Besluit van 17 december 1993, houdende regels inzake de verstrekking van uitkeringen ten behoeve van provinciale investeringspremies in 1994

Besluit uitkeringen provinciale investeringspremies 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 juli 1993, nr. WJA/JZ 93056797;
Gelet op artikel 2 van de Kaderwet specifieke uitkeringen EZ;
De Raad van State gehoord (advies van 30 november 1993, nr. W10.93.0518);
Gezien het nader rapport van de voornoemde staatssecretaris van 15 december 1993, nr. WJA/JZ 93094563;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

De uitkering is een door Onze Minister vast te stellen bedrag, doch niet meer dan f 50 000 000,00.

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien de in artikel 3, tweede lid, bedoelde verordening niet in overeenstemming is met dit besluit of met de ingevolge de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor de staat geldende verplichtingen.

Artikel

5

Een beschikking op een aanvraag, inhoudende een toezegging van een uitkering, bevat een vermelding van:

  • a.

    het maximale bedrag van de uitkering;

  • b.

    het tijdstip en de wijze waarop het verzoek om vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering moet worden ingediend,

  • c.

    de gebieden waarin de investeringsprojecten kunnen worden uitgevoerd.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De aanvrager dient een aanvraag om vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering in overeenkomstig hetgeen daaromtrent in de beschikking, bedoeld in artikel 5, is vermeld.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister geeft een beschikking tot vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel nadat de in artikel 11 bedoelde termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

13

Artikel

14

Onze Minister kan de beschikking, inhoudende de vaststelling van het definitieve bedrag van de uitkering, intrekken, indien de beschikking ten gevolge van aan de betrokkene te wijten onjuistheid of onvolledigheid van verstrekte gegevens anders luidt dan het geval zou zijn geweest, indien de gegevens juist en volledig zouden zijn verstrekt.

Artikel

15

Indien toepassing is gegeven aan artikel 13 of 14 zijn ter beschikking gestelde uitkeringen terstond opeisbaar voor zover zij het bedrag waarop de betrokkene alsdan recht heeft te boven gaan.

Artikel

16

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2003.

Artikel

17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitkeringen provinciale investeringspremies 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Y. C. M. T. van Rooy
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin