De Raad van State gehoord (advies van 28 oktober 1993, nr. W13.93.0451);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Onze Minister van Justitie van 1 november 1993, nr. GVC/CB/9367;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
1
Het bestuur van een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting, verpleeginrichting of een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, draagt er zorg voor dat een in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen patiënt kan worden bijgestaan door een patiëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder m, onder a, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
De patiëntenvertrouwenspersoon verleent de in het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen patiënten, patiënten met een voorwaardelijke machtiging, patiënten die een zelfbindingsverklaring opstellen en patiënten met een zelfbindingsmachtiging, op hun verzoek advies en bijstand in aangelegenheden samenhangend met hun opneming en verblijf in het ziekenhuis, onderscheidenlijk samenhangend met de voorwaardelijke machtiging, de zelfbindingsverklaring of de zelfbindingsmachtiging.
Artikel
3
De patiëntenvertrouwenspersoon heeft, voor zover dit voor een juiste uitoefening van zijn taak nodig is, toegang tot alle ruimten van het psychiatrisch ziekenhuis, bestemd voor opneming en verblijf van patiënten, en behoeft geen toestemming van derden om te spreken met patiënten.
Artikel
4
Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde worden aan de patiëntenvertrouwenspersoon alle inlichtingen verschaft en bescheiden getoond die deze voor een juiste uitoefening van zijn taak nodig heeft.