Artikel
1
Vervallen
Besluit:
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
De gemeenten en samenwerkingsverbanden aan wie bij brief van 22 december 1989, kenmerk DGM/G 08D9101, vooruitlopend op de vaststelling van het saneringsprogramma een budget is toegezegd voor het kalenderjaar 1992 verstrekken aan de minister vóór 1 juni 1993:
een rekening en verantwoording omtrent de feitelijke besteding van de verleende voorschotten in 1992 van het vorenbedoelde budget op een formulier volgens het model in bijlage III bij deze regeling met bijbehorende toelichting, en
een verklaring omtrent de getrouwheid als bedoeld in artikel 70a van de Wet op de Registeraccountants.
Ten behoeve van de controle van de rekening en verantwoording als bedoeld in het eerste lid, onder a, leggen de gemeenten en de samenwerkingsverbanden ten aanzien van ieder project een dossier aan, waarin, afhankelijk van de fase van uitvoering van het project, ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:
een rapport van het akoestisch/bouwtechnisch onderzoek;
een verklaring omtrent de staat van onderhoud van ieder tot het project behorende woning en voor zover het achterstallig onderhoud betreft een schriftelijke verklaring van de eigenaar inzake de kosten die hij voor zijn rekening neemt bij het in goede staat brengen van de woning;
een schriftelijke verklaring van de eigenaar inzake de kosten die hij voor zijn rekening neemt bij het treffen van door hem gewenste maatregelen;
een verklaring van de opsteller van het onder a genoemde rapport waarin deze stelt dat naar zijn waarneming niet eerder geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in de betrokken gevels, noch dat er ten behoeve van de betrokken woningen een geluidafschermende voorziening is geplaatst;
het bestek, dat is opgesteld naar aanleiding van het onder a bedoelde onderzoek;
het saneringsprogramma;
de beschikking van de minister waarbij de ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen zijn vastgesteld;
de beschikking van de minister waarbij de maatregelen zijn vastgesteld;
een verklaring van de budgethouder dat het project uitsluitend is geïnitieerd ten behoeve van de geluidsanering, danwel een verklaring dat het project is geïnitieerd ten behoeve van woningverbetering;
in geval van autonome sanering, een verklaring van de gemeente dat men niet voornemens is binnen vijf jaar de tot het project behorende woningen ingrijpend te verbeteren of onderhoud uit te voeren, danwel het pand aan de woonbestemming te onttrekken;
de gegevens met behulp waarvan ten aanzien van iedere woning de toetsbedragen zijn bepaald;
een kostenindicatie berekend aan de hand van de toetsbedragen;
de offerte van de aannemer en de facturen van de aannemer;
een verklaring van degene die de controle heeft verricht na gereedmelding van de aangebrachte voorzieningen omtrent de wijze waarop deze conform het bestek zijn aangebracht;
het oordeel van de minister, bedoeld in artikel 32, eerste lid.
Binnen vijf maanden na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, stelt de minister de bijdrage vast met inachtneming van hetgeen bij de beschikking inzake de verlening van de bijdrage voor het kalenderjaar 1992 is bepaald.
De minister stelt de hoogte van de bijdrage vast op het bedrag van de werkelijke bestedingen, met dien verstande dat het bedrag van de vast te stellen bijdrage niet meer kan bedragen dan de voor het kalenderjaar 1992 verstrekte voorschotten.
Indien de verklaring, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, daartoe aanleiding geeft, kan de minister de beschikking inzake de verlening van de bijdrage voor het kalenderjaar 1992 geheel of gedeeltelijk intrekken.
Indien de minister toepassing geeft aan het derde lid, stelt hij de bijdrage vast met inachtneming van de in 1992 geldende Nadere regels saneringsprogramma wegverkeerslawaai, de voor 1992 geldende Budgetregeling gevelisolatie sanering geluidhinder en de bevindingen van de registeraccountant. Hij kan tevens de voor 1992 verstrekte voorschotten geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Indien burgemeester en wethouders of het verantwoordelijk orgaan van het samenwerkingsverband niet vóór 1 juni 1993 de in artikel 22, eerste lid, bedoelde bescheiden hebben toegezonden, onderscheidenlijk deze bescheiden naar het oordeel van de minister onvolledig zijn, doet de minister daarvan mededeling aan burgemeester en wethouders binnen vier weken na het verstrijken van die termijn onderscheidenlijk na ontvangst van de bescheiden.
De minister stelt bij de in het eerste lid bedoelde mededeling een termijn van ten hoogste acht weken binnen welke de ontbrekende bescheiden alsnog moeten worden verstrekt.
Indien burgemeester en wethouders de ontbrekende bescheiden niet binnen de krachtens het tweede lid gestelde termijn verstrekt, kan de minister de beschikking waarbij het budget voor 1992 is verleend geheel of gedeeltelijk intrekken. Artikel 23, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
De minister geeft aan de gemeenten en samenwerkingsverbanden aan wie bij brief van 18 december 1990, kenmerk MBG 23N90002, vooruitlopend op de vaststelling van het saneringsprogramma een kasbudget is toegezegd voor het kalenderjaar 1993 een voorschot in mei en september 1993 van telkens 50% van het toegezegde kasbudget.
Het kasbudget dient voor wat betreft de wering van verkeerslawaai te worden besteed aan:
het treffen van gevelmaatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen waarvan het equivalente geluidsniveau:
vanwege de weg meer dan 60 dB(A) bedraagt, danwel
vanwege de spoorweg meer bedraagt dan de in artikel 17 van het Bijdragenbesluit genoemde waarden;
voorbereiding, begeleiding en toezicht van de onder a bedoelde maatregelen.
De bijdrage ten behoeve van de in het tweede lid, onder b. bedoelde werkzaamheden wordt vastgesteld op 15% van het kasbudget.
In afwijking van het tweede lid kan het kasbudget niet worden besteed aan gevelmaatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen:
waarvan burgemeester en wethouders, gelet op artikel 18, redelijkerwijs kunnen verwachten dat de minister de daaraan aan te brengen gevelmaatregelen niet zal vaststellen;
ten aanzien waarvan al eerder een bijdrage is verleend ter zake van het treffen van saneringsmaatregelen;
waarvan de eigenaar of bewoner wiens toestemming noodzakelijk is om gevelmaatregelen aan te brengen deze toestemming bij een eerdere gelegenheid heeft geweigerd;
waarvan de geluidsbelasting van de verblijfsruimten reeds gelijk is aan of lager is dan 45 dB(A) onderscheidenlijk 40 dB(A).
De in het eerste lid bedoelde gemeenten en samenwerkingsverbanden verstrekken aan de minister vóór 1 juni 1994:
een rekening en verantwoording over de feitelijke besteding van de verleende voorschotten in 1993 van het vorenbedoelde kasbudget op een formulier volgens het model in bijlage III bij deze regeling met bijbehorende toelichting, en
een verklaring van getrouwheid af te geven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De in het eerste lid bedoelde gemeenten en samenwerkingsverbanden leggen ten behoeve van de controle van de rekening en verantwoording als bedoeld in het vijfde lid ten aanzien van ieder project een dossier aan, waarin, afhankelijk van de fase van uitvoering van het project, tenminste de gegevens zijn opgenomen als bedoeld in artikel 22, tweede lid. Bij de in onderdeel m van dat lid bedoelde offerte en facturen van de aannemer wordt ook de opdracht aan de aannemer gevoegd.
Vervallen
Burgemeester en wethouders en het verantwoordelijk orgaan van het samenwerkingsverband kunnen ten behoeve van te treffen gevelmaatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in verband met de wering van weg- en railverkeerslawaai in 1993 bestedingen verrichten tot ten hoogste het totaal van de voor de kalenderjaren 1993, 1994 en 1995 door de minister aangegane verplichtingen.
Binnen vijf maanden na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, stelt de minister de bijdrage vast.
De minister stelt de hoogte van de bijdrage vast op:
het bedrag van de werkelijke bestedingen, vermeerderd met
de kosten verbonden aan de voorbereiding, begeleiding en toezicht van de onder a bedoelde maatregelen tot 15% van het verleende kasbudget, en
het bedrag van de verstrekte voorschotten dat krachtens artikel 26, tweede lid, in 1994 wordt besteed.
De krachtens het tweede lid vast te stellen bijdrage kan niet meer bedragen dan de voor het kalenderjaar 1993 verstrekte voorschotten.
Indien de verklaring, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, onder b, daartoe aanleiding geeft, kan de minister de beschikking inzake de verlening van de bijdrage voor het kalenderjaar 1993 geheel of gedeeltelijk intrekken. Hij kan tevens de voor 1993 verstrekte voorschotten geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Voor zover uit de rekening en verantwoording, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, mocht blijken dat de in 1993 verleende voorschotten voor meer dan 50% niet zijn besteed, vordert de minister de overschrijding van dat percentage terug.
Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing indien burgemeester en wethouders of het verantwoordelijk orgaan van het samenwerkingsverband niet vóór 1 juni 1994 de in artikel 25, vijfde lid, bedoelde bescheiden hebben toegezonden, onderscheidenlijk deze bescheiden naar het oordeel van de minister onvolledig zijn.
De minister kan een beschikking als bedoeld in artikel 28, eerste lid, intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:
op grond van feiten of omstandigheden waarvan hij bij het nemen van die beschikking redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn;
indien die beschikking onjuist was en burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband dit wisten of behoorden te weten, of
indien burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband in strijd hebben gehandeld met de voorschriften verbonden aan die beschikking.
De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de bijdrage is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Een beschikking als bedoeld in artikel 28, eerste lid, kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de gemeente of het samenwerkingsverband worden gewijzigd indien sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt, dan wel een handeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken;
Op het terugvorderen van het onverschuldigd betaalde vastgestelde bedrag van de bijdrage, bedoeld in artikel 25, eerste lid, is artikel 17 van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 25 tot en met 30 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van:
de kasbudgetten die bij brieven in 1991 en 1992 zijn toegezegd voor de kalenderjaren 1994 en 1995;
de bijdrage die krachtens artikel 19, is verleend voor de kalenderjaren 1996, 1997, 1998 en 1999.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen