Wet van 18 maart 1993, houdende regelen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films en omroeporganisaties en wijziging van de Auteurswet 1912

Wet op de naburige rechten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het voornemen toe te treden tot het in 1961 te Rome gesloten Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Trb. 1986, 182) en de in 1971 te Genève gesloten Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen (Trb. 1986, 183) wenselijk is regelen te treffen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties en dat het voorts in verband hiermee wenselijk is de Auteurswet 1912 te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    uitvoerende kunstenaar: de toneelspeler, zanger, musicus, danser en iedere andere persoon die een werk van letterkunde of kunst opvoert, zingt, voordraagt of op enige andere wijze uitvoert, alsmede de artiest, die een variété- of circusnummer of een poppenspel uitvoert;

  • b.

    opnemen: geluiden, beelden of een combinatie daarvan voor de eerste maal vastleggen op enig voorwerp dat geschikt is om deze te reproduceren of openbaar te maken;

  • c.

    fonogram: iedere opname van uitsluitend geluiden van een uitvoering of andere geluiden;

  • d.

    producent van fonogrammen: de natuurlijke of rechtspersoon die een fonogram voor de eerste maal vervaardigt of doet vervaardigen;

  • e.

    omroeporganisatie: een instelling, die in overeenstemming met de wetgeving van het land waar de uitzending plaatsvindt, programma’s verzorgt en onder haar verantwoordelijkheid uitzendt of doet uitzenden;

  • f.

    reproduceren: het vervaardigen van een of meer exemplaren van een opname of van een gedeelte daarvan;

  • g.

    uitzenden: het verspreiden van programma’s door middel van een omroepzender als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mediawet of een omroepnetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, van de Telecommunicatiewet;

  • h.

    heruitzenden: het door een instelling gelijktijdig uitzenden van een programma dat door een andere instelling of omroeporganisatie wordt uitgezonden;

  • i.

    programma: een uitgezonden radio- of televisieprogramma, of -programma-onderdeel;

  • j.

    verhuren: het voor een beperkte tijd en tegen een direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen;

  • k.

    uitlenen: het voor een beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen door voor het publiek toegankelijke instellingen.

Hoofdstuk

2

Inhoud van de naburige rechten

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

De werkgever is bevoegd de rechten van de uitvoerende kunstenaar, bedoeld in artikel 2, te exploiteren, voor zover dit tussen partijen is overeengekomen dan wel voortvloeit uit de aard van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid. Tenzij anders is overeengekomen of uit de aard van de overeenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voortvloeit, is de werkgever aan de uitvoerende kunstenaar of zijn rechtverkrijgende een billijke vergoeding verschuldigd voor iedere vorm van exploitatie van diens rechten. De werkgever eerbiedigt de in artikel 5 bedoelde rechten van de uitvoerende kunstenaar.

Artikel

4

Op de uitvoering van een uitvoerende kunstenaar, die bestemd is als bijdrage voor de totstandkoming van een filmwerk als bedoeld in artikel 45a van de Auteurswet 1912, zijn de artikelen 45a tot en met 45g van voornoemde wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Artikel

9

De rechten die deze wet verleent gaan over bij erfopvolging. Deze rechten zijn, met uitzondering van die welke genoemd zijn in het eerste lid van artikel 5, vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, geschiedt door een daartoe bestemde akte. De overdracht omvat alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 is het bepaalde in de derde en vierde volzin van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel

10

Van inbreuk op de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten is geen sprake indien de in deze artikelen bedoelde handelingen worden verricht voor:

  • a.

    eigen oefening, studie of gebruik van degene die opneemt of in enkele exemplaren reproduceert; artikel 16b, vijfde lid, van de Auteurswet 1912 is van overeenkomstige toepassing evenals de artikelen 16 c tot en met 16g van de Auteurswet 1912;

  • b.

    verslaggeving in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisie-reportage over actuele gebeurtenissen, voorzover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis die het onderwerp van de reportage uitmaakt noodzakelijk is en mits slechts gebruik wordt gemaakt van korte fragmenten;

  • c.

    een opname door of in opdracht van een omroeporganisatie, die bevoegd is tot uitzenden of doen uitzenden, ten behoeve van het eigen programma, mits de opname wordt teniet gedaan binnen 28 dagen na de eerste uitzending van het programma waarvoor de opname is gemaakt, doch in ieder geval binnen een half jaar na de vervaardiging; artikel 17b, derde lid, van de Auteurswet 1912, is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerend kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden;

  • d.

    het citeren in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling; artikel 15a, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, en vijfde lid van de Auteurswet 1912 is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de uitvoering van een uitvoerend kunstenaar dient artikel 5 in acht genomen te worden.

Artikel

11

Artikel

12

Hoofdstuk

3

De uitoefening en de handhaving van de naburige rechten

Artikel

13

De in artikel 2 bedoelde rechten kunnen, ingeval het een gezamenlijke uitvoering door zes of meer personen betreft, uitsluitend worden uitgeoefend door een door de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars bij meerderheid gekozen vertegenwoordiger. Het bepaalde in de eerste zin van dit artikel is niet van toepassing op de aan de gezamenlijke uitvoering meewerkende solist, regisseur en dirigent. De handhaving van de in artikel 2 bedoelde rechten kan, ingeval het een gezamenlijke uitvoering betreft, door een ieder van de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel

14

Indien aan twee of meer producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films of omroeporganisaties een gemeenschappelijk recht ten aanzien van eenzelfde fonogram, eerste vastlegging van een film of programma toekomt, kan de handhaving van dit recht door ieder van hen geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel

14a

Artikel

14b

Partijen zijn verplicht de onderhandelingen over de toestemming voor het heruitzenden, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, te goeder trouw te voeren en niet zonder geldige reden te verhinderen of te belemmeren.

Artikel

14c

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

De hoogte van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van rechthebbenden en de ingevolge voornoemde artikelen betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.

Artikel

15d

Degene die tot betaling van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15a, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld in eerstgenoemde artikelen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

De in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van opnamen of reprodukties daarvan, die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handel drijven en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op het desbetreffende recht hebben gemaakt.

Artikel 19

Vervallen

Artikel

20

Hoofdstuk

4

Bepalingen van strafrecht

Artikel

21

Hij die opzettelijk inbreuk maakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

22

Hij, die opzettelijk een opname of een reproduktie daarvan waarvan hij weet dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet,

  • a.

    uitzendt, heruitzendt of op een andere wijze openbaar maakt;

  • b.

    openlijk ter verspreiding aanbiedt;

  • c.

    ter reproduktie of ter verspreiding voorhanden heeft;

  • d.

    invoert, doorvoert, uitvoert; of

  • e.

    bewaart uit winstbejag,

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

23

Hij, die van het plegen van de misdrijven als bedoeld in de artikelen 21 en 22, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel

24

Hij, die een opname of een reproduktie daarvan waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat inbreuk wordt gemaakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet,

  • a.

    uitzendt, heruitzendt of op een andere wijze openbaar maakt;

  • b.

    openlijk ter verspreiding aanbiedt;

  • c.

    ter reproduktie of ter verspreiding voorhanden heeft;

  • d.

    invoert, doorvoert, uitvoert; of

  • e.

    bewaart uit winstbejag,

wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

25

Hij die opzettelijk in een uitvoering, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de uitvoerende kunstenaar wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt, of wel een zodanige uitvoering op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

27

Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave aan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 7 van deze wet verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel

27a

Degene die een opgave, bedoeld in artikel 15d, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel

28

De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats te betreden. Indien hun de toegang wordt geweigerd, verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of in tegenwoordigheid van een officier van justitie of een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden wordt door hen binnen vierentwintig uren procesverbaal opgemaakt.

Artikel

29

De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.

Artikel

30

Artikel

31

Een ieder, die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk

5

Toepassingscriteria

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Ten aanzien van uitvoeringen, fonogrammen of programma's, die voor het tijdstip van in werking treden van deze wet hebben plaatsgevonden, zijn vervaardigd onderscheidenlijk zijn uitgezonden, zijn de door deze wet verleende rechten van toepassing voor zover het gedragingen betreft die plaatsvinden na het tijdstip van in werking treden van deze wet.

Artikel

33a

Hoofdstuk

6

Overgangsbepaling

Artikel

35

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

36

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

37

Deze wet kan worden aangehaald als de Wet op de naburige rechten.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d’Ancona
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin