Besluit van 18 december 1992, houdende regelen ter bevordering van de veiligheid en de regelmaat van het luchtverkeer

Luchtverkeersreglement

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 juli 1992, nr. JBZ/L 92.007482, Rijksluchtvaartdienst, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;
Overwegende dat het in verband met het tot stand komen van de Wet Luchtverkeer (Stb. 1992, 368) noodzakelijk is de regels met betrekking tot het luchtverkeer aan te passen en opnieuw vast te stellen;
Gelet op de artikelen 7, 13 en 14 van de Wet Luchtverkeer;
De Raad van State gehoord (advies van 1 december 1992, nr. W09.92.0347);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Defensie van 11 december 1992, nr. JBZ/L92.013025, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ACAS: Airborne Collision Avoidance System, een systeem aan boord van een luchtvaartuig, werkend met signalen van transponders en onafhankelijk van installaties op de grond, dat de gezagvoerder advies geeft over mogelijk conflicterende luchtvaartuigen die zijn uitgerust met een transponder;

  • b.

    alarmering: een dienstverlening met het doel de betrokken instanties te waarschuwen aangaande luchtvaartuigen die hulp behoeven in de vorm van opsporing en redding en deze instanties bij te staan voor zover dat vereist is;

  • c.

    algemeen luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersleidingsgebied dat zich in opwaartse richting uitstrekt vanaf een vastgestelde grens boven het aardoppervlak;

  • d.

    bijzondere VFR-vlucht: een VFR-vlucht, die overeenkomstig een klaring van een luchtverkeersleidingsdienst wordt uitgevoerd binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, onder weersomstandigheden die slechter zijn dan zichtweersomstandigheden;

  • e.

    daglichtperiode: het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00' N en 05°00' O op zeeniveau;

  • f.

    gecontroleerd luchtvaartterrein: een luchtvaartterrein, waar luchtverkeersleiding wordt gegeven aan luchtvaartterreinverkeer;

  • g.

    gecontroleerde vlucht: een vlucht waarvoor een klaring is vereist;

  • h.

    geldend vliegplan: het ingediende vliegplan met inbegrip van eventuele wijzigingen veroorzaakt door daarop verstrekte klaringen;

  • i.

    grondzicht: het zicht op een luchtvaartterrein, zoals bepaald door een bevoegde waarnemer of met daartoe bestemde apparatuur;

  • j.

    IFR-vlucht: een vlucht waarop, naast de in hoofdstuk III, afdeling 2, vastgestelde algemene vliegvoorschriften, tevens de in afdeling 4 vastgestelde instrumentvliegvoorschriften van toepassing zijn;

  • k.

    inhalen: een ander luchtvaartuig van achteren naderen uit een richting, die een hoek maakt van minder dan 70° met het vlak van symmetrie van dit luchtvaartuig;

  • l.

    instrumentweersomstandigheden: weersomstandigheden, die zijn uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis en die minder zijn dan de voorgeschreven minimum waarden voor zichtweersomstandigheden;

  • m.

    kruishoogte: een vlieghoogte, die tijdens een aanzienlijk deel van een vlucht wordt gehandhaafd;

  • n.

    landingsterrein: het gedeelte van een luchtvaartterrein, met uitzondering van platforms, dat bestemd is voor het opstijgen, het landen en het taxiën van luchtvaartuigen;

  • o.

    luchtvaartterreinverkeer: alle verkeer op het landingsterrein en alle luchtvaartuigen die zich bevinden in het luchtverkeerscircuit van het betrokken luchtvaartterrein dan wel dit circuit binnen vliegen of verlaten;

  • p.

    luchtverkeersadvisering: adviezen die binnen het luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse F worden gegeven met het doel, voor zover uitvoerbaar, separatie te verzekeren tussen vluchten die worden uitgevoerd volgens IFR-vliegplan;

  • q.

    luchtverkeerscircuit: de voorgeschreven vliegbaan voor luchtvaartuigen, die moet worden gevolgd in de nabijheid van een luchtvaartterrein;

  • r.

    luchtverkeersdienst: één of meer van de diensten, die zijn belast met het uitoefenen van de luchtverkeersdienstverlening, zijnde: luchtverkeersleidingsdiensten (luchtverkeersleidingscentrum, naderings- of plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst), vluchtinformatiecentrum en luchtverkeersmeldingspost;

  • s.

    luchtverkeersdienstverleningsgebieden: delen van het luchtruim met vastgestelde begrenzingen, waarvoor is vastgesteld welke soorten vluchten erin mogen worden uitgevoerd en welke soorten luchtverkeersdienstverlening er worden verstrekt, alsmede welke regels gelden voor de vluchtuitvoering;

  • t.

    luchtverkeersinformatie: informatie verstrekt door een luchtverkeersdienst met het doel bestuurders opmerkzaam te maken op ander, bekend of waargenomen, luchtverkeer dat mogelijkerwijs in de nabijheid van hun positie of voorgenomen vliegroute verkeert, alsmede bestuurders behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;

  • u.

    luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersdienstverleningsgebied waarbinnen luchtverkeersleiding wordt gegeven aan IFR-vluchten, en aan VFR-vluchten in overeenstemming met de geldende luchtruim classificatie;

  • v.

    luchtverkeersontwijkadvies: een door een luchtverkeersdienst verstrekt advies tot het uitvoeren van bepaalde manoeuvres, met het doel bestuurders behulpzaam te zijn bij het vermijden van botsingen;

  • w.

    luchtverkeersroute: een bepaalde route, vastgesteld om de verkeersstroom te kanaliseren, waar dat nodig is voor de verzorging van de luchtverkeersdienstverlening;

  • x.

    meldingspunt: de geografisch bepaalde plaats, ten opzichte waarvan de positie van een luchtvaartuig kan worden gemeld;

  • y.

    naderingsluchtverkeersleidingsgebied: een algemeen luchtverkeersleidingsgebied, dat doorgaans is ingesteld bij het kruispunt van luchtverkeersroutes gelegen in de nabijheid van één of meer luchtvaartterreinen;

  • z.

    omschakelpunt: het punt waar een luchtvaartuig tijdens een vlucht langs een gedeelte van een luchtverkeersroute, dat is bepaald met betrekking tot alzijdig gerichte radiobakens werkend op zeer hoge frequenties, verwacht wordt - voor de primaire navigatie - om te schakelen van het baken achter het luchtvaartuig naar het volgende baken vóór het luchtvaartuig;

  • aa.

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor wat het burgerluchtverkeer en de algemene verkeersveiligheid in de lucht betreft en Onze Minister van Defensie voor wat het militaire luchtverkeer betreft;

  • ab.

    plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied: een luchtverkeersleidingsgebied, dat zich verticaal uitstrekt vanaf het aardoppervlak tot aan een vastgestelde bovengrens;

  • ac.

    platform: een gedeelte van een luchtvaartterrein, dat bestemd is voor het opstellen van luchtvaartuigen, met het doel passagiers te laten in- of uitstappen, post of vracht te laden of te lossen, brandstof in te nemen, te parkeren of onderhoudswerkzaamheden te verrichten;

  • ad.

    RA: Resolution Advisory, een door ACAS aan de gezagvoerder gegeven advies om zodanig te manoeuvreren dat een botsing wordt voorkomen;

  • ae.

    transponder: een radarbeantwoordingssysteem met informatie over de identiteit en eventueel de hoogte van het luchtvaartuig;

  • af.

    taxiën: het op eigen kracht voortbewegen van een luchtvaartuig op een luchtvaartterrein, met uitzondering van de start en landing, maar met inbegrip van het voortbewegen van een hefschroefvliegtuig boven een luchtvaartterrein binnen een hoogteband waar grond-effect wordt ondervonden en met een snelheid die vergelijkbaar is met die van andere taxiënde luchtvaartuigen;

  • ag.

    uitwijkhaven: een luchtvaartterrein waarheen een vlucht kan worden vervolgd indien moet worden afgezien van landing op het luchtvaartterrein van bestemming;

  • ah.

    VFR-vlucht: een vlucht waarop, naast de in hoofdstuk III, afdeling 2, vastgestelde algemene vliegvoorschriften, tevens de in afdeling 3 vastgestelde zichtvliegvoorschriften van toepassing zijn;

  • ai.

    vlieghoogte: de hoogte van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig uitgedrukt in:

    • 1.

      hoogte boven het aardoppervlak

    • 2.

      hoogte boven gemiddeld zeeniveau of

    • 3.

      vliegniveau;

  • aj.

    vliegniveau: een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1013.2 hectopascals, dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

  • ak.

    vliegtuig: luchtvaartuig zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;

  • al.

    vliegzicht: het zicht recht vooruit waargenomen vanuit de stuurhut van een luchtvaartuig tijdens de vlucht;

  • am.

    vluchtinformatiegebied: een luchtruimte met vastgestelde begrenzingen, waarbinnen inlichtingen tijdens de vlucht worden verstrekt en alarmering wordt verzorgd;

  • an.

    vluchtinformatieverstrekking: een dienstverlening met het doel inlichtingen te geven tijdens de vlucht ten behoeve van een veilige en doelmatige vluchtuitvoering;

  • ao.

    wachtpositie: een gemarkeerde positie waar taxiënde luchtvaartuigen en voertuigen verplicht kunnen worden stil te houden met als doel de landingsbaan vrij te houden;

  • ap.

    wolkenbasis: de hoogte boven grond of water van de basis van de laagste wolkenlaag beneden 6000 meter (20 000 voet) die meer dan de helft van de hemel bedekt;

  • aq.

    zichtweersomstandigheden: weersomstandigheden, die zijn uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis, die gelijk zijn aan - of beter dan - voorgeschreven minimum waarden.

Artikel

2

Bevoegdheid LVNL

Voor zover de LVNL beslissingen neemt ingevolge de bij of krachtens dit besluit verleende bevoegdheden die mede betrekking hebben op het militaire luchtverkeer handelt zij in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.

Hoofdstuk

II

Luchtverkeersdienstverlening

Artikel

3

Classificatie van luchtverkeersdienstverleningsgebieden

Artikel

4

Luchtverkeersleiding

Artikel

5

Vluchtinformatieverstrekking

Artikel

6

Alarmering

Alarmering wordt verzorgd:

  • a.

    voor alle vluchten waaraan luchtverkeersleiding wordt gegeven;

  • b.

    voorzover uitvoerbaar voor andere vluchten waarvoor een vliegplan is ingediend of die anderszins bekend zijn bij de betrokken luchtverkeersdiensten;

  • c.

    voor elk luchtvaartuig waarvan bekend is of verondersteld wordt dat het is onderworpen aan wederrechtelijke inmenging.

Artikel

7

Aanwijzing van luchtruimte en van gecontroleerde luchtvaartterreinen

Artikel

8

Aanwijzing bijzondere luchtverkeersgebieden

Onze Minister kan ter bescherming van het luchtverkeer ten opzichte van bepaalde soorten luchtverkeer of van bijzondere luchtverkeersactiviteiten, delen van het vluchtinformatiegebied Amsterdam aanwijzen als bijzondere luchtverkeersgebieden; aan deze aanwijzingen kunnen regels worden verbonden.

Artikel

9

Uitvoering van de luchtverkeersdienstverlening

Onze Minister kan regels geven voor:

  • a.

    de wijze waarop luchtverkeersdienstverlening wordt gegeven;

  • b.

    de luchtvaarttelecommunicatie;

  • c.

    het tijdens de vlucht verstrekken van gegevens en luchtvaartinlichtingen.

Artikel

10

Luchtverkeersroutes en -procedures

Onze Minister stelt in het vluchtinformatiegebied Amsterdam luchtverkeersroutes en -procedures vast, waaronder mede zijn begrepen: naderings-, vertrek- en wachtprocedures, alsmede luchtverkeerspatronen voor luchtvaartterreinverkeer.

Hoofdstuk

III

Luchtverkeersregels

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

11

Na te komen vliegvoorschriften

Afdeling

2

Algemene vliegvoorschriften

§

1

Bescherming van personen en zaken

Artikel

12

Gebruik hoogtemeter en kruishoogtes

Onze Minister geeft regels met betrekking tot het gebruik van de hoogtemeter en het bepalen van kruishoogtes.

Artikel

13

Verwijderen van voorwerpen of stoffen

Artikel

14

Slepen

Artikel

15

Valschermspringen

Artikel

16

Kunstvluchten

§

2

Vermijden van botsingen

Artikel

17

Nabijheid

Artikel

18

Maatregelen bij uitwijken

Artikel

19

Recht vooruit naderen

Wanneer twee luchtvaartuigen elkaar recht vooruit of bijna recht vooruit naderen en gevaar voor botsing bestaat, moet elk van deze luchtvaartuigen zijn koers naar rechts verleggen.

Artikel

20

Kruisende koersen

Artikel

21

Inhalen

Een luchtvaartuig, dat een ander luchtvaartuig inhaalt, moet - onverschillig of eerstgenoemde stijgt, daalt of zich horizontaal voortbeweegt - uitwijken door zijn koers naar rechts te verleggen. Geen daarop volgende veranderingen van de positie van de beide luchtvaartuigen ten opzichte van elkaar ontslaat het inhalende luchtvaartuig van deze verplichting, totdat het zich op ruime afstand voorbij het andere luchtvaartuig bevindt.

Artikel

22

Uitwijken voor landend verkeer

Een luchtvaartuig dat zich in de lucht bevindt of zich voortbeweegt op de grond of op het water, moet uitwijken voor een luchtvaartuig dat bezig is te landen of zich bevindt in de laatste naderingsfase voor de landing.

Artikel

23

Landen

Artikel

24

Noodlanding

Een luchtvaartuig moet uitwijken voor een ander luchtvaartuig dat genoodzaakt is te landen.

Artikel

25

Taxiën

Artikel

26

Taxiën op gecontroleerde luchtvaartterreinen

Artikel

27

Verkeer op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein

Artikel

28

Lichten

Artikel

29

Nabootsen van blindvliegomstandigheden

Het is verboden aan het luchtverkeer deel te nemen onder nagebootste blindvliegomstandigheden tenzij:

  • 1.

    het luchtvaartuig is voorzien van een dubbele besturing en;

  • 2.

    een persoon die bevoegd is dat luchtvaartuig te besturen een bestuurdersplaats inneemt teneinde de besturing onmiddellijk te kunnen overnemen; deze persoon moet beschikken over voldoende uitzicht naar voren en naar beide zijden van het luchtvaartuig of moet rechtstreeks in verbinding staan met een lid van het stuurhutpersoneel, dat een zodanige plaats inneemt, dat zijn uitzicht het uitzicht van deze persoon voldoende aanvult.

Artikel

30

Vermijden van botsingen op het water

Een luchtvaartuig op het water moet voldoen aan de voorschriften ter voorkoming van botsing die ter plaatse gelden voor vaartuigen.

§

3

Inlichtingen omtrent vluchten

Artikel

31

Vliegplan

Artikel

32

Wijzigen van het vliegplan

§

4

Seinen

Artikel

33

§

5

Tijd

Artikel

34

§

6

Gecontroleerde vluchten

Artikel

35

Nakomen van het vliegplan

Artikel

36

Positiemeldingen

Artikel

37

Beëindiging van gecontroleerde vluchten

Bij beëindiging van een gecontroleerde vlucht, hetzij door landing, dan wel bij voortzetting daarvan als niet gecontroleerde vlucht, moet de betrokken luchtverkeersleidingsdienst daarvan zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld.

Artikel

38

Radioverbindingen

Artikel

39

Storing in de radioverbinding

§

7

Radar-identificatie en -hoogtemelding

Artikel

40

Onze Minister geeft regels met betrekking tot de bediening van de boordapparatuur voor het beantwoorden van ondervragingen door radargrondstations.

§

8

Onderschepping

Artikel

41

Afdeling

3

Zichtvliegvoorschriften

§

1

Algemeen

Artikel

42

Zichtweersomstandigheden

Artikel

43

Zichtweersomstandigheden in plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden

Artikel

44

Beperking van VFR-vluchten

Artikel

44a

Artikel

45

Minimum VFR-vlieghoogte

§

2

Gecontroleerde VFR-vluchten

Artikel

46

Uitvoering

Onverminderd het gestelde in artikel 11 moet een VFR-vlucht worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten wanneer de vlucht:

  • a.

    wordt uitgevoerd binnen de luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse B, C en D;

  • b.

    deel uitmaakt van het terreinverkeer van een gecontroleerd luchtvaartterrein, of;

  • c.

    wordt uitgevoerd als een bijzondere VFR-vlucht.

Artikel

47

Weersverslechtering tot beneden de criteria voor zichtweersomstandigheden

§

3

Niet-gecontroleerde VFR-vluchten

Artikel

48

Bij het uitvoeren van een VFR-vlucht in gebieden of langs routes, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder b of c moet:

  • a.

    voortdurend worden geluisterd op de desbetreffende radiofrequentie van de betrokken luchtverkeersdienst die vluchtinformatie verstrekt;

  • b.

    desgevraagd positiemeldingen aan die dienst worden verstrekt.

Afdeling

4

Instrumentvliegvoorschriften

§

1

Algemeen

Artikel

49

Artikel

50

Beperking van IFR-vluchten

Artikel

51

Minimum IFR-vlieghoogte

Artikel

52

Instrumentnaderingsprocedure

Tijdens een IFR-vlucht moet de nadering worden uitgevoerd in overeenstemming met een bij ministeriële regeling vastgestelde instrumentnaderingsprocedure.

Artikel

53

Verandering van vliegvoorschriften

§

2

Gecontroleerde IFR-vluchten

Artikel

54

Onverminderd het gestelde in artikel 11 moet een IFR-vlucht worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten, wanneer de vlucht wordt uitgevoerd in een luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse A tot en met E.

§

3

Niet-gecontroleerde IFR-vluchten

Artikel

55

Bij het uitvoeren van een IFR-vlucht in luchtverkeersdienstverleningsgebieden F en G en in gebieden of langs routes als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder b of c moet:

  • a.

    voortdurend worden geluisterd op de desbetreffende radiofrequentie van de betrokken luchtverkeersdienst, die vluchtinformatie verstrekt;

  • b.

    zonodig tweezijdige radioverbinding tot stand worden gebracht met die dienst, en;

  • c.

    positiemeldingen worden verstrekt overeenkomstig het in artikel 36 bepaalde voor gecontroleerde vluchten.

Hoofdstuk

IV

Diverse bepalingen

Artikel

56

Bijzondere vluchten

Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van vluchten waarbij door de aard van het luchtvaartuig of het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan bij of krachtens hoofdstuk III van dit besluit gestelde regels.

Artikel

57

Dagkenmerken ankerkabels

De ankerkabel van een zich in de lucht bevindende kabelballon, of van een aan een kabel verankerd luchtschip, moet - buiten de in artikel 28, eerste lid, genoemde periode - zijn voorzien van de bij ministeriële regeling vastgestelde dagkenmerken.

Artikel

58

Luchtvaartterreinverkeer, anders dan luchtvaartuigen

Op een landingsterrein moet een voetganger of een bestuurder van een voertuig:

  • a.

    vrije doorgang verlenen aan een luchtvaartuig;

  • b.

    gevolg geven aan een aanwijzing gegeven door de exploitant en - op een gecontroleerd luchtvaartterrein - door de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst.

Artikel

59

Het gebruik van het luchtruim door niet-luchtvaartuigen

Hoofdstuk

V

Luchtvaartinlichtingen

Artikel

60

Het verstrekken van inlichtingen vóór de vlucht

Ten behoeve van de vluchtvoorbereiding en de vluchtuitvoering verstrekt de LVNL vóór de vlucht de volgende luchtvaartinlichtingen:

  • a.

    een geïntegreerd pakket luchtvaartinlichtingen bestaande uit de volgende publikaties:

    • 1.

      een luchtvaartgids;

    • 2.

      wijzigingslijsten op de luchtvaartgids;

    • 3.

      aanvullingslijsten op de luchtvaartgids;

    • 4.

      berichten aan luchtvarenden;

    • 5.

      circulaires voor de luchtvaart;

    • 6.

      mededelingen aan Nederlandse luchtvarenden en eigenaren van luchtvaartuigen;

  • b.

    luchtvaartkaarten;

  • c.

    luchtvaartmeteorologische inlichtingen.

Artikel

61

Samenstelling en wijze van verstrekking van luchtvaartinlichtingen

Met betrekking tot luchtvaartinlichtingen stelt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat regels betreffende:

  • a.

    de gegevens welke zij dienen te bevatten;

  • b.

    de wijze van verstrekking;

  • c.

    de plaatsen waar en de perioden gedurende welke zij dienen te worden verstrekt;

  • d.

    de instanties en personen waaraan zij dienen te worden verstrekt.

Artikel

62

Tarieven

Abonnementen op de luchtvaartpublicaties en luchtvaartkaarten worden verstrekt tegen vergoeding van de kosten welke jaarlijks door de LVNL worden vastgesteld.

Hoofdstuk

VI

Straf- en slotbepalingen

Artikel

63

Strafbepalingen

Het handelen in strijd met het bepaalde in of krachtens deartikelen 11, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid, 17, 18, 19, 20, eerste en tweede lid, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, eerste lid, 28, 29, 30, 31, eerste en vierde lid, 32, eerste tot en met vierde lid, 33, 34, 35, 36, 37, 38, eerste en tweede lid, 39, 40, 41, 42, eerste lid, 43, eerste lid, 44, eerste, tweede en zevende lid, 44a, eerste, vierde en vijfde lid, 45, eerste lid, 46, 47, eerste, tweede en derde lid, 48, 49, eerste, vierde en vijfde lid, 50, eerste lid, 51, eerste lid, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58 en 59, eerste lid, is een strafbaar feit.

Artikel

64

Publikatie

Artikel

65

Intrekking Luchtverkeersreglement-1980

Het Luchtverkeersreglement-1980 (Stb. 786) wordt ingetrokken.

Artikel

66

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet Luchtverkeer in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Het Oude Loo
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Defensie a.i., J. P. Pronk
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin