Wet van 15 december 1993, houdende regelen betreffende een algemeen stelsel van erkenning van in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen behaalde hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaren worden afgesloten

Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij de wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG L 019);
dat deze regels ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen de toelating moeten waarborgen tot beroepen waarvoor in Nederland een dergelijk nationaal diploma wordt vereist, indien deze onderdanen in één van de overige Lid-Staten gerechtigd zijn overeenkomstige beroepen uit te oefenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel

1

Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders bepaald, verstaan onder:

  • a.

    Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;

  • c.

    richtlijn: Richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;

  • d.

    beroep: een gereglementeerd beroep, omvattende een geheel van activiteiten, al dan niet in loondienst verricht, waarvoor

    • 1.

      bij of krachtens wet voor de toelating of voor het voeren van een beroepstitel, dan wel

    • 2.

      indien het beroepen in de gezondheidszorg betreft, krachtens het nationale stelsel van sociale zekerheid voor het voor bezoldiging of vergoeding in aanmerking brengen,

    als vereiste is gesteld het bezit van een nationaal getuigschrift verkregen op grond van een voltooide hoger-onderwijsopleiding;

  • e.

    Lid-Staat: een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

  • f.

    beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een Lid-Staat;

  • g.

    EG-verklaring: een verklaring als bedoeld in artikel 8, tweede lid;

  • h.

    gereglementeerde opleiding: een hoger-onderwijsopleiding die:

    • specifiek gericht is op een bepaald beroep, en

    • bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau bij of krachtens wet zijn vastgesteld.

Artikel

2

Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat

Een diploma is een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken, afgegeven in een Lid-Staat anders dan Nederland door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag, waaruit blijkt dat de bezitter voldoet aan de in die Lid-Staat bij of krachtens wet voor de toelating tot een beroep gestelde opleidingsvereisten door middel van:

  • a.

    een overwegend in een Lid-Staat genoten en in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding, of

  • b.
    • 1.

      een in een Lid-Staat anders dan Nederland genoten en met goed gevolg afgesloten opleiding anders dan een hoger-onderwijsopleiding, dan wel

    • 2.

      een in overeenstemming met de opleidingsvereisten voor de toelating tot het beroep in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat opgedane beroepservaring van ten minste drie jaren, na een in een derde land met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding,

welke opleidingen door het daartoe bij of krachtens wet in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat bevoegde gezag als gelijkwaardig zijn erkend met een opleiding als bedoeld onder a.

Artikel

3

Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding

Indien in de Lid-Staat waar betrokkene een beroep uitoefent dan wel heeft uitgeoefend, voor de toelating tot dat beroep geen diploma als bedoeld in artikel 2 is vereist, geldt als diploma in de zin van deze wet een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken,

  • a.

    afgegeven door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag,

  • b.

    met betrekking tot

    • 1.

      een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten hoger-onderwijsopleiding, dan wel

    • 2.

      een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten opleiding die door de Lid-Staat, bedoeld in de aanhef, als gelijkwaardig met een opleiding als bedoeld onder 1 wordt aangemerkt, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen van deze gelijkwaardigheid in kennis zijn gesteld,

die hem op de betrokken beroepsuitoefening heeft voorbereid, en

  • c.

    waaruit blijkt dat betrokkene in de tien jaren voorafgaand aan een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat gedurende ten minste twee jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds het betrokken beroep heeft uitgeoefend; geen beroepservaring is vereist indien betrokkene met goed gevolg een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.

Artikel

4

Reikwijdte wet

Hoofdstuk

II

Toelating EG-onderdanen

§

1

Algemeen

Artikel

5

Principe toelating EG-onderdanen

Een onderdaan van een Lid-Staat die ten aanzien van een beroep in het bezit is van een EG-verklaring, voldoet aan de in Nederland bij of krachtens wet voor de toelating tot het betreffende beroep gestelde opleidingsvereisten.

Artikel

6

Bevoegde autoriteit

Artikel

7

Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten

§

2

Werkwijze bevoegde autoriteit

Artikel

8

EG-verklaring

Artikel

9

Kortere opleiding

Artikel

10

Wezenlijke verschillen

Artikel

11

Regels aanvraag, stage en proeve

Onze minister die het aangaat geeft per beroep regels ten aanzien van de aanvraag tot het verkrijgen van een EG-verklaring, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd alsmede op de beoordeling van de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid.

Artikel

12

Termijn

De bevoegde autoriteit beslist over de aanvraag binnen vier maanden nadat zij de aanvraag heeft ontvangen.

Hoofdstuk

III

Wijzigingen in andere wetten

Artikel

13

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

14

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

15

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

16

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

17

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

18

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

19

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

20

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

21

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

22

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

23

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

27

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

28

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

29

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

30

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Intrekking wijzigingen Wet op de administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, Beroepswet en Wet op de Raad van State

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 januari 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie) (22 495), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt op een eerder tijdstip dan of op hetzelfde tijdstip als deze wet, vervallen artikel 15, artikel 16 en artikel 19, onderdeel B.

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

33

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

34

Citeertitel

Deze wet kan worden aangehaald als: Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

Hoofdstuk I

Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel 1.

Definities

Artikel 2.

Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat

Artikel 3.

Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding

Artikel 4.

Reikwijdte wet

Hoofdstuk II

Toelating EG-onderdanen

§ 1

Algemeen

Artikel 5.

Principe toelating EG-onderdanen

Artikel 6.

Bevoegde autoriteit

Artikel 7.

Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten

§ 2

Werkwijze bevoegde autoriteit

Artikel 8.

EG-verklaring

Artikel 9.

Kortere opleiding

Artikel 10.

Wezenlijke verschillen

Artikel 11.

Regels aanvraag, stage en proeve

Artikel 12.

Termijn

Hoofdstuk III

Wijzigingen in andere wetten

Artikel 13.

Wet op het Notarisambt

Artikel 14.

Wet op de rechterlijke organisatie

Artikel 15.

Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie

Artikel 16.

Beroepswet

Artikel 17.

Pachtwet

Artikel 18.

Advocatenwet

Artikel 19.

Wet op de Raad van State

Artikel 20.

Wet op het basisonderwijs

Artikel 21.

Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs

Artikel 22.

Wet op het voortgezet onderwijs

Artikel 23.

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 24.

Wet op de studiefinanciering

Artikel 25.

Wet op de architectentitel

Artikel 26.

Kadasterwet

Artikel 27.

Intrekking wijziging Kadasterwet

Artikel 28.

Wet op de zeevaartdiploma’s

Artikel 29.

Loodsenwet

Artikel 30.

Wet op de paramedische beroepen

Artikel 31.

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Artikel 32.

Intrekking wijzigingen Wet op de administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, Beroepswet en Wet op de Raad van State

Hoofdstuk IV

Slotbepalingen

Artikel 33.

Inwerkingtreding

Artikel 34.

Citeertitel