Wet van 27 mei 1993, houdende regels inzake een Infrastructuurfonds

Wet Infrastructuurfonds

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van een integraal verkeer- en vervoerbeleid een fonds in te stellen voor investeringen in en onderhoud van infrastructuur ten behoeve van het verkeer en vervoer van personen en goederen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    fonds: Infrastructuurfonds, bedoeld in artikel 2;

  • c.

    meerjarenprogramma: het in artikel 4 bedoelde Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport;

  • d.

    infrastructuur: alle onroerende voorzieningen ten behoeve van het verkeer en vervoer van personen en goederen, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de bescherming van het milieu;

  • e.

    aanleg: aanleg van infrastructuur en verbetering van bestaande infrastructuur voor zover daardoor de effectieve capaciteit of de verkeersveiligheid wordt vergroot of wordt bijgedragen aan de bescherming van het milieu;

  • f.

    beheer en onderhoud: instandhouding van de gebruiksfunctie van de infrastructuur, met uitzondering van bediening;

  • g.

    bediening: handelingen nodig voor het gebruik van de infrastructuur en voor het begeleiden van het verkeer;

  • h.

    basisinformatie: het inwinnen, bewerken en verspreiden van gegevens nodig voor het beschrijven, van het verkeer te water, van het wegverkeer en van het verkeer over spoorwegen, met het oog op aanleg en gebruik van infrastructuur;

  • i.

    regionaal openbaar lichaam: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

  • j.

    intermodaal vervoer: vervoer van goederen in de aangeboden laadeenheid door middel van twee of meer vervoersmodaliteiten.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De ontvangsten van het fonds zijn:

  • a.

    bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk;

  • b.

    gelden, verkregen uit de verkoop van onroerende zaken;

  • c.

    garantieprovisies;

  • d.

    andere ontvangsten in het kader van het realiseren van de doelen van het fonds.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

15

Artikel

16

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.

Artikel

17

Deze wet kan worden aangehaald als Wet Infrastructuurfonds.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen.
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin