Wet van 29 oktober 1992, tot vervanging van de Wet van 27 april 1884, Stb. 96, tot regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 27 april 1884, Stb. 96, tot regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen door een nieuwe wet te vervangen en de nieuwe wet, in aanmerking genomen de in het algemeen op het gebied van de zorg voor de volksgezondheid bestaande regelingen, in hoofdzaak betrekking te doen hebben op personen die op grond van een rechterlijke uitspraak in een psychiatrisch ziekenhuis worden opgenomen of verblijven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Opneming

§

1

Voorlopige machtiging

Artikel

2

Artikel

3

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, derde lid, onder a, is voor opneming en verblijf van een persoon in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting de in artikel 2 bedoelde machtiging vereist, indien de betrokkene blijk geeft van verzet tegen opneming of verblijf.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waarin de betrokkene is opgenomen, doet van deze opneming zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van de rechtbank die de machtiging heeft verleend, en aan de officier van justitie bij die rechtbank.

Artikel

12

Artikel

13

Aan de geneesheer-directeur en aan de voor de behandeling verantwoordelijke persoon geeft de griffier desgevraagd nadere inlichtingen omtrent hetgeen de rechter bij de behandeling van het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot voorlichting heeft gediend.

Artikel

14

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot het verzoekschrift, bedoeld in artikel 4, en de verklaringen, bedoeld in artikel 5.

§

2

Machtigingen tot voortgezet verblijf

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Indien het verblijf van een persoon in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van rechterlijke machtigingen als bedoeld in de artikelen 2, 15 en 18, zonder onderbreking ten minste vijf jaren heeft geduurd, kan een machtiging tot voortgezet verblijf worden verleend die een geldigheidsduur heeft van ten hoogste twee jaren, onverminderd het bepaalde in de artikelen 48 en 49.

§

3

Inbewaringstelling en machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Indien binnen 24 uur na het tijdstip waarop de beschikking van de burgemeester is gegeven, door de daarvoor in aanmerking komende psychiatrische ziekenhuizen nog niet tot opneming is overgegaan, kan de burgemeester na overleg met de inspecteur in wiens ambtsgebied zijn gemeente is gelegen, een van de bovenbedoelde ziekenhuizen bevelen de betrokkene op te nemen. Het betrokken ziekenhuis is verplicht de betrokkene op te nemen.

Artikel

25

Artikel

26

Bij de opneming geeft de burgemeester aan de echtgenoot, de wettelijke vertegenwoordiger en de naaste (familie) betrekking van de betrokkene zo mogelijk kennis van de door hem op grond van artikel 20 gegeven beschikking en van de opneming.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling heeft een geldigheidsduur van drie weken na haar dagtekening, onverminderd het bepaalde in de artikelen 48 en 49.

Artikel

31

§

4

Rechterlijke machtiging op eigen verzoek

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

§

5

Schadevergoeding

Artikel

35

Hoofdstuk

III

Rechten van onvrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijvende patiënten

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

37a

De geneesheer-directeur draagt er zorg voor dat voor een patiënt aantekening wordt gehouden van diens geestelijke en lichamelijke toestand, van de op hem toegepaste behandeling en de effecten ervan. De aantekening wordt gehouden op een zodanige manier en met zodanige regelmaat dat zij duidelijk inzicht geeft in het ziekteverloop.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel 41a

Vervallen

Artikel

42

De inspecteur, bevindend dat een patiënt die zich tegen de toepassing van een behandeling verzet, niet in staat kan worden geacht gebruik te maken van de regeling, vervat in artikel 41, kan een verzoekschrift indienen ter verkrijging van de beslissing van de rechter over de noodzaak de behandeling waartegen de patiënt zich verzet, toe te passen. Hij doet in zijn verzoekschrift gemotiveerd van zijn zienswijze blijken. Artikel 41, twaalfde lid, eerste volzin, veertiende en vijftiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

43

Artikel

44

Hoofdstuk

IV

Verlof en ontslag

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

46a

De geneesheer-directeur geeft een met toepassing van hoofdstuk II in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting opgenomen patiënt verlof voor zover en voor zolang het verantwoord is hem buiten de inrichting te laten verblijven.

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot het in dit hoofdstuk bepaalde.

Hoofdstuk

V

Patiënten voor wie de Minister van Justitie medeverantwoordelijkheid draagt

Artikel

51

Artikel

52

Voor de uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde, voor zover van toepassing op personen ten aanzien van wie krachtens enige wettelijke bepaling Onze Minister van Justitie medeverantwoordelijkheid draagt, handelt Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Hoofdstuk

VI

Administratieve voorschriften

§

1

Bescheiden voor opneming en verblijf

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

§

2

Vastlegging van gegevens

Artikel

56

Artikel

57

De geneesheer-directeur draagt, met het oog op het in het kader van deze wet uit te oefenen toezicht, zorg dat van elke toepassing van een middel of maatregel, aangewezen krachtens artikel 39, tweede lid, en van de redenen die daartoe hebben geleid, aantekening wordt gehouden in een register, ingericht naar een door Onze Minister vast te stellen model.

§

3

Verstrekken van gegevens aan de inspecteur en officier van justitie

Artikel

58

Artikel 58a

Vervallen

Artikel

58b

Vervallen

Artikel

58c

Vervallen

Hoofdstuk

VII

De taak van de patiëntenvertrouwenspersoon

Artikel

59

Hoofdstuk

VIII

Opneming in zwakzinnigeninrichtingen en verpleeginrichtingen zonder rechterlijke tussenkomst

Artikel

60

Artikel

62

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven die betrekking hebben op administratieve voorschriften betreffende opneming en verblijf in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting met toepassing van artikel 60, vastlegging van gegevens van personen op wie artikel 60 is toegepast, in het patiëntendossier en verstrekking van gegevens van die personen aan de inspecteur.

Hoofdstuk

IX

De taak van het Staatstoezicht op de geestelijke volksgezondheid

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kunnen nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot de uitoefening van de taak van de inspecteurs.

Artikel

65a

Hoofdstuk

X

De taak van het openbaar ministerie

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

De officieren van justitie leggen hun bevindingen tijdens de bezoeken, bedoeld in artikel 67, eerste lid, vast in een jaarlijks verslag. Zij zenden deze verslagen aan Onze Minister van Justitie aan Onze Minister.

Hoofdstuk

XI

Strafbepalingen

Artikel

69

Artikel

70

Hoofdstuk

XII

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

71

Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie binnen drie jaar na het krachtens artikel 80, tweede lid, vastgestelde tijdstip, en vervolgens telkens om de vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop de wet is toegepast.

Artikel

71a

Vervallen

Artikel

72

De voordracht voor een krachtens artikel 14, 23, 37, 38, 39, 41, 44, 50, 58, 60 of 62 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekend gemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel

72a

Ingeval ingevolge het bij deze wet bepaalde de inspecteur een verzoekschrift indient, of een verzoekschrift als bedoeld in artikel 28, 35 of 41, elfde lid, wordt ingediend, dan wel een van de daartoe bevoegde personen beroep instelt, behoeft de indiening van het verzoekschrift niet bij procureur te geschieden.

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Deze wet kan worden aangehaald als Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.

Artikel

80

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie E. M. H. Hirsch Ballin