Besluit van 5 januari 1993, houdende regels betreffende het energiegebruik van cv-ketels

Besluit rendementseisen cv-ketels

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 5 oktober 1992, nr. 92075619 WJA/W, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de richtlijn nr. 92/42/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels (PbEG L 167) en op de artikelen 2, 6 en 21 van de Wet energiebesparing toestellen (Stb. 1986, 59);
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1992, nr. W10.92 0473);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 30 december 1992, nr. 92101769 WJA/W, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ketel: het geheel van een ketellichaam en een brander van een uitsluitend met vloeibare of gasvormige brandstoffen gestookt en voor verwarming van een of meer ruimten bestemd toestel, dat de verbrandingswarmte op water overbrengt, met een nominaal vermogen van niet minder dan 4 kW en niet meer dan 400 kW;

onderdeel:

  • a.

    een ketellichaam waarop een brander behoort te worden gemonteerd dan wel

  • b.

    een brander die op een ketellichaam behoort te worden gemonteerd,

een en ander ten einde te zamen een ketel te vormen;

nominaal vermogen of Pn: het maximale verwarmingsvermogen, uitgedrukt in kW, dat een ketel kan afgeven bij de door de fabrikant opgegeven nominale belasting en bij een gemiddelde bedrijfstemperatuur van 70 °C;

gemiddelde bedrijfstemperatuur: het gemiddelde van de intrede- en uittredetemperatuur van het water in de ketel;

deellast: de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen het vermogen van een ketel, die werkt bij tussenpozen of op een vermogen lager dan het nominale vermogen, en dat nominale vermogen;

waterzijdig rendement: de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen de hoeveelheid warmte, in een bepaalde tijdseenheid overgedragen op het water in een ketel, en het produkt van de calorische benedenwaarde bij constante druk van de brandstof en het brandstofverbruik in diezelfde tijdseenheid;

gasgestookte condenserende ketel: een met gasvormige brandstof gestookte ketel die zodanig is ontworpen dat er permanent een belangrijk deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

oliegestookte condenserende ketel: een met vloeibare brandstof gestookte ketel die zodanig is ontworpen dat er onder bepaalde omstandigheden een deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

lage-temperatuurketel: een ketel die zodanig is ontworpen dat hij permanent in bedrijf kan zijn met een intredetemperatuur van het water in de ketel van 35 tot 40 °C en dat er onder bepaalde omstandigheden een deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren;

richtlijn: de richtlijn nr. 92/42/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels (PbEG L 167);

CE-markering: de in bijlage I, onder 1, eerste gedachtenstreepje, van de richtlijn weergegeven markering;

EG-conformiteitsverklaring: een verklaring van overeenstemming als bedoeld in bijlage IV van de richtlijn.

Artikel

2

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • a.

    ketels die moeten worden gestookt met brandstoffen waarvan de eigenschappen aanzienlijk afwijken van normaal in de handel verkrijgbare oliën of gassen, zoals industriële restgassen en biogas;

  • b.

    ketels die zijn ontworpen om hoofdzakelijk de ruimte waarin zij zijn geïnstalleerd te verwarmen en die als nevenfunctie tevens warm water leveren voor verwarming van een of meer andere ruimten of voor gebruik als tapwater;

  • c.

    ketels die niet in serie geproduceerd worden;

  • d.

    ketels die reeds eerder geïnstalleerd en gebruikt zijn;

  • e.

    onderdelen van ketels als bedoeld onder a, b, c en d.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Ketels worden in elk geval vermoed aan de in artikel 4, eerste lid, bedoelde rendementseisen te voldoen, indien zij in overeenstemming zijn met:

  • a.

    de ter uitvoering van artikel 5, tweede lid, van de richtlijn opgestelde geharmoniseerde normen, waarvan de referentienummers in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt;

  • b.

    de normen waarin de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in Nederland zijn omgezet en waarvan de referentienummers door Onze Minister in de Nederlandse Staatscourant zijn bekendgemaakt;

  • c.

    de normen waarin de onder a bedoelde geharmoniseerde normen in een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn omgezet en waarvan de referentienummers in die staat zijn bekendgemaakt.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Voor zover in dit besluit wordt verwezen naar de richtlijn of naar een bijlage daarvan, treedt voor de toepassing van de desbetreffende bepaling een wijziging van de richtlijn of van een bijlage daarvan in werking met ingang van de dag, waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel

10

Artikel

11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1994.

Artikel

12

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rendementseisen cv-ketels.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, J. E. Andriessen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin