Wet van 10 september 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot provincies

Provinciewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Provinciewet aan te passen aan de herziene Grondwet en aan de Gemeentewet en in verband daarmee nieuwe bepalingen vast te stellen met betrekking tot de inrichting van provincies, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Artikel

2

In deze wet wordt verstaan onder ingezetenen: zij die hun werkelijke woonplaats in de provincie hebben.

Artikel

3

Zij die als ingezetene met een adres in een gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in de provincie waarin die gemeente is gelegen.

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    provinciebestuur: ieder bevoegd orgaan van de provincie;

  • b.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Titel

II

De inrichting en samenstelling van het provinciebestuur

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

6

In elke provincie zijn er provinciale staten, gedeputeerde staten en een commissaris van de Koning.

Hoofdstuk

II

Provinciale staten

Artikel

7

Provinciale staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie.

Artikel

8

Artikel

9

De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Artikel

10

Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel

11

Artikel

12

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van provinciale staten hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van provinciale staten wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van provinciale staten is vervallen verklaard.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel

17

Artikel

18

Provinciale staten vergaderen na de periodieke verkiezing van hun leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van provinciale staten in oude samenstelling aftreden.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

De leden van het provinciebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van provinciale staten hebben gezegd of aan provinciale staten schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

23

Artikel

24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van provinciale belastingen; en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van gedeputeerden.

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Artikel

27

De leden van provinciale staten stemmen zonder last.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Hoofdstuk

III

Gedeputeerde staten

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

35a

Artikel

35b

Artikel

35c

Artikel

36

De benoeming van gedeputeerden na de verkiezing van de leden van provinciale staten vindt plaats in een vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling.

Artikel

37

In het geval van artikel 36 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot gedeputeerde heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 35a bepaalde aantal gedeputeerden zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel

38

De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk, tenzij provinciale staten besluiten het aantal gedeputeerden te verminderen.

Artikel

39

De benoemde gedeputeerde deelt provinciale staten uiterlijk op de tiende dag na de kennisgeving van zijn benoeming mee of hij de benoeming aanneemt. Indien deze termijn verstrijkt zonder mededeling, wordt de benoemde gedeputeerde geacht de benoeming niet aan te nemen.

Artikel

40

Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

Artikel

40a

Artikel

40b

Artikel

40c

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

43a

Artikel

43b

Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.

Artikel

43c

Artikel

43d

Artikel

43f

Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.

Artikel

43g

Artikel

43h

Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de provincie, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de provincie van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.

Artikel

43j

Met bezoldiging worden in de artikelen 43a tot en met 43h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop de gedeputeerde krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak hebben.

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

44b

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

In zaken die aan de uitspraak van gedeputeerde staten zijn onderworpen mag een gedeputeerde niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn.

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag. Artikel 31 is van toepassing op de stemming inzake het ontslag. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel

50

De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Gedeputeerde staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan provinciale staten wordt toegezonden.

Artikel

53

Artikel

53a

Artikel

54

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Artikel

57

De leden van gedeputeerde staten en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van gedeputeerde staten hebben gezegd of aan gedeputeerde staten schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

59

Artikel

59a

Artikel

60

Hoofdstuk

IV

De commissaris van de Koning

Artikel

61

Artikel

61a

Artikel

61b

Artikel

61c

Artikel

61d

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij benoeming, herbenoeming en ontslag van de commissaris van de Koning te volgen procedure.

Artikel

62

Artikel

63

Voor de benoembaarheid tot commissaris is het Nederlanderschap vereist.

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

De commissaris is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    lid van provinciale staten;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    lid van de rekenkamer;

  • j.

    lid van de raad van een gemeente;

  • k.

    burgemeester;

  • l.

    wethouder;

  • m.

    lid van de rekenkamer van een in de provincie gelegen gemeente;

  • n.

    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 79q, eerste lid;

  • o.

    ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt;

  • p.

    ambtenaar, in dienst van een in die provincie gelegen gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur van een dergelijke gemeente ondergeschikt;

  • q.

    voorzitter van, lid van het bestuur van of ambtenaar in dienst van een in de provincie gelegen waterschap;

  • r.

    ambtenaar in dienst van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld lichaam waarvan een orgaan aan toezicht van gedeputeerde staten is onderworpen;

  • s.

    ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

  • t.

    functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

Artikel

68

Artikel

69

Het ambt van commissaris ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel

70

De commissaris heeft zijn werkelijke woonplaats in de provincie.

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

De toekenning van een vergoeding aan degene die met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

78

Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, zijn de artikelen 63, 66, 67 en 68 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

79

Hoofdstuk

IVA

De rekenkamer

§

1

De provinciale rekenkamer

Artikel

79a

Provinciale staten stellen een rekenkamer in.

Artikel

79b

Provinciale staten stellen het aantal leden van de rekenkamer vast.

Artikel

79c

Artikel

79d

Artikel

79e

Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel

79f

Artikel

79g

Artikel

79i

Artikel

79j

Artikel

79k

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van provinciale staten vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§

2

De gemeenschappelijke rekenkamer

Artikel

79l

In afwijking van artikel 79a kunnen provinciale staten met provinciale staten van een of meer andere provincies met toepassing van artikel 40 en artikel 41, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of met de raad of de raden van één of meer gemeenten, al dan niet met provinciale staten van één of meer andere provincies tezamen, met toepassing van artikel 51 en artikel 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede, derde en vijfde tot en met achtste lid, 10a, 11, 11a, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 43 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.

Artikel

79m

Artikel

79n

Indien provinciale staten van één of meer provincies met de raad of raden van een of meer gemeenten een gemeenschappelijke rekenkamer instellen, is, onverminderd artikel 79m, eerste lid, juncto artikel 79f, een lid van de rekenkamer niet tevens:

  • a.

    burgemeester;

  • b.

    wethouder;

  • c.

    lid van de raad van een deelnemende gemeente;

  • d.

    ambtenaar, in dienst van een deelnemende gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende gemeente ondergeschikt;

  • e.

    ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op een deelnemende gemeente;

  • f.

    functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het gemeentebestuur van een deelnemende gemeente van advies te dienen.

Artikel

79o

In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:

  • a.

    het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;

  • b.

    de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.

Hoofdstuk

IVB

De rekenkamerfunctie

Artikel

79p

Vervallen

Hoofdstuk

IVC

De ombudsman

§

1

Algemene bepaling

Artikel

79q

§

2

De provinciale ombudsman

Artikel

79r

Artikel

79s

Artikel

79t

Artikel

79u

Artikel

79v

De ombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden aan provinciale staten.

Artikel

79w

De ombudsman ontvangt een bij verordening van provinciale staten vastgestelde vergoeding voor zijn werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§

3

De provinciale ombudscommissie

Artikel

79x

Artikel

79y

§

4

De gezamenlijke ombudsman en de gezamenlijke ombudscommissie

Artikel

79z

Artikel

79aa

Indien provinciale staten een ombudsman of een ombudscommissie instellen met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn de in die wet ten aanzien van gemeenschappelijke organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing voor zover de aard van de aan de ombudsman of de ombudscommissie opgedragen taken zich daartegen niet verzet.

Hoofdstuk

V

De commissies

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Hoofdstuk

VA

Geheimhouding

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

De verordeningen bedoeld in de artikelen 93 en 94 worden aan Onze Minister gezonden.

Artikel

96

Hoofdstuk

VII

De secretaris en de griffier

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

97

§

2

De secretaris

Artikel

99

Gedeputeerde staten wijzen de secretaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.

Artikel

100

Artikel

101

De secretaris is in de vergadering van gedeputeerde staten aanwezig.

Artikel

102

Vervallen

§

3

De griffier

Artikel

104

Artikel

104a

Artikel

104b

De griffier is in de vergadering van provinciale staten aanwezig.

Artikel

104c

Vervallen

Artikel

104e

Titel

III

De bevoegdheid van het provinciebestuur

Hoofdstuk

VIII

Algemene bepalingen

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

105

Artikel

106

Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen provincies.

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

§

2

Verhouding tot het Rijk

Artikel

110

Onze Minister wie het aangaat doet gedeputeerde staten desgevraagd mededeling van zijn standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

111

Onze Minister wie het aangaat biedt gedeputeerde staten desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Over al hetgeen de provincie betreft dienen gedeputeerde staten Onze Ministers desgevraagd van bericht en raad, tenzij dit uitdrukkelijk van de commissaris van de Koning wordt verlangd.

Artikel

117

Artikel

118

De bevoegdheid tot het maken van provinciale verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten of algemene maatregelen van bestuur is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten en algemene maatregelen van bestuur niet in strijd zijn.

Artikel

119

De bepalingen van provinciale verordeningen in wier onderwerp door een wet of een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, zijn van rechtswege vervallen.

§

3

Bijzondere voorzieningen

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

121a

Artikel

121b

Onze Minister wie het aangaat kan een besluit tot indeplaatsstelling intrekken, indien provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning voldoende aannemelijk maken dat zij zonder voorbehoud zullen voorzien in hetgeen het besluit van hen vordert.

Artikel

121d

Artikel

121e

Artikel

121f

Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister, kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan Onze Minister wie het aangaat, betreffende de uitvoering door het provinciebestuur van de andere wet, bedoeld in artikel 121, eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.

Artikel

121g

Vervallen

§

4

Bestuursdwang

Artikel

122

Artikel

123

Vervallen

Artikel

124

Vervallen

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Vervallen

Artikel

128

Vervallen

Artikel

129

Vervallen

Artikel

130

Vervallen

Artikel

131

Vervallen

Artikel

132

Vervallen

Artikel

133

Vervallen

Artikel

134

Vervallen

Artikel

135

Vervallen

§

5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel

136

Vervallen

Artikel

137

Vervallen

Artikel

138

Vervallen

Artikel

139

Vervallen

Artikel

140

Vervallen

§

6

Termijnen

Artikel

141

Op termijnen gesteld in een provinciale verordening zijn de artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet van overeenkomstige toepassing, tenzij in de verordening anders is bepaald.

Artikel

142

Vervallen

Hoofdstuk

IX

De bevoegdheid van provinciale staten

Artikel

143

Artikel

143a

Artikel

143b

Artikel

144

Vervallen

Artikel

145

Provinciale staten maken de verordeningen die zij in het belang van de provincie nodig oordelen.

Artikel

146

Artikel

147

Artikel

148

Vervallen

Artikel

149

Vervallen

Artikel

150

Artikel

151

Artikel

151a

Artikel

151b

Artikel

151c

Artikel

151d

Artikel

151e

Artikel

151f

Gedeputeerde staten nemen de door provinciale staten geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

Artikel

151g

Artikel

151h

De artikelen 151b tot en met 151f zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke onderzoekscommissie, bedoeld in artikel 151g, met dien verstande dat:

  • a.

    in de artikelen 151b tot en met 151e voor «onderzoekscommissie» telkens wordt gelezen «gemeenschappelijke onderzoekscommissie»;

  • b.

    de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 151b, eerste lid, en 151c, eerste lid, ook van toepassing zijn op de leden en gewezen leden van een door het algemeen bestuur van een openbaar lichaam ingestelde commissie als bedoeld in artikel 24, 24a en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de ambtenaren en gewezen ambtenaren, onderscheidenlijk ambtenaren van politie en gewezen ambtenaren van politie, in dienst van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 40 of 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen of uit andere hoofde aan het bestuur van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie ondergeschikt;

  • c.

    de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 151b, eerste lid, en 151c, eerste lid, ook van toepassing zijn op leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de door de raad ingestelde rekenkamer, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie en ambtenaren en gewezen ambtenaren, onderscheidenlijk ambtenaren van politie en gewezen ambtenaren van politie, in dienst van de gemeente of uit andere hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt, indien het een regeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen betreft;

  • d.

    bij de toepassing van artikel 151b, derde lid, voor «het provinciebestuur» wordt gelezen «het provinciebestuur, het gemeentebestuur, indien onderzoek gedaan wordt naar de bestuursvoering van een instelling ingesteld bij een regeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en het bestuur van een openbaar lichaam of bedrijfsvoeringsorganisatie ingesteld bij een regeling als bedoeld in artikel 40 of artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen» en voor «artikel 151a» wordt gelezen «artikel 151g»;

  • e.

    bij de toepassing van artikel 151e het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De commissaris van de Koning en gewezen commissarissen van de Koning, gedeputeerden en gewezen gedeputeerden, leden en gewezen leden van een commissie ingesteld door gedeputeerde staten, het college, de burgemeester, of het bestuur van het openbaar lichaam ingesteld bij een regeling als bedoeld in artikel 40 of 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die uitsluitend of mede is getroffen door gedeputeerde staten, commissarissen van de Koning, colleges van burgemeester en wethouders of burgemeesters zijn niet verplicht aan artikel 151b, eerste en derde lid, en artikel 151c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang. Dit geldt evenzo voor ambtenaren en gewezen ambtenaren, onderscheidenlijk ambtenaren van politie en gewezen ambtenaren van politie, in dienst van de provincie of de gemeente of uit andere hoofde aan het bestuur hiervan ondergeschikt en de ambtenaren en gewezen ambtenaren in dienst van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie of uit andere hoofde ondergeschikt aan het bestuur daarvan, ingesteld bij een regeling als bedoeld in artikel 40 of 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die uitsluitend of mede is getroffen door gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en wethouders, burgemeesters, commissarissen van de Koning, of een combinatie van deze organen.

  • f.

    bij de toepassing van artikel 151e, vierde lid, voor «de commissaris van de Koning gevoerde bestuur, door de commissaris» wordt gelezen «de commissaris van de Koning, het college, de burgemeester of het bestuur van een openbaar lichaam, bedrijfsvoeringsorganisatie of gemeenschappelijk orgaan ingesteld bij een regeling als bedoeld in artikel 40 of artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen gevoerde bestuur, door de commissaris van de Koning, het college, de burgemeester of door het bestuur van een openbaar lichaam, bedrijfsvoeringsorganisatie of gemeenschappelijk orgaan».

Artikel

152

Artikel

153

Artikel

154

Vervallen

Artikel

155

Verordeningen, geheel of in hoofdzaak de waterstaat betreffende, worden gezonden aan Onze Minister wie het aangaat.

Artikel

156

Artikel

157

Vervallen

Hoofdstuk

X

De bevoegdheid van gedeputeerde staten

Artikel

158

Artikel

159

Vervallen

Artikel

160

Vervallen

Artikel

161

Vervallen

Artikel

162

Vervallen

Artikel

163

Artikel

164

Vervallen

Artikel

165

Artikel

166

Artikel

167

Artikel

168

Een door provinciale staten te maken verordening regelt de behandeling door gedeputeerde staten van administratieve geschillen, aan hun beslissing onderworpen.

Artikel

169

Artikel

170

Artikel 169 is eveneens van toepassing in die gevallen waarvoor het provinciebestuur een behandeling op de voet van de verordening, bedoeld in artikel 168 heeft voorgeschreven.

Artikel

171

Artikel

172

Artikel

173

Vervallen

Artikel

174

Gedeputeerde staten trachten alle geschillen tussen in hun provincie gevestigde gemeenten, waterschappen en lichamen, ingesteld bij gemeenschappelijke regeling, in der minne te doen bijleggen.

Hoofdstuk

XI

De bevoegdheid van de commissaris van de Koning

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

Vervallen

Artikel

178

Vervallen

Artikel

179

Artikel

180

De artikelen 168 tot en met 170 zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling door de commissaris van administratieve geschillen, aan zijn beslissing onderworpen.

Artikel

181

Vervallen

Artikel

182

Hoofdstuk

XIA

De bevoegdheid van de rekenkamer

Artikel

183

Artikel

184

Artikel

185

Artikel

186

Artikel

186a

Gedeputeerde staten zenden provinciale staten jaarlijks een overzicht van de aan gedeputeerde staten gedane voorstellen van de rekenkamer, vergezeld van hun standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven.

Titel

IV

De financiën van de provincie

Hoofdstuk

XII

Algemene bepalingen

Artikel

187

Vervallen

Artikel

188

Vervallen

Artikel

189

Vervallen

Artikel

190

Artikel

191

Aan de provincies kunnen slechts bij of krachtens de wet uitgaven worden opgelegd.

Artikel

192

Vervallen

Hoofdstuk

XIII

De begroting en de jaarrekening

§

1

De begroting

Artikel

193

Artikel

194

Artikel

195

Artikel

196

Artikel

197

Verplichte uitgaven van de provincie zijn:

  • a.

    de renten en aflossingen van de door de provincie aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet aan de provincie zijn opgelegd;

  • c.

    de uitgaven die voortvloeien uit de van het provinciale bestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

Artikel

198

Artikel

199

Onze Minister draagt zo nodig aan de bevoegde provinciale ambtenaar de betaling op ten laste van de provincie van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

Artikel

200

Vervallen

§

2

De jaarrekening

Artikel

201

Artikel

202

Artikel

203

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel

204

Gedeputeerde staten zenden de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van de overige in artikel 201 bedoelde stukken, binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan Onze Minister. Gedeputeerde staten voegen daarbij, indien van toepassing, het besluit van provinciale staten over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 202, derde lid.

Artikel

205

Indien provinciale staten de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 201 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan Onze Minister.

Artikel

206

Vervallen

§

3

Goedkeuring van de begroting

Artikel

207

Artikel

208

Vervallen

Artikel

209

Onze Minister maakt bij de aanvang van het desbetreffende begrotingsjaar door publicatie in de Staatscourant bekend van welke provincies de begrotingen en begrotingswijzigingen zijn goedkeuring behoeven.

Artikel

210

De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemene financiële belang.

Artikel

211

Artikel

212

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

Indien de begroting van een provincie ingevolge artikel 207, eerste of tweede lid, is onderworpen aan goedkeuring, kan Onze Minister bepalen dat door hem aan te wijzen beslissingen van het provinciebestuur die financiële gevolgen voor de provincie hebben of kunnen hebben, door gedeputeerde staten binnen twee weken aan Onze Minister worden toegezonden.

Hoofdstuk

XIV

De administratie en de controle

Artikel

216

Artikel

217

Artikel

217a

Artikel

218

Gedeputeerde staten zenden de verordeningen, bedoeld in de artikelen 216, 217 en 217a, binnen twee weken na vaststelling door provinciale staten aan Onze Minister.

Artikel

219

Onze Minister kan te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie, bedoeld in artikel 216, eerste lid.

Hoofdstuk

XV

De provinciale belastingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

220

Provinciale staten besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een provinciale belasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Artikel

220a

Een belastingverordening vermeldt, in de daartoe leidende gevallen, de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.

Artikel

221

§

2

Bijzondere bepalingen omtrent enkele belastingen

Artikel

222

Artikel

222a

Artikel

222b

Vervallen

Artikel

222c

Artikel

223

Artikel

224

De rechten, bedoeld in artikel 223, eerste lid, kunnen worden geheven door de provincie die het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen toestaat of de diensten verleent, ongeacht of het belastbare feit zich binnen of buiten het grondgebied van de provincie voordoet.

Artikel

225

Artikel

226

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake de belastingen, bedoeld in deze paragraaf, nadere regels worden gegeven.

§

3

Heffing en invordering

Artikel

227

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel

227a

Artikel

227b

Artikel

227c

Provinciale belastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze, doch niet bij wege van afdracht op aangifte.

Artikel

227d

Artikel

228a

Artikel

228b

Artikel

228c

Artikel

228d

Vervallen

Artikel

229

Artikel

229a

In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Minister en Onze Minister van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van provinciale belastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen.

Artikel

229b

Naast een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf, kan de in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, bedoelde provincieambtenaar ook een in de belastingverordening voorziene vrijstelling ambtshalve verlenen.

Artikel

229c

Vervallen

Artikel

229d

Vervallen

Artikel

230

Artikel

231

Vervallen

Artikel

232a

Artikel

232b

De verrekening van aan de belastingschuldige uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van provinciale belastingen op de voet van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 is ook mogelijk ingeval de in artikel 9 van de Invorderingswet 1990 gestelde termijn, dan wel de krachtens artikel 232a, eerste lid, gestelde termijn nog niet is verstreken.

Artikel

232c

Artikel

232e

Artikel

232f

Indien ter zake van een provinciale belasting exploot moet worden gedaan, een akte van vervolging betekend of een dwangbevel ten uitvoer gelegd in een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, dan wel in een andere provincie dan die waaraan belasting verschuldigd is, is daartoe naast de belastingdeurwaarder van laatstbedoelde provincie mede de belastingdeurwaarder van eerstbedoelde provincie respectievelijk van het desbetreffende openbaar lichaam bevoegd en desgevraagd verplicht.

Artikel

232g

Artikel

232h

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake provinciale belastingen in het kader van deze paragraaf passende nadere regels worden gegeven ter aanvulling van de in deze paragraaf geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk

XVI

Het Provinciefonds

Artikel

233

Vervallen

Artikel

234

Vervallen

Artikel

235

Vervallen

Artikel

236

Vervallen

Artikel

237

Vervallen

Artikel

238

Vervallen

Artikel

239

Vervallen

Artikel

240

Vervallen

Artikel

241

Vervallen

Artikel

242

Vervallen

Artikel

243

Vervallen

Artikel

244

Vervallen

Artikel

245

Vervallen

Artikel

246

Vervallen

Artikel

247

Vervallen

Artikel

248

Vervallen

Artikel

249

Vervallen

Artikel

250

Vervallen

Artikel

251

Vervallen

Artikel

252

Vervallen

Titel

V

Aanvullende bepalingen inzake het toezicht op het provinciebestuur

Hoofdstuk

XVII

Goedkeuring

Artikel

253

Artikel

254

Vervallen

Artikel

255

Vervallen

Artikel

255a

Vervallen

Artikel

255b

Vervallen

Artikel

255c

Vervallen

Artikel

256

Vervallen

Artikel

257

Vervallen

Artikel

258

Vervallen

Artikel

259

Artikel

260

Vervallen

Hoofdstuk

XVIII

Schorsing en vernietiging

Artikel

262

Vervallen

Artikel

263

Vervallen

Artikel

264

Vervallen

Artikel

265

Vervallen

Artikel

266

Artikel

267

Artikel

268

In het koninklijk besluit kan voor de duur van de schorsing een voorziening worden getroffen.

Artikel

269

Vervallen

Artikel

270

Indien een bekendgemaakt besluit niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het provinciebestuur kennisgegeven in het provinciaal blad.

Artikel

271a

Artikel

272

Het koninklijk besluit tot schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing of tot vernietiging wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel

273

Vervallen

Artikel

274

Titel

VI

Artikel

275

Vervallen

Artikel

276

Vervallen

Artikel

277

Vervallen

Artikel

278

Vervallen

Artikel

279

Vervallen

Titel

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

280

Vervallen

Artikel

281

Artikel

284

Vervallen

Artikel

285

Vervallen

Artikel

286

Vervallen

Artikel

287

Vervallen

Artikel

288

Vervallen

Artikel

289

Vervallen

Artikel

290

Vervallen

Artikel

291

Vervallen

Artikel

292

Vervallen

Artikel

293

Vervallen

Artikel

294

Vervallen

Artikel

295

Vervallen

Artikel

296

Vervallen

Artikel

297

Deze wet kan worden aangehaald als: Provinciewet.

Artikel

298

Vervallen

Artikel

299

Vervallen

Artikel

300

Vervallen

Artikel

300a

Vervallen

Artikel

301

Vervallen

Artikel

302

Vervallen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D. IJ. W. de Graaff-Nauta
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

Titel I

Begripsbepalingen (artt. 1-5)

Titel II

De inrichting en samenstelling van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen (art. 6)

Hoofdstuk II

Provinciale staten (artt. 7-33)

Hoofdstuk III

Gedeputeerde staten (artt. 34-60)

Hoofdstuk IV

De commissaris van de Koning (artt. 61-79)

Hoofdstuk V

De commissies (artt. 80-92)

Hoofdstuk VI

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies (artt. 93-96)

Hoofdstuk VII

De griffier (artt. 97-104)

Titel III

De bevoegdheid van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk VIII

Algemene bepalingen

§ 1

Inleidende bepalingen (artt. 105-109)

§ 2

Verhouding tot het Rijk (artt. 110-119)

§ 3

Bijzondere voorzieningen (artt. 120-121)

§ 4

Bestuursdwang (artt. 122-135)

§ 5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artt. 136-140)

§ 6

Termijnen (artt. 141-142)

Hoofdstuk IX

De bevoegdheid van provinciale staten (artt. 143-157)

Hoofdstuk X

De bevoegdheid van gedeputeerde staten (artt. 158-174)

Hoofdstuk XI

De bevoegdheid van de commissaris van de Koning (artt. 175-182)

Titel IV

De financiën van de provincie

Hoofdstuk XII

Algemene bepalingen (artt. 183-192)

Hoofdstuk XIII

De begroting en de rekening

§ 1

De begroting (artt. 193-200)

§ 2

De rekening (artt. 201-206)

§ 3

Goedkeuring van de begroting (artt. 207-215)

Hoofdstuk XIV

De administratie en de controle (artt. 216-219)

Hoofdstuk XV

De provinciale belastingen (artt. 220-232)

Hoofdstuk XVI

Het provinciefonds (artt. 233-252)

Titel V

Het toezicht op het provinciaal bestuur

Hoofdstuk XVII

Voorafgaand toezicht (artt. 253-260)

Hoofdstuk XVIII

De vernietiging van besluiten (artt. 261-274)

Titel VI

Wijziging van de provinciale indeling (artt. 275-279)

Titel VII

Overgangs- en slotbepalingen (artt. 280-297)

Bijlagen

Bijlage

bedoeld in artikel 291, tweede lid van de Provinciewet

Vervallen