Besluit van 10 november 1993, houdende een regeling met betrekking tot de toekenning van bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven

Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 16 juli 1993, nr. fip 93/337, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie;
Gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën van 16 juli 1993, nr. Rgf 03.00/001.003;
De Raad van State gehoord (advies van 29 september 1993, nr. W06.93.0438);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 november 1993, nr. fip 93/567, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie.

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    explosieven: bommen en gevechtsladingen; geleide en ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo's en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; elektrische ontstekingsrichtingen;

  • b.

    opsporing: onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven met inbegrip van de ruiming van deze explosieven;

  • c.

    ruiming: benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van een explosief dat in een bepaald gebied is aangetroffen;

  • d.

    bestuursorgaan: het gemeentebestuur, en bij opsporingen of ruimingen in gebieden die niet gemeentelijk zijn ingedeeld, de bevoegde burgerlijke autoriteit ter plaatse;

  • e.

    werkplan: het werkplan van het bestuursorgaan;

  • f.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • g.

    Onze Ministers: Onze Ministers van Financiën, van Binnenlandse Zaken en van Defensie;

  • h.

    deskundigen: door het Ministerie van Defensie als zodanig aangewezen personeel;

  • i.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze op basis van luchtfoto's is bepaald door de Topografische Dienst Nederland van het Ministerie van Defensie voor de vaststelling van de bebouwingsgegevens voor de berekening van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds;

  • j.

    infrastructuur: het geheel van auto-, spoor-, straat-, waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties enz;

  • k.

    kwetsbare infrastructuur: dat deel van de infrastructuur waaraan als gevolg van detonatie van een vermoedelijk aanwezig dan wel aanwezig explosief zodanige schade kan worden aangericht dat er grote risico's ontstaan voor de bevolking;

  • l.

    begroting: hoofdstuk IX B (Financiën) van de Rijksbegroting.

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

§

3

Uitgangspunten van de regeling

Artikel

3

§

4

Bepaling van de declarabele kosten

Artikel

4

Bij een opsporing kunnen de volgende kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen:

  • a.

    kosten van vooronderzoek in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog;

  • b.

    kosten van opsporingswerkzaamheden;

  • c.

    kosten van grondwerkzaamheden;

  • d.

    kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

  • e.

    kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen.

Artikel

5

Bij een ruiming kunnen de in artikel 4 onder c, d en e genoemde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen.

Artikel

6

De kosten van de verzekering van het risico dat verbonden is aan het opsporen of ruimen van de explosieven zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit, kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen tenzij van rijkswege ter zake een collectieve verzekering is afgesloten of het risico door het Rijk is overgenomen.

Artikel

7

In geval van calamiteit kunnen, op verzoek van het bestuursorgaan, ook andere dan de in dit besluit vermelde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen, indien deze, naar het oordeel van Onze Ministers, redelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk voor rekening van het bestuursorgaan kunnen blijven.

§

5

Toetsingscriteria

Artikel

8

Van grote risico's voor de bevolking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is sprake indien:

in geval van opsporing:

  • a.

    het explosief zich vermoedelijk bevindt binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente gerekend naar de situatie op 1 januari 1994 dan wel de afstand van de vermoede inslagplaats van het explosief tot de grens van die bebouwde kom door de deskundigen kleiner wordt geacht dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief en zich binnen de schervengevarenzone, gerekend naar de situatie per 1 januari 1994 bebouwing bevindt dan wel een kwetsbare infrastructuur, en bovendien binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen een reëel risico wordt geacht;

  • b.

    zich in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar reeds op 1 januari 1994 aantoonbaar sprake was van een intensief (recreatief) gebruik, op geringe diepte explosieven bevinden, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • c.

    er aantoonbaar sprake is van een ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is beschermende maatregelen te treffen zoals isolatie van het desbetreffende gebied;

    in geval van ruiming:

  • d.

    het explosief aangetroffen is binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente dan wel de afstand tot de grens van die bebouwde kom kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing bevindt;

  • e.

    het explosief aangetroffen is in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar aantoonbaar sprake is van een intensief (recreatief) gebruik, tenzij het redelijkerwijs mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • f.

    binnen de straal van de schervengevarenzone van het aangetroffen explosief sprake is van een kwetsbare infrastructuur.

§

6

Doelmatigheidscriteria

Artikel

9

Aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, wordt voldaan als het bestuursorgaan, naar het oordeel van Onze Ministers, in voldoende mate kan aantonen dat:

  • a.

    opsporingswerkzaamheden met behulp van dieptedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief, zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen niet ondenkbaar wordt geacht;

  • b.

    opsporingswerkzaamheden met behulp van oppervlaktedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een gebied waar de aanwezigheid van explosieven wordt vermoed eenvoudige verhardingen worden aangelegd of niet diepliggende leidingenstelsels en rioleringen.

Artikel

10

Van het bepaalde in artikel 9 kan worden afgeweken indien in een gebied sprake is van een zodanig ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven dat er grote risico's voor de bevolking ontstaan, terwijl het niet mogelijk is afdoende beheersingsmaatregelen te treffen.

§

7

Omvang van de bijdrage

Artikel

11

Artikel

12

Indien het bestuursorgaan verkeert of door de toepassing van artikel 11 zou komen te verkeren in omstandigheden zoals bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, kan Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, gelet op het advies van de Inspectie Financiën Lagere Overheden, op verzoek van burgemeester en wethouders het gemeentelijk aandeel in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten verlagen.

§

8

Het aangaan van verplichtingen

Artikel

13

Artikel

14

§

9

Het aanvragen van een bijdrage

Artikel

15

§

10

Indiening van de declaratie

Artikel

16

Artikel

17

§

11

Vaststelling van de bijdrage

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

§

12

Betaalbaarstelling

Artikel

21

De kasruimte voor de ruimingen wordt gelijkgesteld aan de op grond van artikel 14, eerste lid, vastgestelde verplichtingenruimte voor de ruimingen. Onbesteed gebleven bedragen worden op 1 oktober van het begrotingsjaar toegevoegd aan de kasruimte voor de opsporingen.

Artikel

22

Artikel

23

In afwachting van de definitieve vaststelling van een bijdrage kan een voorlopige bijdrage betaalbaar worden gesteld. De voorlopige declaratie moet voorzien zijn van de nodige bewijsstukken.

Artikel

24

Bij een overschrijding van de bij begrotingswet toegestane ruimte voor het doen van uitgaven, worden de bijdragen, met inachtneming van het gestelde in artikel 21, op een nader door Onze Minister te bepalen tijdstip uitbetaald.

§

13

Overgangsbepalingen

Artikel

25

Opsporingen en ruimingen die vóór 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen, worden mede betrokken bij de vaststelling van de betalingsvolgorde zoals genoemd in artikel 22, voorzover de desbetreffende bijdragen bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet tot uitbetaling zijn gekomen.

Artikel

26

Bij de toepassing van artikel 12 worden opsporingen en ruimingen dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers, op zich zelf staande onderdelen daarvan, die vóór 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen, mede bij de beoordeling betrokken.

§

14

Slotbepalingen

Artikel

27

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst en werkt zonodig terug tot en met 1 januari 1994. De werking van dit besluit eindigt op 31 december 1998 doch kan bij algemene maatregel van bestuur voor een periode van 5 jaar worden verlengd. Dit besluit is van toepassing op opsporingen en ruimingen, dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers, op zich zelf staande onderdelen daarvan, waarvan de werkzaamheden op of na 1 januari 1994 in uitvoering zijn genomen.

Artikel

28

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin