Besluit van 10 mei 1993, houdende bepalingen voor de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichtingen daarop van banken

Besluit jaarrekening banken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, mede namens Onze Minister van Financiën, van 29 januari 1993, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 303967/93/6;
Gelet op de richtlijn nr. 86/635/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PbEG L372), alsmede op artikel 417 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
Gezien het advies van De Nederlandsche Bank N.V.;
De Raad van State gehoord (advies van 15 april 1993, no. W03.93.0058);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 29 april 1993, nr. 363307/93/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Voorschriften omtrent de balans en de toelichting daarop

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Onderscheiden naar de groepen van schulden, bedoeld in artikel 6 lid 1, en naar de voorwaardelijke schulden, bedoeld in artikel 7 lid 1, wordt aangegeven voor welke van deze schulden activa verbonden zijn, welke activa deswege niet meer ter vrije beschikking staan en tot welk bedrag dat is geschied.

§

2

Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening en de toelichting daarop

Artikel

9

Artikel

10

§

3

Bijzondere voorschriften omtrent de toelichting

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Indien het bij Koninklijke boodschap van 27 juni 1991 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen voor de jaarrekening van banken tot wet is verheven en in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking. Het is van toepassing op boekjaren die op of na 1 januari 1993 aanvangen.

Artikel

14

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit jaarrekening banken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin