Wet van 11 maart 1993, houdende regels betreffende enkele aspecten van het specifiek cultuurbeleid

Wet op het specifiek cultuurbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het verstrekken van specifieke uitkeringen uit 's Rijks kas ten behoeve van cultuuruitingen wettelijk dient te worden geregeld, dat het wenselijk is het cultuurbeleid van het Rijk eenmaal per vier jaar in een nota vast te leggen en het verstrekken van subsidies ten behoeve van cultuuruitingen een grondslag in de wet te geven en voorts dat het wenselijk is de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur te machtigen tot het oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen die de verbreiding van cultuuruitingen bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Onze Minister is belast met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid.

Hoofdstuk

IA

Raad voor cultuur

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2c

Artikel

2d

Artikel

2e

Vervallen

Artikel

2f

Vervallen

Artikel

2g

Vervallen

Artikel

2h

Vervallen

Artikel

2i

Vervallen

Artikel

2j

Vervallen

Artikel

2k

Vervallen

Artikel

2l

Vervallen

Hoofdstuk

II

Cultuurnota

Artikel

3

Hoofdstuk

III

Subsidies ten behoeve van cultuuruitingen

Artikel

4

Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen subsidies verstrekken.

Artikel

5

Artikel

6

Onze Minister kan op aanvraag ten behoeve van cultuuruitingen specifieke uitkeringen verstrekken van tenminste € 4 500 aan derden indien die subsidies gebaseerd zijn op een tussen Onze Minister en een provincie of een gemeente gemaakte bestuursovereenkomst.

Artikel

7

Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen andere specifieke uitkeringen dan die bedoeld in de artikelen 5 en 6, verstrekken van tenminste € 4 500.

Artikel

8

Artikel

8a

Hoofdstuk

IV

Fondsen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Het bestuur van een fonds verstrekt subsidies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, bij beschikking.

Hoofdstuk

IVA

Bibliotheekwerk

Artikel

11a

Voor het uitlenen van gedrukte werken in openbare bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt slechts een contributie of andere geldelijke bijdrage geheven, indien het provinciale bestuur of het gemeentebestuur, dat de openbare bibliotheek bekostigt of in stand houdt daartoe heeft besloten. De contributie of andere geldelijke bijdrage bedraagt ten hoogste de helft van de contributie of andere geldelijke bijdrage die wordt geheven van personen die achttien jaren of ouder zijn.

Artikel

11b

Hoofdstuk

V

Overgangsbepalingen

Artikel

12

Artikel

13

Tot het moment van inwerkingtreding van artikel 8 kan Onze Minister regels stellen met betrekking tot het verstrekken van subsidies en specifieke uitkeringen.

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

14

De Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355) wordt ingetrokken.

Artikel

15

De artikelen 5 tot en met 7 zijn niet van toepassing op specifieke uitkeringen aan particulieren te behoeve van bepaalde taken of activiteiten waarvoor voor minder dan 25 procent subsidie wordt verstrekt door provincies of gemeenten.

Artikel

16

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld, waarop artikel 8 in werking treedt.

Artikel

18

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d'Ancona
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin