Burgerlijk Wetboek Boek 7A, Bijzondere overeenkomsten (vervolg)

Burgerlijk Wetboek Boek 7A

Boek

7a

Bijzondere overeenkomsten; vervolg

Vijfde titel

A

Van koop en verkoop op afbetaling

Afdeling

1

Van koop en verkoop op afbetaling in het algemeen

Artikel

1576

Artikel

1576a

Van de bepalingen van deze titel mag slechts worden afgeweken, indien en voor zoover dit daaruit blijkt.

Artikel

1576b

Artikel

1576c

Artikel

1576d

Op eenig beding, als bedoeld in de voorafgaande twee artikelen, kan wegens niet tijdige nakoming beroep alleen worden gedaan, indien de schuldenaar, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijne verplichtingen na te komen.

Artikel

1576e

Artikel

1576f

Artikel

1576g

Volmacht tot invordering van loon, pensioen of andere periodieke vorderingen ter zake van eene arbeidsovereenkomst, onder welken vorm of welke benaming ook, door den kooper verleend, is steeds herroepelijk.

Afdeling

2

Van huurkoop

Artikel

1576h

Artikel

1576i

Artikel

1576j

Artikel

1576k

Ter zake van huurkoop kan de koper, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst werkelijke woonplaats in een gemeente in Nederland heeft, geen woonplaats kiezen, behalve voor het geval dat hij te eniger tijd geen bekende werkelijke woonplaats in die gemeente mocht hebben.

Artikel

1576l

Artikel

1576m

Artikel

1576n

Artikel

1576q

Ontbinding van huurkoop, of teruggave van eene in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding, kan, wegens niet tijdige nakoming door den kooper van zijne verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de kooper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijne verplichtingen na te komen.

Artikel

1576r

Wanneer de verkoper ontbinding van de overeenkomst of teruggave van de in huurkoop afgeleverde zaak kan vorderen, kan de kantonrechter, indien de verkoper zulks verzoekt en daarbij redelijk belang heeft, bij voorlopige voorziening teruggave bij voorraad bevelen.

Artikel

1576s

Indien, wegens het niet nakomen door den kooper van zijne verplichtingen, de in huurkoop afgeleverde zaak krachtens daartoe gemaakt beding wordt teruggenomen, heeft dit ontbinding van de overeenkomst tot gevolg, tenzij tusschen partijen anders overeengekomen is.

Artikel

1576t

Indien bij ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door den kooper van zijne verplichtingen de verkooper in beteren vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst, vindt volledige verrekening plaats.

Artikel

1576u

Indien bij ontbinding der overeenkomst de kooper recht mocht hebben op eenige terugbetaling, kan hij door den rechter worden gemachtigd de zaak, die hij terug moet geven, onder zich te houden, totdat het hem verschuldigde wordt betaald of de verkooper daarvoor voldoende zekerheid heeft gesteld.

Artikel

1576v

Artikel

1576w

In het vonnis, waarbij de verplichting tot teruggave van eene in huurkoop afgeleverde zaak wordt vastgesteld of de overeenkomst wordt ontbonden, kan een bevel tot teruggave worden opgenomen.

Artikel

1576x

Zevende

titel

Van huur en verhuur

Eerste

afdeeling

Algemeene bepaling

Artikel

1584

Artikel

1585

De bepalingen van deze en de volgende afdeling zijn mede van toepassing op de huur van vermogensrechten, voor zover de strekking van die bepalingen of de aard van het recht zich daartegen niet verzet.

Tweede

afdeeling

Van de regelen, welke gemeen zijn aan verhuringen van huizen en van andere zaken

Artikel

1586

De verhuurder is, door den aard van de overeenkomst, en zonder dat daartoe eenig bijzonder beding vereischt wordt, verpligt:

  • 1°.

    Om het verhuurde aan den huurder ter beschikking te stellen;

  • 2°.

    Om hetzelve te onderhouden in zoodanigen staat, dat het tot het gebruik waartoe het verhuurd is dienen kan;

  • 3°.

    Om den huurder het rustig genot daarvan te doen hebben, zoo lang de huur duurt.

Artikel

1587

Artikel

1588

Artikel

1589

Indien, gedurende den huurtijd, de verhuurde zaak door eenig toeval geheel en al vergaan is, vervalt de huur-overeenkomst van regtswege. Indien de zaak slechts ten deele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang der omstandigheden, of vermindering van de huurprijs te vorderen of de huurovereenkomst te ontbinden; doch hij kan, in geen dier beide gevallen, aanspraak op schadevergoeding maken.

Artikel

1590

De verhuurder mag, gedurende den huurtijd, de gedaante of inrigting van de verhuurde zaak niet veranderen.

Artikel

1591

Artikel

1592

De verhuurder is niet verpligt den huurder te waarborgen tegen de belemmeringen welke hem derden, door feitelijkheden, in zijn genot toebrengen, zonder overigens eenig regt op het gehuurde te beweren; behoudens het regt van den huurder om dezelve uit eigen hoofde te vervolgen.

Artikel

1593

Indien, daarentegen, de huurder in deszelfs genot is gestoord geworden, ten gevolge eener regtsvordering welke tot den eigendom van de zaak betrekking heeft, heeft hij het regt om eene geëvenredigde vermindering van den huurprijs te vorderen, mits van die stoornis of belemmering aan den eigenaar behoorlijk kennis gegeven zij.

Artikel

1594

Indien degenen die de feitelijkheden gepleegd hebben enig recht ten aanzien van de verhuurde zaak beweren te hebben, of indien de huurder zelf in regten gedagvaard is om tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van de zaak verwezen te worden, of om de uitoefening van eenige erfdienstbaarheid of een ander recht ten aanzien van de zaak te gedoogen, moet hij den verhuurder daarvan beteekening doen, en hij kan denzelven tot vrijwaring oproepen.

Artikel

1595

Artikel

1596

De huurder is tot twee hoofdverpligtingen gehouden:

  • 1°.

    Om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken, en overeenkomstig de bestemming welke daaraan bij de huur-overeenkomst gegeven is, of volgens die welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang der omstandigheden voorondersteld wordt;

  • 2°.

    Om den huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen.

Artikel

1598

Indien tusschen den verhuurder en den huurder eene beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is laatstgemelde gehouden de zaak in dien staat weder op te leveren, waarin hij deze, volgens die beschrijving, heeft aanvaard; met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onvermijdelijke toevallen vergaan of van waarde verminderd is.

Artikel

1599

Indien geene beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, ten aanzien van het onderhoud, hetwelk ten laste van huurders komt, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goeden staat te hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in dien staat terug geven.

Artikel

1600

Artikel

1602

De huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.

Artikel

1603

De huurder mag, bij ontruiming van de verhuurde zaak, afbreken en naar zich nemen al hetgeen hij daaraan, op zijne kosten, heeft doen maken, mits zulks gedaan worde zonder beschadiging van de zaak.

Artikel

1604

Vervallen

Artikel

1605

Wanneer er geschil ontstaat over den prijs eener verhuring, bij monde aangegaan, waarvan de uitvoering begonnen is, en er geene kwijting aanwezig is, moet de verhuurder op zijnen eed geloofd worden, ten ware de huurder mogt verkiezen den huurprijs door deskundigen te doen begrooten.

Artikel

1606

Indien de huur bij geschrift is aangegaan, houdt dezelve van regtswege op, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe eene opzegging vereischt worde.

Artikel

1607

Indien de huur zonder geschrift is aangegaan, houdt dezelve op den bepaalden tijd niet op, dan voor zoo verre de eene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen welke het plaatselijk gebruik medebrengt.

Artikel

1608

Wanneer de eene partij aan de andere eene opzegging van huur heeft beteekend, kan de huurder, hoewel in het genot blijvende, zich niet beroepen op eene stilzwijgende wederinhuring.

Artikel

1609

Indien, na het eindigen van eene verhuring bij geschrifte aangegaan, de huurder in het genot is gebleven en gelaten, ontstaat daardoor eene nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen, tot mondelinge verhuringen betrekkelijk.

Artikel

1610

In het geval der twee voorgaande artikelen, strekt zich de borgtogt, voor de huur gesteld, niet uit tot de verpligtingen die uit de verlenging der huur ontstaan.

Artikel

1611

De huur-overeenkomst gaat geenszins te niet door den dood van den verhuurder, noch door dien van den huurder.

Artikel

1612

Artikel

1614

Een kooper die gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de huur- overeenkomst voorbehouden om, ingeval van verkoop, den huurder tot de ontruiming van het gehuurde te noodzaken, is verpligt den huurder zoodanigen tijd te voren te waarschuwen, als het plaatselijk gebruik tot het doen van opzeggingen medebrengt.

Artikel

1615

De verhuurder kan de huur niet doen ophouden door te verklaren dat hij de gehuurde zaak zelf wil betrekken, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn.

Artikel

1616

Indien men bij de huur-overeenkomst is overeengekomen dat de verhuurder de bevoegdheid zoude hebben om het verhuurde huis of andere onroerende zaak zelf te betrekken, is hij verpligt vooraf eene opzegging te doen beteekenen, zoo veel tijd te voren, als bij artikel 1614 is vastgesteld.

Derde

afdeeling

Van de regelen welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur van huizen en huisraad

Artikel

1619

Artikel

1620

Artikel

1621

De huur van meubelen, om een geheel huis, eene geheele woning, een winkel, of eenig ander vertrek, daarmede te stofferen, wordt gehouden voor zoo lang te zijn aangegaan, als de huizen, woningen, winkels of vertrekken, volgens plaatselijk gebruik, doorgaans verhuurd worden.

Artikel

1622

Artikel

1623

Indien de huurder van een huis of vertrek, na het eindigen van den huurtijd, bij schriftelijke overeenkomst bepaald, in het bezit van het gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder daartegen verzet, wordt hij geacht het verhuurde op dezelfde voorwaarden te blijven behouden, voor den tijd welken het plaatselijk gebruik medebrengt, en kan hij het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet worden, dan na eene tijdige opzegging, overeenkomstig het plaatselijk gebruik gedaan.

Vierde

afdeling

Van de regelen welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur en verhuur van woonruimte

Artikel

1623a

Artikel

1623b

Artikel

1623c

Artikel

1623d

Artikel

1623e

Artikel

1623f

Artikel

1623g

Artikel

1623h

Artikel

1623i

Artikel

1623j

Indien de rechter ingevolge artikel 299 van Boek 3 de huurder machtigt bepaalde onderhoudswerken of reparatiën ten koste van de verhuurder uit te voeren, kan hij tevens, ongeacht enig andersluidend beding, bepalen of en tot welk bedrag de huurder de gemaakte kosten met de huurprijs kan verrekenen.

Artikel

1623k

Artikel

1623l

Artikel

1623m

Vervallen

Artikel

1623n

Artikel

1623o

Vijfde

afdeling

Van de regelen welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur en verhuur van bedrijfsruimte

Artikel

1624

Artikel

1625

De huurovereenkomst geldt voor vijf jaar of, als een langere bepaalde duur is overeengekomen, voor die langere duur.

Artikel

1626

Artikel

1627

Artikel

1627a

Artikel

1628

Artikel

1628a

Artikel

1629

Artikel

1630

Artikel

1631

Artikel

1631a

Artikel

1631b

Artikel

1631c

Artikel

1631d

Artikel

1632

Indien bij een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst de erfgenamen van de huurder niet bevoegd zijn de bedrijfsruimte aan een ander in gebruik te geven, kunnen zij ongeacht enig andersluidend beding gedurende zes maanden na het overlijden van hun erflater de overeenkomst opzeggen. De opzegging geschiedt bij deurwaardersexploit of aangetekende brief. De termijn van opzegging bedraagt zes maanden.

Artikel

1632a

Artikel

1633

Artikel

1634

Indien de rechter ingevolge artikel 299 van Boek 3 de huurder machtigt bepaalde onderhoudswerken of reparatiën ten koste van de verhuurder uit te voeren, kan hij tevens, ongeacht enig andersluidend beding, bepalen of en tot welk bedrag de huurder de gemaakte kosten met de huurprijs kan verrekenen.

Artikel

1635

Artikel

1635a

Artikel

1636

Artikel

1636a

Artikel

1636b

Zevende titel

A

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1637

Vervallen

Artikel

1637a

Vervallen

Artikel

1637b

Vervallen

Artikel

1637c

Vervallen

Tweede

afdeeling

Van de arbeidsovereenkomst in het algemeen

Artikel

1637d

Vervallen

Artikel

1637e

Vervallen

Artikel

1637f

Vervallen

Artikel

1637g

Vervallen

Artikel

1637h

Vervallen

Artikel

1637i

Vervallen

Artikel

1637j

Vervallen

Artikel

1637k

Vervallen

Artikel

1637l

Vervallen

Artikel

1637m

Vervallen

Artikel

1637n

Vervallen

Artikel

1637o

Vervallen

Artikel

1637p

Vervallen

Artikel

1637q

Vervallen

Artikel

1637r

Vervallen

Artikel

1637s

Vervallen

Artikel

1637t

Vervallen

Artikel

1637u

Vervallen

Artikel

1637v

Vervallen

Artikel

1637x

Vervallen

Artikel

1637ij

Vervallen

Artikel

1637ij a

Vervallen

Artikel

1637z

Vervallen

Derde

afdeeling

Van de verplichtingen des werkgevers

Artikel

1638

Vervallen

Artikel

1638a

Vervallen

Artikel

1638b

Vervallen

Artikel

1638c

Vervallen

Artikel

1638ca

Vervallen

Artikel

1638cb

Vervallen

Artikel

1638d

Vervallen

Artikel

1638e

Vervallen

Artikel

1638f

Vervallen

Artikel

1638g

Vervallen

Artikel

1638h

Vervallen

Artikel

1638i

Vervallen

Artikel

1638j

Vervallen

Artikel

1638k

Vervallen

Artikel

1638l

Vervallen

Artikel

1638m

Vervallen

Artikel

1638n

Vervallen

Artikel

1638o

Vervallen

Artikel

1638p

Vervallen

Artikel

1638q

Vervallen

Artikel

1638r

Vervallen

Artikel

1638t

Vervallen

Artikel

1638u

Vervallen

Artikel

1638v

Vervallen

Artikel

1638w

Vervallen

Artikel

1638x

Vervallen

Artikel

1638ij

Vervallen

Artikel

1638z

Vervallen

Artikel

1638aa

Vervallen

Artikel

1638bb

Vervallen

Artikel

1638cc

Vervallen

Artikel

1638dd

Vervallen

Artikel

1638ee

Vervallen

Artikel

1638ff

Vervallen

Artikel

1638gg

Vervallen

Artikel

1638hh

Vervallen

Artikel

1638ii

Vervallen

Artikel

1638jj

Vervallen

Artikel

1638kk

Vervallen

Artikel

1638ll

Vervallen

Artikel

1638mm

Vervallen

Artikel

1638nn

Vervallen

Artikel

1638oo

Vervallen

Vierde

afdeeling

Van de verplichtingen des arbeiders

Artikel

1639a

Vervallen

Artikel

1639b

Vervallen

Artikel

1639c

Vervallen

Artikel

1639d

Vervallen

Artikel

1639da

Vervallen

Vijfde

afdeeling

Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst ontstaan, eindigt

Artikel

1639e

Vervallen

Artikel

1639f

Vervallen

Artikel

1639g

Vervallen

Artikel

1639h

Vervallen

Artikel

1639i

Vervallen

Artikel

1639j

Vervallen

Artikel

1639k

Vervallen

Artikel

1639l

Vervallen

Artikel

1639m

Vervallen

Artikel

1639n

Vervallen

Artikel

1639o

Vervallen

Artikel

1639p

Vervallen

Artikel

1639q

Vervallen

Artikel

1639r

Vervallen

Artikel

1639s

Vervallen

Artikel

1639t

Vervallen

Artikel

1639u

Vervallen

Artikel

1639v

Vervallen

Artikel

1639w

Vervallen

Artikel

1639x

Vervallen

Vijfde afdeling

A

Artikel

1639aa

Vervallen

Artikel

1639bb

Vervallen

Artikel

1639cc

Vervallen

Artikel

1639dd

Vervallen

Zesde

afdeeling

Van aanneming van werk

Artikel

1639

De aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te brengen.

Artikel

1640

Bij aanneming van werk kan men overeenkomen dat de aannemer alleen arbeid verrigten, of wel dat hij ook de stof leveren zal.

Artikel

1641

Ingeval de aannemer de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook, vergaat, alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijne rekening, ten ware de aanbesteder nalatig zij geweest om het werk te ontvangen.

Artikel

1642

Indien de aannemer alleen arbeid moet verrigten, en het werk vergaat, is hij slechts voor zijne schuld aansprakelijk.

Artikel

1643

Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten eenig pligtverzuim van den aannemer is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat de aanbesteder nalatig is geweest om het werk op te nemen en goed te keuren, heeft de aannemer geene aanspraak op den bedongen prijs, ten ware de zaak door een gebrek in de stof zelve verloren ware gegaan.

Artikel

1644

Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen; die opneming wordt geacht geschied te zijn voor alle de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder den aannemer telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is.

Artikel

1645

Indien een gebouw, voor eenen bepaalden prijs aangenomen en afgemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de zamenstelling, of zelfs uit hoofde van de ongeschiktheid van den grond, zijn de bouwmeesters en aannemers daarvoor, gedurende tien jaren, aansprakelijk.

Artikel

1646

Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met den eigenaar van den grond beraamd en vastgesteld, kan hij geene vermeerdering van den prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der arbeidsloonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrootingen niet schriftelijk zijn ingewilligd, en over derzelver prijs met den eigenaar geene overeenkomst is getroffen.

Artikel

1647

De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming opzeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zij, mits hij den aannemer, wegens alle deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloos stelle.

Artikel

1648

Artikel

1650

Metselaars, timmerlieden, smids en andere ambachtslieden, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van eenig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geene regtsvordering tegen dengenen te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten beloope van hetgene deze aan den aannemer schuldig is op het oogenblik waarop zij hunne regtsvordering aanleggen.

Artikel

1651

Negende

titel

Van maatschap

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1655

Maatschap is eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te deelen.

Artikel

1657

Maatschappen zijn of algeheel, of bijzonder.

Artikel

1658

De wet kent slechts de algeheele maatschap van winst. Zij verbiedt alle maatschappen, het zij van alle de goederen, het zij van een bepaald gedeelte van dezelve, onder eenen algemeenen titel; onverminderd de bepalingen, vastgesteld in den zevenden en achtsten titel van het eerste boek van dit Wetboek.

Artikel

1659

De algeheele maatschap van winst bevat slechts hetgeen partijen, onder welke benaming ook, gedurende den loop der maatschap door hare vlijt zullen verkrijgen.

Artikel

1660

De bijzondere maatschap is de zoodanige welke slechts betrekking heeft tot zekere bepaalde goederen, of tot derzelver gebruik, of tot de vruchten die daarvan zullen getrokken worden, of tot eene bepaalde onderneming, of tot de uitoefening van eenig bedrijf of beroep.

Tweede

afdeeling

Van de verbindtenissen der vennooten onderling

Artikel

1661

De maatschap begint van het oogenblik der overeenkomst, indien daarbij geen ander tijdstip bepaald is.

Artikel

1662

Artikel

1665

Wanneer een der vennooten, voor zijne eigene rekening, eene opeischbare som te vorderen heeft van iemand die mede eene insgelijks opeischbare som verschuldigd is aan de maatschap, moet de betaling, welke hij ontvangt, op de inschuld der maatschap en op die van hemzelven, naar evenredigheid van beide die vorderingen, toegerekend worden, al ware het ook dat hij, bij de kwijting, alles in mindering of voldoening van zijne eigene inschuld mogt gebragt hebben; maar indien hij bij de kwijting bepaald heeft dat de geheele betaling zoude strekken voor de inschuld der maatschap, zal deze bepaling worden nagekomen.

Artikel

1666

Indien een der vennooten zijn geheel aandeel in eene gemeene inschuld der maatschap ontvangen heeft, en de schuldenaar naderhand onvermogend is geworden, is die vennoot gehouden het ontvangene in de gemeene kas in te brengen, al had hij ook voor zijn aandeel kwijting gegeven.

Artikel

1670

Artikel

1671

Artikel

1672

Artikel

1673

Artikel

1674

Indien verscheidene vennooten met het beheer belast zijn, zonder dat hunne bijzondere werkzaamheden bepaald zijn, of zonder beding dat de een buiten den anderen niets zoude mogen verrigten, is ieder van hen afzonderlijk tot alle handelingen, dat beheer betreffende, bevoegd.

Artikel

1675

Indien er bedongen is dat een der beheerders niets buiten den anderen zoude mogen verrigten, vermag de eene, zonder eene nieuwe overeenkomst, niet te handelen zonder medewerking van den anderen, al mogt deze zich ook voor het oogenblik in de onmogelijkheid bevinden om aan de daden van het beheer deel te nemen.

Artikel

1676

Bij gebreke van bijzondere bedingen omtrent de wijze van beheer, moeten de volgende regelen worden in acht genomen:

  • 1°.

    De vennooten worden geacht zich over en weder de magt te hebben verleend om, de een voor den anderen, te beheeren.

    Hetgeen ieder van hen verrigt is ook verbindende voor het aandeel der overige vennooten, zonder dat hij hunne toestemming hebbe bekomen; onverminderd het regt van deze laatstgemelden, of van een hunner, om zich tegen de handeling, zoo lang die nog niet gesloten is, te verzetten;

  • 2°.

    Ieder der vennooten mag gebruik maken van de goederen aan de maatschap toebehoorende, mits hij dezelve tot zoodanige einden gebruike, als waartoe zij gewoonlijk bestemd zijn, en mits hij zich van dezelve niet bediene tegen het belang der maatschap of op zoodanige wijze, dat de overige vennooten daardoor verhinderd worden om van die goederen, volgens hun regt, mede gebruik te maken;

  • 3°.

    Ieder vennoot heeft de bevoegdheid om de overige vennooten te verpligten in de onkosten te dragen, welke tot behoud der aan de maatschap behoorende goederen noodzakelijk zijn;

  • 4°.

    Geen der vennooten kan, zonder toestemming der overige, eenige nieuwigheden daarstellen ten aanzien der onroerende zaken, welke tot de maatschap behooren, al beweerde hij ook dat dezelve voor de maatschap voordeelig waren.

Artikel

1678

Elk der vennooten mag, zelfs zonder toestemming der overige, eenen derden persoon aannemen als deelgenoot in het aandeel hetwelk hij in de maatschap heeft; doch hij kan denzelven, zonder zoodanige toestemming, niet als medelid der maatschap toelaten, al mogt hij ook met het beheer der zaken van de maatschap belast zijn.

Derde

afdeeling

Van de verbindtenissen der vennooten ten aanzien van derden

Artikel

1679

De vennooten zijn niet ieder voor het geheel voor de schulden der maatschap verbonden; en een der vennooten kan de overige niet verbinden, indien deze hem daartoe geene volmagt gegeven hebben.

Artikel

1680

De vennooten kunnen door den schuldeischer, met wien zij gehandeld hebben, aangesproken worden, ieder voor gelijke som en gelijk aandeel, al ware het dat het aandeel in de maatschap van den eenen minder dan dat van den anderen bedroeg; ten zij, bij het aangaan der schuld, derzelver verpligting, om in evenredigheid van het aandeel in de maatschap van elk vennoot te dragen, uitdrukkelijk zij bepaald.

Artikel

1681

Het beding dat eene handeling voor rekening der maatschap is aangegaan, verbindt slechts den vennoot die dezelve aangegaan heeft, maar niet de overige, ten zij de laatstgenoemde hem daartoe volmagt hadden gegeven, of de zaak ten voordeele der maatschap gestrekt hebbe.

Artikel

1682

Indien een der vennooten in naam der maatschap eene overeenkomst heeft aangegaan, kan de maatschap de uitvoering daarvan vorderen.

Vierde

afdeeling

Van de verschillende wijzen waarop de maatschap eindigt

Artikel

1683

Een maatschap wordt ontbonden:

  • 1°.

    Door verloop van den tijd voor welken dezelve is aangegaan;

  • 2°.

    Door het tenietgaan van een goed of de volbrenging der handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt;

  • 3°.

    Door opzegging van een vennoot aan de andere vennoten;

  • 4°.

    Door den dood of de curatele van één hunner, of indien hij in staat van faillissement is verklaard dan wel ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel

1684

Artikel

1686

Artikel

1688

Elfde

titel

Van schenkingen

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1703

Artikel

1704

Artikel

1705

De schenker mag zich niet voorbehouden de bevoegdheid om over een voorwerp, in de schenking begrepen, te beschikken; zoodanige schenking wordt voor zoo veel dat voorwerp aangaat als nietig beschouwd.

Artikel

1706

Het is aan den schenker geoorloofd zich het genot of vruchtgebruik van geschonkene goederen te zijnen eigen voordeele voor te behouden, of daarover ten behoeve van een ander te beschikken; in welke gevallen, de bepalingen van de achtste titel van Boek 3 van dit Wetboek zullen moeten worden in acht genomen.

Artikel

1707

Eene schenking is nietig, indien zij gemaakt is onder voorwaarde om andere schulden of lasten te voldoen dan die welke uitgedrukt staan in de akte van schenking zelve, of in eenen staat welke daaraan zal moeten zijn vastgehecht.

Artikel

1708

Artikel

1709

De schenker vermag zich het regt voor te behouden om de gegevene goederen tot zich te doen terug keeren, het zij in geval de begiftigde alleen, of deze en zijne afkomelingen, vóór den schenker kwamen te overlijden, maar dit kan niet anders bedongen worden dan ten behoeve van den schenker alleen.

Artikel

1710

Het gevolg van het regt van terugkeering zal daarin bestaan dat alle vervreemdingen der geschonkene goederen worden vernietigd, en die goederen tot den schenker terug keeren, vrij en ontheven van alle lasten en hypotheken welke daarop sedert het tijdstip der schenking mogten gelegd zijn.

Artikel

1711

De schenker is in geval van uitwinning tot geene vrijwaring gehouden.

Tweede

afdeeling

Van de bekwaamheid om bij wege van schenking te beschikken, en voordeel te genieten

Artikel

1713

Alle personen mogen bij wege van schenking beschikken en genieten, uitgezonderd de zoodanige welke de wet daartoe onbekwaam verklaart.

Artikel

1715

Artikel

1716

Ten einde bekwaam te zijn om bij wege van schenking voordeel te genieten, moet de begiftigde, op het tijdstip waarop de schenking heeft plaats gehad, bestaan.

Derde

afdeeling

Van den vorm der schenkingen

Artikel

1719

Geene schenking, uitgezonderd degene waarvan bij artikel 1724 wordt gehandeld, kan op straffe van nietigheid anders gedaan worden dan bij eene notariële akte, waarvan de minuut onder den notaris is verbleven.

Artikel

1720

Artikel

1721

Artikel

1722

Artikel

1724

De giften van hand tot hand, van roerende zaken, geldsommen of schuldvorderingen aan toonder, vereischen geene akte, en zijn van kracht door de enkele overlevering aan den begiftigde, of aan eenen derde, die het gegevene voor hem aanneemt.

Vierde

afdeeling

Van het herroepen en te niet doen van schenkingen

Artikel

1725

Een schenking is, ongeacht of zij reeds is uitgevoerd, vernietigbaar:

  • 1°.

    uit hoofde van niet-vervulling van de voorwaarden waaronder zij gedaan is;

  • 2°.

    indien de begiftigde is veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van of medeplichtigheid aan een misdrijf jegens de schenker;

  • 3°.

    indien de begiftigde wettelijk verplicht is in het onderhoud van de schenker bij te dragen en hij in verzuim is deze verplichting na te komen.

Artikel

1729

Dertiende

titel

Van bruikleening

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1777

Bruikleening is eene overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na eenen bepaalden tijd, zal terug geven.

Artikel

1778

De uitleener blijft eigenaar van de geleende zaak.

Artikel

1780

Tweede

afdeeling

Van de verpligtingen van dengenen die iets ter bruikleening ontvangt

Artikel

1781

Artikel

1782

Indien de geleende zaak verloren gaat door een toeval, hetwelk degene die dezelve ter leen ontvangen heeft, door zijne eigene zaak te gebruiken, had kunnen voorkomen, of indien hij, slechts een van beide kunnende behouden, aan de zijne den voorrang heeft gegeven, is hij voor het verlies der andere zaak aansprakelijk.

Artikel

1783

Indien de zaak bij het ter leen geven geschat is, komt het verlies van dezelve, al ontstond dat ook door toeval, ten laste van dengenen die de zaak ter leen ontvangen heeft, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn.

Artikel

1784

Indien de zaak alleen tengevolge van het gebruik waartoe dezelve geleend is, en buiten schuld van den gebruiker, in waarde vermindert, is deze wegens die vermindering niet aansprakelijk.

Artikel

1785

Indien de gebruiker, om van de geleende zaak gebruik te kunnen maken, eenige onkosten gemaakt heeft, kan hij dezelve niet terug vorderen.

Artikel

1786

Indien een zaak in bruikleen is gegeven aan twee of meer personen tezamen, zijn zij hoofdelijk verbonden tot teruggave daarvan en tot vergoeding van de schade die het gevolg is van een tekortschieten in de nakoming van die verplichting, tenzij de tekortkoming aan geen van hen kan worden toegerekend.

Derde

afdeeling

Van de verpligtingen van den uitleener

Artikel

1787

De uitleener kan de geleende zaak niet terug vorderen dan na verloop van den bepaalden tijd, of, bij gebreke eener dusdanige bepaling, nadat dezelve tot het gebruik waartoe zij was uitgeleend gediend heeft, of heeft kunnen dienen.

Artikel

1788

Indien evenwel de uitleener, gedurende dat tijdsverloop, of voor dat de behoefte van den gebruiker opgehouden heeft, de geleende zaak, om dringende en onverwachts opkomende redenen, zelf benoodigd heeft, kan de regter, naar gelang der omstandigheden, den gebruiker noodzaken het geleende aan den uitleener terug te geven.

Artikel

1789

Indien de gebruiker, gedurende de bruikleening tot behoud der zaak eenige buitengewone noodzakelijke onkosten heeft moeten maken, welke zoo dringende waren dat hij daarvan te voren aan den uitleener geene kennis heeft kunnen geven, is deze verpligt hem dezelve te vergoeden.

Artikel

1790

Indien de ter leen gegevene zaak zoodanige gebreken heeft, dat daardoor aan dengenen die zich van dezelve bedient nadeel zoude kunnen worden toegebragt, is de uitleener, zoo hij die gebreken gekend, en daarvan aan den gebruiker geene kennis gegeven heeft, voor de gevolgen verantwoordelijk.

Veertiende

titel

Van verbruikleening

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1791

Verbruikleening is eene overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zekere hoeveelheid van verbruikbare goederen afgeeft, onder voorwaarde dat de laatstgemelde haar even zoo veel, van gelijke soort en hoedanigheid, terug geve.

Artikel

1792

Uit krachte dezer verbruikleening, wordt degene die ter leen ontvangt rechthebbende op het geleende goed; en indien hetzelve, op welke wijze ook, vergaat, komt dat verlies voor zijne rekening.

Artikel

1793

De schuld, uit leening van geld voortspruitende, bestaat alleen in de geldsom die bij de overeenkomst is uitgedrukt.

Tweede

afdeeling

Van de verpligtingen des uitleeners

Artikel

1796

De uitleener kan het ter leen gegevene niet terug eischen, voordat de tijd, bij de overeenkomst bepaald, verstreken is.

Artikel

1797

Geene tijdsbepaling gemaakt zijnde, kan de regter, wanneer de uitleener de teruggave vordert, naar gelang der omstandigheden, aan dengenen die het goed ter leen ontvangen heeft, eenig uitstel toestaan.

Artikel

1798

Indien men is overeengekomen dat hij die een goed ter leen heeft ontvangen dit zal terug geven, wanneer hij daartoe in staat zal zijn, zal de regter, naar gelang der omstandigheden, den tijd der teruggave bepalen.

Artikel

1799

De bepaling van artikel 1790 is op verbruikleening toepasselijk.

Derde

afdeeling

Van de verpligtingen des leeners

Artikel

1800

Die iets ter leen ontvangt is verpligt hetzelve, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op den bepaalden tijd, terug te geven.

Artikel

1801

Vierde

afdeeling

Van het ter leen geven op interessen

Artikel

1804

De hoegrootheid der bij overeenkomst bedongene rente moet in geschrift worden bepaald.

Artikel

1805

Indien de uitleener rente bedongen heeft, zonder dat het beloop daarvan bepaald zij, is degene die ter leen ontvangen heeft gehouden het beloop der wettelijke rente te voldoen.

Artikel

1806

Het bewijs van de betaling der hoofdsom zonder voorbehoud van rente gegeven zijnde, doet de voldoening der rente vooronderstellen, en de schuldenaar wordt daarvan bevrijd.

Vijftiende

titel

Van gevestigde of altijddurende renten

Artikel

1807

Het vestigen eener altijddurende rente is eene overeenkomst, waarbij de uitleener interessen bedingt, tegen betaling eener hoofdsom welke hij aanneemt niet terug te zullen vorderen.

Artikel

1808

Artikel

1809

De schuldenaar eener altijddurende rente kan tot de aflossing genoodzaakt worden:

  • 1°.

    Indien hij niets betaald heeft op de gedurende twee achtereenvolgende jaren verschuldigde renten;

  • 2°.

    Indien hij verzuimt aan den geldschieter de bij de overeenkomst beloofde zekerheid te bezorgen;

  • 3°.

    Indien hij in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel

1810

In de twee eerste gevallen, bij het vorige artikel vermeld, kan de schuldenaar zich van de verpligting tot aflossing ontheffen, indien hij binnen de twintig dagen, te rekenen van de geregtelijke aanmaning, alle de verschenen termijnen betaalt of de beloofde zekerheid stelt.

Zestiende

titel

Van kans-overeenkomsten

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

1811

Tweede

afdeeling

Van de overeenkomst van lijfrenten en derzelver gevolgen

Artikel

1813

Lijfrente kan worden gevestigd, het zij op het lijf des geldschieters, of van hem wien men daarvan het genot geeft, het zij op dat van eenen derde, ofschoon deze daarvan geen genot hebbe.

Artikel

1814

Dezelve kan gevestigd worden op het lijf van een of meer personen.

Artikel

1817

Lijfrente kan tot zoodanig beloop van renten gesteld worden, als partijen goedvinden te bepalen.

Artikel

1819

Indien de schuldenaar met betaling van verschenen lijfrente in verzuim is, kan de renteheffer vorderen dat zekerheid wordt gesteld over de te vervallen rente.

Artikel

1822

Artikel

1824

De rentheffer kan de verschenen rente niet vorderen, dan door te doen blijken van het leven van hem op wien de lijfrente gevestigd is.

Derde

afdeeling

Van spel en weddingschap

Artikel

1825

De wet staat geene regtsvordering toe, ter zake van eene schuld uit spel of uit weddingschap voortgesproten.

Artikel

1826

Artikel

1827

Van de vorige twee artikelen kan op generlei wijze worden afgeweken.

Artikel

1828

In geen geval, kan hij die het verlorene vrijwillig betaald heeft hetzelve terug eischen, ten ware, van den kant van dengenen die gewonnen heeft, bedrog, list of opligting hebbe plaats gehad.

Zeventiende

titel

Van lastgeving

Artikel

1829

Vervallen

Artikel

1830

Vervallen

Artikel

1831

Vervallen

Artikel

1832

Vervallen

Artikel

1833

Vervallen

Artikel

1834

Vervallen

Artikel

1835

Vervallen

Artikel

1836

Vervallen

Artikel

1837

Vervallen

Artikel

1838

Vervallen

Artikel

1839

Vervallen

Artikel

1840

Vervallen

Artikel

1841

Vervallen

Artikel

1842

Vervallen

Artikel

1843

Vervallen

Artikel

1844

Vervallen

Artikel

1845

Vervallen

Artikel

1846

Vervallen

Artikel

1847

Vervallen

Artikel

1848

Vervallen

Artikel

1849

Vervallen

Artikel

1850

Vervallen

Artikel

1851

Vervallen

Artikel

1852

Vervallen

Artikel

1853

Vervallen

Artikel

1854

Vervallen

Artikel

1855

Vervallen

Artikel

1856

Vervallen

Negentiende

titel

Van dading

Artikel

1889

Vervallen

Artikel

1890

Vervallen

Artikel

1891

Vervallen

Artikel

1892

Vervallen

Artikel

1893

Vervallen

Artikel

1894

Vervallen

Artikel

1901

Vervallen

Algemene slotbepaling