Wet van 29 oktober 1992, houdende regels betreffende bevolkingsonderzoek

Wet op het bevolkingsonderzoek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de bescherming van de bevolking de uitvoering van bevolkingsonderzoek dat een gevaar kan vormen voor de gezondheid van de te onderzoeken personen aan een vergunningstelsel te onderwerpen, en dat geen behoefte meer bestaat aan een afzonderlijke regeling betreffende het röntgenologisch borstonderzoek op tuberculose, zoals neergelegd in de Wet bevolkingsonderzoek op tuberculose (Stb. 1951, 288);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

  • b.

    de Gezondheidsraad: de Gezondheidsraad, bedoeld in artikel 21 van de Gezondheidswet (Stb. 1956, 51);

  • c.

    bevolkingsonderzoek: geneeskundig onderzoek van personen dat wordt verricht ter uitvoering van een aan de gehele bevolking of aan een categorie daarvan gedaan aanbod dat gericht is op het ten behoeve of mede ten behoeve van de te onderzoeken personen opsporen van ziekten van een bepaalde aard of van bepaalde risico-indicatoren.

Hoofdstuk

II

Vergunningsplichtig bevolkingsonderzoek

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Alvorens op een aanvraag te beslissen, hoort Onze Minister de Gezondheidsraad.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

III

Verdere bepalingen

Artikel

10

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

Artikel

12

Vervallen

Artikel

14

Artikel

15

Onze Minister zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de beide Kamers der Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop deze is toegepast.

Artikel

16

De Wet bevolkingsonderzoek op tuberculose (Stb. 1951, 288) wordt ingetrokken.

Artikel

17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

18

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op het bevolkingsonderzoek.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin