Artikel
1
Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders bepaald, verstaan onder:
-
a.
Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
b.
hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;
-
c.
richtlijn: Richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;
-
d.
beroep: een gereglementeerd beroep, omvattende een geheel van activiteiten, al dan niet in loondienst verricht, waarvoor
-
1.
bij of krachtens wet voor de toelating of voor het voeren van een beroepstitel, dan wel
-
2.
indien het beroepen in de gezondheidszorg betreft, krachtens het nationale stelsel van sociale zekerheid voor het voor bezoldiging of vergoeding in aanmerking brengen,
als vereiste is gesteld het bezit van een nationaal getuigschrift verkregen op grond van een voltooide hoger-onderwijsopleiding;
-
1.
-
e.
Lid-Staat: een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
-
f.
beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een Lid-Staat;
-
g.
EG-verklaring: een verklaring als bedoeld in artikel 8, tweede lid;
-
h.
gereglementeerde opleiding: een hoger-onderwijsopleiding die:
-
specifiek gericht is op een bepaald beroep, en
-
bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau bij of krachtens wet zijn vastgesteld.
-