Artikel
1
Er is een onafhankelijke Commissie ‘Toetsing toekomstbestendigheid Wet Sociale Werkvoorziening’, hierna te noemen: de commissie.
Besluit:
Er is een onafhankelijke Commissie ‘Toetsing toekomstbestendigheid Wet Sociale Werkvoorziening’, hierna te noemen: de commissie.
De commissie heeft de volgende taak:
Het uitbrengen van advies over de vraag of de ervaringen die in de experimentele periode met budgetfinanciering zijn opgedaan in voldoende mate zijn vertaald in het concept-wetsvoorstel en of het concept-wetsvoorstel voldoende waarborgen biedt dat tot dusver gesignaleerde knelpunten decentraal bestuurlijk tot een oplossing kunnen worden gebracht;
Het uitbrengen van advies over de vraag hoe het concept-wetsvoorstel zich voor de uitvoerende gemeenten verhoudt tot de uitvoering van taken met betrekking tot andere vormen van gesubsidieerde arbeid. Hierbij dient het advies zich in ieder geval te richten op de omschrijving van de doelgroep, de procedure van toelating en plaatsing en de mogelijkheden tot in- en uitstroom;
Voor 15 februari 1994 aan de de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een eindrapport uit te brengen en daarin, voorzover de bevindingen er toe aanleiding geven, aanbevelingen te doen ter vergroting van de toekomstbestendigheid van het concept-wetsvoorstel ten aanzien van de voorgelegde adviesvragen.
In de commissie hebben zitting:
mr. F.J.M. Houben, tevens voorzitter;
mw. A. v.d. Berg;
prof. dr. W. Derksen.
Ter uitvoering van haar taak kan de commissie zich rechtstreeks wenden tot gemeentebesturen en de gemeentelijke instanties, die belast zijn met de uitvoering van de WSW, tot vertegenwoordigers van belangenorganisaties die betrokken zijn bij de Wet Sociale Werkvoorziening en tot de betrokken dienstonderdelen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Krachtens een door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verlenen opdracht zal Berenschot BV te Utrecht met de ondersteuning van de commissie worden belast. De inhoudelijke invulling van de ondersteuning wordt binnen de door de Staatssecretaris te stellen financiële kaders door de commissie bepaald.
De commissie kan, met inachtneming van dit besluit, haar werkwijze regelen.
De archieven van de commissie worden binnen twee maanden na het uitbrengen van het rapport ter bewaring overgedragen aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Dit besluit wordt bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.