door gewelfde bodems met de holle zijde naar binnen of door platte bodems, welke bodems een zelfde omwentelingsas hebben als het cilindrisch gedeelte, of
-
-
twee gewelfde bodems met een zelfde omwentelingsas en
-
-
-
5e.
waarvan de maximale bedrijfsdruk ten hoogste gelijk is aan 30 bar en het produkt van deze druk en de inhoud van het vat (PS.V) niet groter is dan 10.000 bar.l en
-
6e.
waarvan de minimale bedrijfstemperatuur niet lager is dan -50°C en de maximale bedrijfstemperatuur niet hoger is dan 300° C bij een drukvat van staal en 100° C bij een drukvat van aluminium of aluminiumlegeringen;
-
1e.
-
b.
de Gemeenschap: de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is;
-
c.
richtlijn: de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake drukvaten van eenvoudige vorm (87/404/EEG, PbEG 1987, L 220/48);
-
d.
keuringsinstantie: een ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet, met betrekking tot drukvaten van eenvoudige vorm aangewezen dienst, instelling, onderneming of onderzoeksbureau, dan wel een door de andere lidstaten van de Europese Unie in het kader van de richtlijn aangemelde instantie;
-
e.
wet: Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104);
-
f.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.