Wet van 7 oktober 1993, houdende regels met betrekking tot de verlening van voorzieningen aan gehandicapten

Wet voorzieningen gehandicapten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het vanuit een oogmerk van doelmatigheid wenselijk is de verstrekking van woonvoorzieningen op grond van de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten en leefvoorzieningen alsmede genees- en heelkundige voorzieningen op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet te beëindigen, en de gemeenten te belasten met de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen en aldus mede te bevorderen dat personen van 65 jaar en ouder geleidelijk en op passende wijze in aanmerking kunnen worden gebracht voor voorzieningen die thans krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet in beginsel uitsluitend worden verstrekt aan personen onder de 65 jaar;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

§

2

De voorzieningen

Artikel

2

Artikel

3

Het college van burgemeester en wethouders biedt verantwoorde voorzieningen aan. Onder verantwoorde voorzieningen worden verstaan de voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Het college van burgemeester en wethouders kan de gehandicapte, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening, oproepen in persoon te verschijnen en zich door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen onderzoeken.

Artikel

8

Artikel

9

Roerende zaken, voor de aanschaf waarvan krachtens deze wet een financiële vergoeding is verleend, dan wel die krachtens deze wet in eigendom of bruikleen zijn verleend, zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, zolang die roerende zaken geschikt zijn om de beperkingen van de gehandicapte op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel

10

Onze Minister van Defensie is bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht, kosteloos, uit de door of namens hem gevoerde administratie, aan de colleges van burgemeesters en wethouders die gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

Artikel

10a

Artikel

10b

Artikel

11

§

3

Wijzigingen in andere wetten en regelingen

Artikel

12

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

13

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

14

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

15

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

16

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

17

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

18

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

19

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

20

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

21

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

§

4

Evaluatie

Artikel

22

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens binnen drie jaar daarna, aan de Staten-Generaal een verslag over de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen krachtens deze wet.

§

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

23

Artikel

24

Aan de gehandicapte aan wie over de periode onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, krachtens artikel 57, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, of krachtens artikel P 9, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, of krachtens artikel P 8, tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet, dan wel krachtens artikel X5, eerste en tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet een financiële tegemoetkoming is verleend in de kosten van het gebruik van een vervoermiddel, wordt desgevraagd door het gemeentebestuur ook over de jaren 1994 en 1995 een financiële tegemoetkoming verleend, tenzij in de verordening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, anders wordt bepaald.

Artikel

25

De bepalingen bij of krachtens artikel 7 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, zoals die bepalingen luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven van toepassing op de beroepsmilitair die is ontslagen, anders dan uit hoofde van invaliditeit met dienstverband, en die op grond van de regeling geneeskundige verzorging gepensioneerde militairen KL/Klu (Stb. 1962, 241), dan wel op de voet van die regeling, in aanmerking is gebracht voor genees- en heelkundige voorzieningen.

Artikel

26

Voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende aanvragen voor een voorziening als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, of artikel P 9, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, of artikel P 8, tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet, dan wel artikel X5, eerste en tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet worden afgehandeld op basis van de regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat geen financiële tegemoetkoming wordt verleend over een periode gelegen na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

27

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 november 1992 ingediende voorstel van Wet, houdende wettelijke regeling van aanspraak op zorg in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en wijziging van enige andere wetten tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 2 tweede lid, als volgt te luiden:

Artikel

28

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

29

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel

30

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen daarvan of voor de verlening van onderscheidenlijk de woonvoorzieningen, de vervoersvoorzieningen of de rolstoelen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Wallage
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. Heerma
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin