Regeling van 22 juni 1993

Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

Waar in dit Reglement sprake is van:

  • a.

    de Voorzitter, wordt daarmee de Voorzitter van de Kamer bedoeld;

  • b.

    de ministers, worden daaronder mede de staatssecretarissen begrepen;

  • c.

    stukken, worden daarmee bedoeld bescheiden in de zin van de Archiefwet 1995

  • d.

    drukken, wordt daaronder mede begrepen plaatsing op het internet.

Hoofdstuk

II

Begin en einde van het lidmaatschap

Artikel

2

Toelating leden

Artikel

3

Verlies van het lidmaatschap

Hoofdstuk

III

De voorzitter, de ondervoorzitters en het presidium

Artikel

4

Benoeming van een Voorzitter

Artikel

5

Benoeming ondervoorzitters

De Kamer benoemt na iedere voorzittersbenoeming een door haar te bepalen aantal ondervoorzitters, van wie de rangorde wordt bepaald door de volgorde van hun benoemingen.

Artikel

6

Taak van de Voorzitter

De taak van de Voorzitter bestaat voornamelijk in:

  • a.

    het leiden van de werkzaamheden van de Kamer en van die van het Presidium;

  • b.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • c.

    het uitvoeren van door de Kamer genomen besluiten;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de Kamer.

Artikel

7

Bijwonen commissievergaderingen door de Voorzitter

De Voorzitter is bevoegd de vergaderingen van elke commissie bij te wonen.

Artikel

8

Waarneming voorzitterschap

Artikel

9

Presidium

Hoofdstuk

IV

De raming

Artikel

10

Raming; beheer geldelijke middelen

Hoofdstuk

V

De fracties en groepen

Artikel

11

Samenstelling fracties en groepen

Artikel

12

Ontstaan nieuwe fracties

Hoofdstuk

VI

Personeel

Artikel

13

De Griffier en het overige personeel

Artikel

14

Leiding ambtelijke organisatie; archiefzorg en -beheer

Hoofdstuk

VII

De commissies

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

15

Instelling commissies; bijstand

§

2

Vaste commissies, algemene commissies en tijdelijke commissies

Artikel

16

Vaste commissies

De Kamer kent een vaste commissie voor ieder ministerie, met uitzondering van het ministerie van Algemene Zaken. Tevens kent de Kamer vaste commissies voor Europese Zaken en voor Koninkrijksrelaties.

Artikel

16a

Rijksuitgaven

Artikel

17

Algemene commissies

Artikel

17a

Themacommissies

Artikel

18

Tijdelijke commissies

§

3

Overige commissies

Artikel

19

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven

Artikel

20

De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Artikel

21

De commissie voor de Werkwijze

Er is een commissie voor de Werkwijze die desgevraagd of eigener beweging de Kamer adviseert over de werkwijze van de Kamer en dit Reglement.

Artikel

21a

De commissie voor de Rijksuitgaven

Vervallen

Artikel

22

De commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Artikel

22a

Commissies van advies

Het Presidium kan ten behoeve van zijn eigen werkzaamheden commissies van advies instellen.

§

3a

Gemengde commissies

Artikel

23

Het onderhouden van interparlementaire betrekkingen

Artikel

24

Gemengde commissie van beroep voor de Dienst Verslag en Redactie

§

3b

Interparlementair Koninkrijksoverleg

Artikel

24a

Interparlementair Koninkrijksoverleg

Indien het Interparlementair Koninkrijksoverleg plaatsvindt onder voorzitterschap van een lid van de Tweede Kamer dan wel zijn plaatsvervanger, is dit Reglement van toepassing, tenzij een van de deelnemende commissies daar tevoren bezwaar tegen heeft gemaakt.

§

4

De leden en de voorzitter

Artikel

25

De commissieleden

Artikel

26

De commissievoorzitter

Artikel

26a

Taak van de commissievoorzitter

De taak van de voorzitter van een commissie bestaat voornamelijk uit:

  • a.

    het leiden van de werkzaamheden en de vergaderingen van een commissie;

  • b.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • c.

    het toezien op de uitvoering van door de commissie genomen besluiten;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de commissie in binnen- en buitenland;

  • e.

    de verantwoording dragen voor het opstellen van een jaarplan en evalueren van de uitvoering daarvan.

§

5

Bevoegdheden

Artikel

27

Bevoegdheden van commissies

Voor een goede vervulling van haar taken is een commissie in ieder geval bevoegd:

  • a.

    zich tot een minister te wenden ter verkrijging van alle stukken waarvan zij de kennisneming nodig acht;

  • b.

    mondeling of schriftelijk in overleg te treden met een minister;

  • c

    tot het beleggen van rondetafelgesprekken;

  • d.

    tot het houden van hoorzittingen;

  • e.

    tot het afleggen van werkbezoeken;

  • f.

    zich te laten voorlichten door colleges van advies;

  • g.

    externe deskundigen in te schakelen;

  • h.

    rapporteurs te benoemen;

  • i.

    de Kamer voor te stellen een groot project aan te wijzen.

Artikel

28

Vormen van mondeling overleg

Een mondeling overleg met een minister kan:

  • a.

    betrekking hebben op een in handen van een commissie gesteld voorstel van wet (wetgevingsoverleg);

  • b.

    betrekking hebben op een in handen van een commissie gestelde begroting dan wel onderdeel daarvan (begrotingsoverleg);

  • c.

    betrekking hebben op een ander in handen van een commissie gesteld stuk (notaoverleg);

  • d.

    gericht zijn op het geregeld van gedachten wisselen over het algemeen beleid (algemeen overleg).

Artikel

29

Hoorzittingen

Artikel

30

Colleges van advies

Artikel

30a

Rapporteurschap

Artikel

31

Grote projecten

Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, worden voorschriften gegeven over grote projecten.

§

6

Verslagen

Artikel

32

Verslagen

§

7

Commissievergaderingen

Artikel

33

Tijdstippen van bijeenkomen

Artikel

34

Bijwonen vergaderingen

Artikel

35

Voorzitterschap

Artikel

36

Besluitvorming

Artikel

37

Openbaarheid commissievergaderingen

Artikel

38

Schending van vertrouwelijkheid

Vervallen

§

8

Vormen van mondeling overleg

Artikel

39

Wetgevingsoverleg

Artikel

39a

Begrotingsoverleg

Artikel

40

Notaoverleg

Artikel

41

Algemeen overleg

Artikel

42

Mondeling overleg met rijksambtenaren

In een mondeling overleg kunnen met instemming van de desbetreffende minister inlichtingen worden verschaft door daartoe door de minister aangewezen ambtenaren.

Artikel

43

Plenaire behandeling na begrotingsoverleg

Artikel

44

Plenaire behandeling na nota-overleg waarvan een stenografisch verslag is gemaakt

Vervallen

Artikel

44a

Plenaire behandeling na algemeen overleg (tweeminutendebat)

Artikel

45

Samenloop vergaderingen

Hoofdstuk

VIII

De plenaire vergadering

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

46

Bijeenroeping

Artikel

47

Schorsing of sluiting van de vergadering

Artikel

48

Presentielijst

Ieder aanwezig lid meldt zijn aanwezigheid voor het begin van de vergadering aan op de presentielijst. Later komende leden melden hun aanwezigheid eveneens aan op deze wijze.

Artikel

49

Quorum

De Voorzitter opent de vergadering indien op het uur van bijeenroeping meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden hun aanwezigheid op de presentielijst hebben aangemeld.

Artikel

50

Ontbreken van quorum

Artikel

51

Zitplaatsen

Artikel

52

Spreekplaats

Ieder lid spreekt staande, tenzij de Voorzitter hem verlof geeft zittende te spreken, en van de spreekplaats, tenzij de Voorzitter toestaat, dat hij van een andere plaats spreekt.

Artikel

53

Ingekomen stukken

§

2

Regeling van werkzaamheden

Artikel

54

Regeling van werkzaamheden

§

2a

Het dertigledendebat

Artikel

54a

Het dertigledendebat

§

2b

Rapportage over interparlementaire vergaderingen

Artikel

54b

Rapportage over interparlementaire vergaderingen

De voorzitters van delegaties die hebben deelgenomen aan internationale interparlementaire vergaderingen rapporteren schriftelijk aan de Kamer over hun bevindingen.

§

3

De beraadslaging

Artikel

55

Spreken in de vergadering

Artikel

55a

Deelname aan de beraadslaging van in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement

Artikel

56

Persoonlijk feit; voorstel van orde

Artikel

57

Interrupties

De Voorzitter kan interrupties toelaten. Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.

Artikel

58

Waarschuwing; terugneming van woorden

Artikel

59

Ontneming van het woord

Artikel

60

Uitsluiting van de vergadering

De Voorzitter kan een spreker op wie artikel 59 is toegepast en ieder ander lid dat zich schuldig maakt aan gedragingen als in dat artikel zijn bedoeld, uitsluiten van de verdere bijwoning van de vergadering op de dag waarop de uitsluiting plaats heeft.

Artikel

61

Niet-opneming van woorden in het verslag

Vervallen

Artikel

62

Geen beroep op de Kamer

Van de beslissingen ingevolge de artikelen 58 tot en met 60 door de Voorzitter genomen, is beroep op de Kamer niet toegelaten.

Artikel

63

Aantal malen dat een lid het woord voert

Artikel

64

Maximumspreektijd

Onverminderd artikel 43, eerste lid, kan de Kamer voor de behandeling van een onderwerp maximumspreektijden vaststellen per fractie en groep met inachtneming van de omvang van de fracties en groepen, en voor de ministers. Daarbij kan tevens worden bepaald dat de beraadslaging zal worden beperkt tot één termijn.

Artikel

65

Ophouden met spreken

Zodra de voor de redevoeringen of de stemverklaringen gestelde maximumspreektijd is verstreken, verzoekt de Voorzitter de spreker met spreken op te houden. Deze geeft terstond aan dit verzoek gevolg.

Artikel

66

Moties

Artikel

67

Sluiting van de beraadslaging

Artikel

68

Sluiting van de beraadslaging op een bepaald tijdstip

Op voorstel van de Voorzitter of van een in de vergaderzaal aanwezig lid kan de Kamer ook besluiten, dat de beraadslaging van de zijde van de Kamer over een onderwerp op een in dat voorstel te vermelden tijdstip zal worden gesloten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Wordt het aangenomen, dan heeft de Voorzitter de bevoegdheid de nog beschikbare tijd naar billijkheid te verdelen.

§

4

Stemming over zaken

Artikel

69

Nemen van een besluit; stemming

Artikel

70

Hoofdelijke stemming

Artikel

71

Vergissingen bij stemmingen

Artikel

72

Staken van stemmen

Artikel

73

Stemverklaring

§

5

Stemming over personen

Artikel

74

Stemopneming bij stemming over personen

Stemming over personen voor benoemingen, voordrachten of keuzen geschiedt met stembriefjes, welke in een bus worden geworpen. Bij zulk een stemming benoemt de Voorzitter vier leden tot stemopnemers. Nadat de eerstbenoemde stemopnemer het getal van de in de bus gevonden stembriefjes en de Voorzitter dat van de aanwezige leden hebben opgegeven, maakt de eerstbenoemde stemopnemer de uitslag bekend.

Artikel

75

Invulling van de stembriefjes

Voor iedere kandidaat afzonderlijk wordt een stembriefje ingevuld, dat een duidelijke aanwijzing van de persoon moet bevatten. In geval van twijfel beslist de Kamer.

Artikel

76

Minder stembriefjes dan quorum

Indien het getal van de in de bus gevonden stembriefjes minder bedraagt dan het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden dan is artikel 70, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

77

Ongeldige stemmen

Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen voor de bepaling van de meerderheid niet mee. Indien op verzoek van de Kamer ten behoeve van de stemming door een commissie personen zijn voorgedragen voor de benoeming, voordracht of keuze, tellen stembriefjes die een persoon aanwijzen die niet door de commissie is voorgedragen evenmin mee.

Artikel

78

Nietige stemming

De stemming is nietig:

  • a.

    indien het getal van de in de bus gevonden stembriefjes groter is dan dat van de leden die de presentielijst hebben getekend en dit verschil van invloed heeft kunnen zijn op de uitslag;

  • b.

    indien het getal van de behoorlijk ingevulde stembriefjes minder bedraagt dan het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden.

Artikel

79

Vrije stemming

De eerste stemming is vrij. Wanneer niemand bij deze eerste stemming de volstrekte meerderheid behaalt, vindt een tweede, eveneens vrije stemming plaats.

Artikel

80

Derde stemming

Indien ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats, nu tussen de vier personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming slechts op drie of vier personen stemmen uitgebracht, dan vindt de derde stemming plaats tussen de twee personen, op wie het hoogste aantal stemmen is uitgebracht.

Artikel

81

Vierde stemming

Wanneer ook bij de derde stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, heeft een vierde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de derde stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

Artikel

82

Tussenstemming

Indien bij de tweede of derde stemming niet is uitgemaakt tussen wie moet worden overgestemd, heeft er nog een tussenstemming plaats om hierover te beslissen.

Artikel

83

Staken van stemmen

Artikel

84

Niet in de Grondwet vermelde keuzen

Betreft het benoemingen, voordrachten of keuzen, die niet in de Grondwet zijn vermeld, dan kan de Kamer in een bijzonder geval daarvoor andere regels doen gelden.

Artikel

85

Keuze van personen door de commissies

De keuze van personen door de commissies vindt op dezelfde wijze plaats als die door de Kamer, met dien verstande, dat bij de derde stemming de keuze gaat tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

Artikel

86

Aanbieding aan de Koning

De Voorzitter draagt zorg, dat de voordrachten van personen van wie de benoeming geschiedt bij koninklijk besluit mondeling of schriftelijk aan de Koning worden aangeboden.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

87

Officieel verslag en Handelingen

Artikel

88

Geheimhouding

Vervallen

Artikel

89

Verslag of notulen van een vergadering met gesloten deuren

Hoofdstuk

IX

Behandeling voorstellen van (Rijks)wet, initiatiefvoorstellen van (Rijks)wet, andere in handen van een commissie gestelde stukken en verdragen

§

1

Voorstellen van wet

Artikel

90

Inhandenstelling

Artikel

91

Debat op hoofdlijnen

De Kamer kan op voorstel van de commissie besluiten dat de beraadslaging in het algemeen over een voorstel van wet zal geschieden voordat met het onderzoek door de commissie een aanvang wordt gemaakt.

Artikel

92

Wetgevingsrapport

Artikel

93

Inzenden van opmerkingen (inbreng)

Artikel

93a

Rapporteur

Vervallen

Artikel

94

Verslag

Artikel

95

Termijnen

Artikel

96

Indienen amendementen

Artikel

97

Toelaatbaarheid amendementen

Artikel

98

Wijzigen en intrekken van amendementen

De eerste ondertekenaar is bevoegd in het amendement veranderingen aan te brengen. De eerste ondertekenaar is ook bevoegd het amendement in te trekken, doch indien de beraadslaging gesloten is alleen met toestemming van de Kamer.

Artikel

99

Subamendementen

De regels die voor amendementen gelden zijn ook van toepassing op voorstellen tot wijziging van door een ander lid ingediende amendementen.

Artikel

100

Overnemen van amendementen

Artikel

101

Algemene beraadslaging in twee termijnen; artikelsgewijze behandeling

Artikel

102

Behandeling voorstel van wet en artikelsgewijze behandeling in wetgevingsoverleg

Artikel

103

Volgorde van stemmen; vervallen van amendementen

Artikel

104

Eindstemming over het voorstel van wet

Nadat over alle artikelen en over de beweegreden is gestemd, vindt de eindstemming over het voorstel in zijn geheel plaats.

Artikel

105

Tweede lezing

Artikel

106

Verandering van volgnummers, aanhalingen, e.d.

Artikel

107

Verzending van voorstel van wet naar Eerste Kamer

De Voorzitter zendt een aangenomen voorstel van wet door naar de Voorzitter van de Eerste Kamer met het volgende formulier: "De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer".

Artikel

108

Terugzending van verworpen voorstel van wet

De Voorzitter zendt een verworpen voorstel van wet, door of vanwege de Koning ingediend, terug naar de Koning met het volgende formulier: "De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft het hierbij wederom gaande wetsvoorstel verworpen".

§

2

Voorstellen van Rijkswet

Artikel

109

Algemene regel

De behandeling van voorstellen van Rijkswet geschiedt op dezelfde wijze als die van andere voorstellen van wet, doch met inachtneming van de volgende bijzondere regels.

Artikel

110

Schriftelijke voorbereiding

De voorbereiding van de openbare beraadslaging in de Kamer over een voorstel van Rijkswet geschiedt langs schriftelijke weg.

Artikel

111

Stellen van een termijn

Voorstellen tot het bepalen van een termijn waarbinnen het vertegenwoordigende lichaam van Aruba, Curaçao of Sint Maarten bevoegd is over een voorstel van Rijkswet schriftelijk verslag uit te brengen, en voorstellen om aan de regering te verzoeken zulk een termijn te stellen, moeten in een vergadering van de Kamer worden gedaan hetzij door de Voorzitter, hetzij door een van de leden.

Artikel

112

Verslag van het vertegenwoordigende lichaam

Het schriftelijke verslag van het vertegenwoordigende lichaam wordt gedrukt, aan de leden rondgedeeld en aan de regering toegezonden.

Artikel

113

Aanneming met minder dan drie vijfden van de stemmen

Indien de Kamer, nadat de Gevolmachtigde Minister onderscheidenlijk de bijzondere gedelegeerde zich tegen het voorstel heeft verklaard, dit aanneemt met een geringere meerderheid dan drie vijfden van het aantal der uitgebrachte stemmen, zendt de Voorzitter het aangenomen voorstel niet aan de Eerste Kamer, doch geeft hij van deze aanneming kennis aan de minister-president. Deelt deze mede, dat het voorstel wordt gehandhaafd, dan zendt de Voorzitter het alsnog aan de Eerste Kamer.

§

3

Initiatiefvoorstellen van (Rijks)wet

Artikel

114

Inzenden van initiatiefvoorstellen van (Rijks)wet

Artikel

115

Horen Afdeling advisering van de Raad van State

Artikel

116

Wijze van behandeling initiatiefvoorstellen van (Rijks)wet

Artikel

117

Verzending van initiatiefvoorstel van (Rijks)wet naar Eerste Kamer

De Voorzitter zendt een aangenomen voorstel van wet of van Rijkswet, door een of meer leden aanhangig gemaakt, door naar de Voorzitter van de Eerste Kamer met het volgende formulier: "De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. Zij heeft ...... opgedragen het voorstel in die Kamer te verdedigen".

Artikel

118

Verdediging in de Eerste Kamer

Tenzij de Kamer anders besluit, wordt de verdediging, bedoeld in artikel 85 van de Grondwet, opgedragen aan de initiatiefnemers.

§

4

Andere in handen van een commissie gestelde stukken

Artikel

119

Inhandenstelling

Artikel

120

Debat op hoofdlijnen over in handen gestelde stukken

De Kamer kan op voorstel van de commissie besluiten dat de beraadslaging in het algemeen over een in handen van een commissie gesteld stuk zal geschieden voordat met het onderzoek door de commissie een aanvang is gemaakt.

Artikel

121

Inzenden van opmerkingen (inbreng)

Artikel

121a

Rapporteur over een ander in handen gesteld stuk

Vervallen

Artikel

122

Termijnen

Artikel

123

Notaoverleg

Over een in handen van een commissie gesteld stuk kan een notaoverleg worden gehouden.

§

5

Verdragen

Artikel

124

Verdrag ter stilzwijgende goedkeuring

Artikel

125

Uitspreken van de wens door de Kamer zelf

Artikel

126

Uitspreken van de wens namens de Kamer door de Voorzitter

De wens, dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen, kan namens de Kamer door de Voorzitter te kennen worden gegeven. Alvorens hiertoe te besluiten, raadpleegt hij zo mogelijk de daarvoor in aanmerking komende commissie of commissies. Hij geeft de wens te kennen aan de Minister van Buitenlandse Zaken en deelt onverwijld aan de Kamer en aan de Voorzitter van de Eerste Kamer mede, op welk tijdstip hij dit heeft gedaan. Betreft het een verdrag, dat Aruba, Curaçao of Sint Maarten raakt, dan doet de Voorzitter deze mededeling tevens aan de desbetreffende Gevolmachtigde Ministers.

Artikel

127

Uitspreken van de wens door dertig leden

Indien dertig of meer leden de bedoelde wens te kennen willen geven, doen zij dit door schriftelijke mededeling aan de Voorzitter, die hiervan onverwijld kennis geeft aan de Minister van Buitenlandse Zaken. De Voorzitter deelt onverwijld aan de Kamer en aan de Voorzitter van de Eerste Kamer en, indien het een verdrag betreft, dat Aruba, Curaçao of Sint Maarten raakt, tevens aan de desbetreffende Gevolmachtigde Ministers mede, door welke leden de wens te kennen is gegeven en op welk tijdstip hij hiervan aan de Minister van Buitenlandse Zaken kennis heeft gegeven.

Artikel

128

Uitspreken van de wens door de Gevolmachtigde Minister

Artikel

129

Toetreding tot en opzegging van een verdrag

Indien aan de Staten-Generaal mededeling wordt gedaan van het voornemen tot toetreding tot of opzegging van een verdrag, vindt het bepaalde in de artikelen 124 tot en met 128 overeenkomstig toepassing.

§

6

Kennisgeving van de wens tot regeling bij wet

Artikel

130

Kennisgeving van de wens tot regeling bij wet

Artikel

130a

Uitspreken van de wens door de Kamer zelf

Artikel

130b

Uitspreken van de wens namens de Kamer door de Voorzitter

De wens dat regeling bij wet plaats heeft kan namens de Kamer door de Voorzitter te kennen worden gegeven. Alvorens hiertoe te besluiten, raadpleegt hij zo mogelijk de daarvoor in aanmerking komende commissie of commissies. Hij doet van het te kennen geven van de wens onverwijld mededeling aan de Kamer, aan de desbetreffende minister en aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Artikel

130c

Uitspreken van de wens door dertig leden

Indien dertig of meer leden de bedoelde wens te kennen willen geven, doen zij dit door schriftelijke mededeling aan de Voorzitter, die hiervan onverwijld kennis geeft aan de Kamer, aan de desbetreffende minister en aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Hoofdstuk

X

Verzoekschriften

Artikel

131

Behandeling van de conclusies van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Artikel

132

Minister besluit geen gevolg te geven aan besluit; inhandenstelling

Indien de Kamer zich heeft verenigd met de conclusies in een verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, waarbij een minister wordt uitgenodigd iets te doen of na te laten en de minister bij brief te kennen heeft gegeven daaraan geen gevolg te geven, wordt deze brief in handen gesteld van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, die aan de Kamer kan voorstellen dit stuk met de onder haar berustende stukken te stellen in handen van een vaste of een algemene commissie, ten einde daarover dan nader aan de Kamer verslag uit te brengen.

Hoofdstuk

Xa

Burgerinitiatief

Artikel

132a

Burgerinitiatief

Hoofdstuk

XI

Het vragen van inlichtingen aan de regering

§

1

De interpellatie

Artikel

133

De interpellatie

§

2

Schriftelijke vragen

Artikel

134

Indienen schriftelijke vragen

Artikel

135

Beantwoording schriftelijke vragen

§

3

Het mondelinge vragenuur

Artikel

136

Het mondelinge vragenuur

Artikel

137

Weigeren vragen

Vervallen

Artikel

138

Volgorde vragenstellers en spreektijden

Artikel

139

Geen moties; einde vragenuur

Hoofdstuk

XIA

Kabinets(in)formatie

Artikel

139a

Aanwijzing van kabinets(in)formateur(s)

Artikel

139b

Vragen van inlichtingen aan kabinets(in)formateur(s)

De Kamer kan tijdens de uitvoering en na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen.

Hoofdstuk

XII

Parlementaire enquête en ander (parlementair) onderzoek

Artikel

140

Regeling parlementair en extern onderzoek

Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, worden voorschriften gegeven over de besluitvorming betreffende de totstandkoming van en betreffende andere onderwerpen met betrekking tot:

  • a.

    parlementair onderzoek middels een parlementaire enquête of door een tijdelijke commissie, en

  • b.

    extern onderzoek.

Artikel

141

Enquêtecommissie

Een parlementaire enquête wordt uitgevoerd door een hiervoor in te stellen commissie uit de Kamer, de enquêtecommissie.

Artikel

142

Tijdelijke commissie

Ander parlementair onderzoek dan bedoeld in artikel 141 wordt uitgevoerd door een hiervoor in te stellen commissie uit de Kamer, de tijdelijke commissie.

Hoofdstuk

XIIa

Geheimhouding bij vergaderingen met gesloten deuren

Artikel

143

Geheimhouding besloten commissievergadering

Artikel

144

Geheimhouding plenaire vergadering met gesloten deuren

Artikel

145

Schending van de geheimhouding

Hoofdstuk

XIIb

Vertrouwelijke stukken

Artikel

146

Vertrouwelijke stukken

Artikel

147

Schending van de vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van een vertrouwelijk stuk

In het geval een lid de vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van een vertrouwelijk stuk niet in acht neemt, is artikel 145 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

148

Verslag

Vervallen

Artikel

149

Ontbinding van de commissie

Vervallen

Artikel

150

Beëindiging onderzoek

Vervallen

Hoofdstuk

XIIc

Registers

Artikel

150a

Registers

Hoofdstuk

XIII

De publicatie van stukken

Artikel

151

Publicatie van stukken

Hoofdstuk

XIV

Bezoekers en toehoorders

Artikel

152

Bezoekers en toehoorders

Hoofdstuk

XV

Slotbepalingen

Artikel

153

Herziening van het Reglement

Artikel

154

Afwijking van het Reglement

De Kamer kan te allen tijde besluiten van de bepalingen van dit Reglement af te wijken, indien geen der leden zich daartegen verzet en indien de afwijking niet in strijd is met het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Grondwet of een andere wet.

Artikel

155

Inwerkingtreding

Dit Reglement treedt in werking met ingang van de dag waarop na de eerstvolgende verkiezingen de nieuw gekozen Kamer voor de eerste maal samenkomt.