Wet van 24 juni 1993, houdende bepalingen inzake de rusttijden van bemanningsleden, de samenstelling van de bemanning en de vaartijden van schepen op binnenwateren

Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang van de arbeidsbescherming en van de veiligheid van de vaart, gewenst is, wettelijke regelen vast te stellen inzake de rusttijden van bemanningsleden, de samenstelling van de bemanning en de vaartijden van schepen op binnenwateren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Ministers: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    bemanningslid: een ieder, die zich als schipper, stuurman, machinist, volmatroos, matroos-motordrijver, matroos, of lichtmatroos aan boord van een schip bevindt;

  • c.

    werkgever:

    • 1°.

      degene jegens wie de gezagvoerend schipper krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die gezagvoerend schipper aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;

    • 2°.

      degene aan wie de gezagvoerend schipper ter beschikking is gesteld voor het verrichten van arbeid, bedoeld onder 1°;

    • 3°.

      degene die zonder werkgever in de zin van 1° of 2° te zijn, de gezagvoerend schipper onder zijn gezag arbeid doet verrichten;

  • d.

    binnenwateren: de wateren die in Nederland zijn gelegen binnen een langs de Nederlandse kust gaande, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen lijn;

  • e.

    schip: een binnenschip of een ander vaartuig dat de onder d bedoelde wateren bevaart, alsmede een drijvend werktuig;

  • f.

    zeeschip: een schip dat voor de vaart op zee is toegelaten en daartoe over de geldige certificaten beschikt;

  • g.

    drijvend werktuig: een drijvend bouwsel met mechanische installaties, dat is bestemd om op de onder d bedoelde wateren te worden gebruikt, zoals een baggermolen, een elevator, een bok of een kraan, met uitzondering van baggerwerkzaamheden als bedoeld in het Arbeidstijdenbesluit.

  • h.

    Herziene Rijnvaartakte: de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte, met Bijlagen en slotprotocol, (Trb. 1955, 161), zoals deze sedertdien is gewijzigd;

  • i.

    havensleepboot: vaartuig met eigen mechanische aandrijving dat voor het slepen, het duwen of het assisteren van zeeschepen is gebouwd of uitgerust;

  • j.

    verwerken van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel

2

Het bij of krachtens deze wet bepaalde is van toepassing op schepen op binnenwateren.

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Deze wet is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a.

    vlotten;

  • b.

    schepen, bestemd tot het redden van drenkelingen;

  • c.

    schepen van de krijgsmacht;

  • d.

    schepen, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen, met een laadvermogen van minder dan 15 ton;

  • e.

    schepen, niet bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen, met een waterverplaatsing van minder dan 15 m3, niet zijnde veren en niet zijnde schepen, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen, buiten de bemanning;

  • f.

    schepen, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van 12 of minder personen, buiten de bemanning, niet zijnde veren;

  • g.

    schepen, waarmede uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gevaren;

  • h.

    zeevissersschepen;

  • i.

    zeeschepen, niet zijnde havensleepboten,

    • 1°.

      die gebruik dienen te maken van de diensten van een loods en zich bevinden op de scheepvaartwegen, bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11, van de Scheepvaartverkeerswet (Stb. 1988, 352), met uitzondering van zeeschepen die zich bevinden op de scheepvaartweg van Rotterdam tot aan Gorinchem;

    • 2°.

      die van de loodsplicht zijn vrijgesteld op grond van artikel 10, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet, of waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 10, derde lid, van die wet, en zich bevinden op de scheepvaartwegen, bedoeld onder 1°;

    • 3°.

      die zich bevinden in de haven van Scheveningen.

Artikel

5

Artikel

5a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van de Herziene Rijnvaartakte regels gesteld betreffende:

  • a.

    de vaartijden en bemanningssterkte en de hiermee verband houdende eisen voor schepen en voor uitrustingsstukken van schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren;

  • b.

    de afgifte van de met de in onderdeel a bedoelde regels samenhangende documenten;

  • c.

    de procedure van typegoedkeuring van uitrustingsstukken van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

  • d.

    de instellingen en bedrijven en de erkenning daarvan, die de installatie of reparatie verrichten van uitrustingsstukken van schepen die de in onderdeel a genoemde scheepvaartwegen bevaren;

  • e.

    de instellingen en de autoriteiten in Nederland die belast zijn met de uitvoering van deze regels.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

9

Onze Minister stelt de vergoeding vast die verschuldigd is voor de kosten van de stukken, bij of krachtens deze wet opgemaakt alsmede de vergoeding, verschuldigd voor de kosten van de behandeling van een ontheffingsaanvraag.

Artikel

10

Onze Minister pleegt overleg over de hoofdlijnen van het beleid inzake de onderwerpen de uitvoering van deze wet betreffende met de naar zijn oordeel representatieve organisaties van ondernemers en werknemers in de binnenvaart.

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

20

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

21

Deze wet kan worden aangehaald als Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te "s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. de Vries
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin