Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.
Op een overeenkomstig dit besluit ingediende aanvraag wordt in de jaren 1992, 1993, 1994 en 1995 een uitkering verstrekt aan de gemeenten:
Amsterdam,
Rotterdam,
Den Haag,
Utrecht,
Groningen,
Arnhem of Nijmegen,
Eindhoven,
Enschede of Hengelo
Maastricht of Heerlen,
Leeuwarden,
Zwolle,
Breda en
Tilburg,
als bijdrage in de kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 11, eerste lid.
De uitkering is een door Onze Minister vast te stellen bedrag.
Onze Minister stelt jaarlijks het bedrag vast dat in dat kalenderjaar beschikbaar is voor toezeggingen op grond van dit besluit.
Een aanvraag om een uitkering wordt schriftelijk ingediend bij Onze Minister,
met betrekking tot het kalenderjaar 1992 voor 1 oktober 1992,
met betrekking tot het kalenderjaar 1993 in december 1992 en
met betrekking tot het kalenderjaar 1994 in december 1993;
met betrekking tot het kalenderjaar 1995 in januari 1995.
Een aanvraag wordt ingediend door een in artikel 2 genoemde gemeente. Indien de aanvraag wordt ingediend door een der gemeenten, genoemd in artikel 2, onder f, h of i, wordt de aanvraag ingediend mede namens de andere gemeente.
Een eerste aanvraag gaat vergezeld van een meerjarenplan, gericht op de verbetering van het vestigingsklimaat voor nieuwe en reeds gevestigde internationaal opererende bedrijven in het desbetreffende stedelijke knooppunt en zijn directe omgeving. Het meerjarenplan bevat ten minste de sterke en zwakke punten in het vestigingsklimaat voor nieuwe en reeds gevestigde internationaal opererende bedrijven en de prioriteiten die worden gesteld bij de verbetering daarvan.
De aanvraag met betrekking tot 1994 en 1995 gaat vergezeld van een verslag omtrent de uitvoering van het meerjarenplan, van een overzicht van de verplichtingen die zijn aangegaan met gebruikmaking van de uitkeringen op grond van dit besluit en van een aanduiding van de aanpassingen die het meerjarenplan eventueel behoeft.
Vervallen
Onze Minister geeft op de aanvraag aan beschikking binnen dertien weken na de dag van ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan bij schriftelijke mededeling eenmaal worden verlengd met een redelijke, door Onze Minister in de mededeling te noemen termijn.
Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beslissen op een aanvraag, indien gegronde vrees bestaat dat de aanvrager zal handelen in strijd met de ingevolge dit besluit geldende verplichtingen.
Een beschikking op een aanvraag, inhoudende een toezegging van een uitkering, bevat een vermelding van:
het meerjarenplan en het kalenderjaar waarop de toezegging betrekking heeft;
het maximale bedrag van de uitkering;
het tijdstip en de wijze waarop het verzoek om vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering moet worden ingediend.
Aan de toezegging van een uitkering zijn de in artikel 11 opgenomen verplichtingen verbonden. Indien de aanvraag is ingediend door een der gemeenten, genoemd in artikel 2, onder f, h, of i, gelden de in artikel 11, eerste, derde en vierde lid opgenomen verplichtingen ook voor de gemeente die niet als aanvrager is opgetreden.
De gemeente gebruikt de uitkering voor het realiseren van projecten en daarop betrekking hebbende haalbaarheidsstudies in de sfeer van infrastructuur of andere voorzieningen, die ten doel hebben een bijdrage te leveren aan het in Nederland creëren of behouden van een gunstig, internationaal concurrerend vestigingsklimaat voor nieuwe en reeds gevestigde internationaal opererende bedrijven en die passen in het meerjarenplan, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a.
De gemeente neemt bij het gebruik van de uitkering de ingevolge de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor de Staat geldende verplichtingen in acht.
De betrokkene dient bij Onze Minister een verzoek om vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering in overeenkomstig hetgeen daaromtrent in de beschikking, bedoeld in artikel 9, is vermeld.
De gemeente voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door haar aangegane verplichtingen en verrichte betalingen kunnen worden afgelezen.
De gemeente voldoet aan hetgeen door door Onze Minister aangewezen personen wordt verzocht, voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van dit besluit, omtrent:
het verlenen van toegang tot door haar gebruikte plaatsen,
het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden,
het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en
het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door derden.
Op een uitkering ter zake waarvan een beschikking als bedoeld in artikel 9 geldt, kan eenmaal per kalenderjaar door Onze Minister een voorschot worden verstrekt.
Het voorschot bedraagt een gedeelte van het in artikel 9, eerste lid, onder b, bedoelde bedrag, ter grootte van:
10 procent in het kalenderjaar waarin de toezegging is gedaan;
20 procent in elk van de twee op het onder a bedoelde kalenderjaar volgende kalenderjaren;
25 procent elk van de twee op het laatste onder b bedoelde kalenderjaar volgende kalenderjaren, met dien verstande dat in 1999 geen of een kleiner voorschot kan worden verstrekt, voorzover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat aan de gemeente een groter bedrag aan voorschotten wordt verstrekt dan het bedrag van de in totaal door de gemeente gemaakte kosten.
Indien de betrokkene niet heeft voldaan aan artikel 11, tweede lid, stelt Onze Minister haar in de gelegenheid binnen een door Onze Minister te stellen termijn een verzoek om vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering in te dienen, dat voldoet aan artikel 11, tweede lid.
Onze Minister geeft een beschikking tot vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek en zendt die aan de betrokkene toe. Deze termijn kan bij schriftelijke mededeling eenmaal worden verlengd met een redelijke, door Onze Minister in de mededeling te noemen termijn.
Onze Minister stelt het definitieve bedrag van de uitkering vast overeenkomstig de beschikking, bedoeld in artikel 9.
Het definitieve bedrag van de uitkering kan op nihil dan wel op een lager bedrag dan het toegezegde bedrag worden gesteld:
voor zover de gemeenten geen kosten hebben gemaakt of betaald voor activiteiten als bedoeld in artikel 11, tweede lid;
indien een gemeente niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 10 gegeven voorschriften of de in artikel 11 opgenomen verplichtingen;
indien de beschikking, bedoeld in artikel 9, ten gevolge van aan de aanvrager te wijten onjuistheid of onvolledigheid van verstrekte gegevens anders luidde dan het geval zou zijn geweest, indien de gegevens juist en volledig zouden zijn verstrekt.
Onze Minister kan een beschikking, inhoudende de vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering, intrekken indien de beschikking ten gevolge van aan de aanvrager te wijten onjuistheid of onvolledigheid van verstrekte gegevens anders luidde dan het geval zou zijn geweest, indien de gegevens juist en volledig zouden zijn verstrekt.
Indien toepassing is gegeven aan deartikelen 15 of 16, zijn ter beschikking gestelde financiële middelen terstond opeisbaar voor zover zij het bedrag waarop de betrokkene alsdan recht heeft te boven gaan.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.