Besluit van 20 december 1993, houdende bepalingen inzake de algemene berekeningswijzen voor de bekostiging van universiteiten, hogescholen en de Open Universiteit

Bekostigingsbesluit WHW

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 15 juli 1993, nr. 92091035/4675, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 23 april 1993, nr. OR 93000072/T);
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 1993, nr. W05.93.0520);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 17 december 1993, nr. 93099780/4675, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b.

    Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voorzover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • c.

    universiteit: een universiteit als bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage van de wet;

  • d.

    hogeschool: een hogeschool als bedoeld in de onderdelen c, d, e, f en g van de bijlage van de wet;

  • e.

    Open Universiteit: de Open Universiteit, genoemd in onderdeel h van de bijlage van de wet;

  • f.

    academisch ziekenhuis: een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel i van de bijlage van de wet;

  • g.

    Centraal register inschrijving: het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52 van de wet;

  • h.

    Centraal register opleidingen: het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de wet;

  • i.

    opleiding: een opleiding, opgenomen in het Centraal register opleidingen;

  • j.

    opleiding van eerste inschrijving: opleiding waarvoor degene die zich inschrijft het volledige collegegeld als bedoeld in de artikelen 7.43 en 7.44 van de wet heeft voldaan;

  • k.

    student: een blijkens het Centraal register inschrijving voor een opleiding van eerste inschrijving ingeschreven student;

  • l.

    getuigschrift: een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een opleiding;

  • m.

    proefschrift: een proefschrift dan wel een proefontwerp uitmondend in een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van de wet;

  • n.

    ontwerperscertificaat: een getuigschrift uitgereikt aan een technologisch ontwerper, met dien verstande dat de desbetreffende ontwerpersopleiding door een door Onze minister aangewezen, door de openbare universiteiten te Groningen, Delft, Eindhoven en Enschede gezamenlijk ingestelde, commissie dient te zijn gecertificeerd;

  • o.

    accountant: een door het instellingsbestuur aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

1.2

Overleg

Een ministeriële regeling als bedoeld in de artikelen, 2.22, 2.23, vierde lid, 2.24, vierde lid, 2.25, vijfde lid, 3.3, eerste en zevende lid lid, 3.3a, eerste en derde lid, 3.4, 3.4a, tweede lid, 3.7, tweede lid, 3.12, tweede lid, 4.3, eerste lid, onder b, 5.3, vierde lid, 5.4, tweede en vierde lid, en 5.5, vierde en vijfde lid wordt vastgesteld na overleg als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk

2

Universiteiten

§

1

Algemeen

Artikel

2.1

Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de universiteiten, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de openbare universiteit te Wageningen.

Artikel 2.1a

Vervallen

Artikel

2.2

Te bekostigen eerstejaars

Artikel

2.3

Samenstelling rijksbijdrage universiteiten

De rijksbijdrage van een universiteit is samengesteld uit:

  • a.

    een onderwijsdeel, waaronder een component getuigschriften, een component basisvoorziening onderwijs en in voorkomende gevallen bedragen ten behoeve van numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde en de werkplaats tandheelkunde,

  • b.

    een onderzoekdeel, waaronder een component proefschriften en ontwerperscertificaten, een component onderzoekscholen en in voorkomende gevallen een component toponderzoekscholen,

  • c.

    in voorkomende gevallen een deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen,

  • d.

    in voorkomende gevallen een deel academisch ziekenhuis, en

  • e.

    een investeringsdeel.

Artikel 2.3a

Vervallen

Artikel

2.4

Vaststelling omvang landelijke delen

In overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de voor het desbetreffende begrotingsjaar vastgestelde rijksbegroting, wordt jaarlijks door Onze minister de omvang vastgesteld van de landelijk voor de in artikel 2.3 genoemde samenstellende delen, componenten en bedragen van de rijksbijdrage van de universiteiten beschikbare middelen.

§

2

Onderwijsdeel

Artikel

2.5

Componenten landelijk onderwijsdeel

Artikel

2.6

Verdeling landelijk onderwijsdeel

Artikel

2.7

Berekening onderwijsdeel per universiteit

§

3

Onderzoekdeel

Artikel

2.8

Samenstelling onderzoekdeel per universiteit

Het onderzoekdeel van een universiteit bestaat uit:

  • a.

    een component basisvoorziening onderzoek,

  • b.

    een component proefschriften en ontwerperscertificaten,

  • c.

    een component onderzoekscholen,

  • d.

    in voorkomende gevallen een component toponderzoekscholen, en

  • e.

    een component strategische overwegingen.

Artikel

2.9

Component basisvoorziening onderzoek

Artikel

2.10

Component proefschriften en ontwerperscertificaten

Artikel 2.10a

Vervallen

Artikel

2.11

Berekening component proefschriften en ontwerperscertifcaten per universiteit

De landelijke component proefschriften en ontwerperscertificaten wordt over de universiteiten verdeeld naar rato van de som van het aantal proefschriften berekend op grond van artikel 2.10, vierde lid, en het aantal ontwerperscertificaten berekend op grond van artikel 2.10, vijfde lid.

Artikel

2.12

Component onderzoekscholen

De component onderzoekscholen, vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt over de universiteiten verdeeld naar rato van de omvang van deze component per universiteit in het voorafgaande begrotingsjaar.

Artikel

2.13

Component toponderzoekscholen

Artikel

2.14

Component strategische overwegingen

Artikel

2.15

Aanduiding prioriteiten en posterioriteiten

Artikel

2.15a

Vervallen

Artikel

2.15b

Vervallen

Artikel

2.15c

Vervallen

Artikel

2.16

Herverdeling component strategische overwegingen

§

4

Deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen

Artikel

2.17

Samenstelling deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen per universiteit

Artikel

2.18

Component basisvoorziening lerarenopleidingen

Artikel

2.19

Component inschrijvingen leraartraject en getuigschriften

Artikel

2.20

Berekening component inschrijvingen leraartraject en getuigschriften per universiteit

Paragraaf

5

Deel academisch ziekenhuis

Artikel

2.21

Samenstelling deel academisch ziekenhuis per universiteit

Artikel

2.22

Bijzondere toekenning uit landelijk deel academische ziekenhuizen

Uit het landelijk beschikbare deel academische ziekenhuizen, vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt aan de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Maastricht en van de bijzondere universiteit te Amsterdam een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag toegevoegd ten behoeve van de klinische ondersteuning van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.

Artikel

2.23

Gedeelte 1988 t/m 1992 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.24

Gedeelte 1993 t/m 1996 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.25

Gedeelte vanaf 1997 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.26

Component basisvoorziening

Artikel

2.27

Component onderwijs en onderzoek

Artikel

2.28

Verrekening component rente en afschrijvingen

Indien ten aanzien van een universiteit artikel 2.25, zesde lid derde volzin, voor een of meer begrotingsjaren toepassing heeft gevonden, worden de teveel toegekende vergoedingen voor rente en afschrijvingen met betrekking tot het OCenW-deel van investeringsbedragen, bedoeld in genoemd artikel, over een of meer begrotingsjaren verrekend met de component rente en afschrijvingen van het deel academisch ziekenhuis van de desbetreffende universiteit.

§

6

Uitkeringen na ontslag

Artikel

2.29

Verdeling landelijk beschikbare deel uitkeringen na ontslag

§

7

Investeringsdeel

Artikel

2.30

Verdeling landelijk investeringsdeel

Het landelijk investeringsdeel, door Onze minister vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt verdeeld over de universiteiten naar evenredigheid van de som van het onderwijsdeel, het onderzoekdeel, het verwevenheidsdeel en in voorkomende gevallen het deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen per universiteit.

Hoofdstuk

3

Hogescholen

§

1

Algemeen

Artikel

3.1

Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de algemene berekeningswijze voor het exploitatiedeel en het huisvestingsdeel van de rijksbijdrage van de hogescholen, bedoeld in artikel 2.1 van de wet.

§

2

Exploitatiedeel

Artikel

3.2

Vaststelling en verdeling landelijk beschikbaar exploitatiedeel

Artikel

3.3

Bepaling onderwijsvraag per hogeschool

Artikel

3.3a

Bepaling onderwijsvraag opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Artikel

3.4

Afwijking bepaling onderwijsvraag per hogeschool

In afwijking van artikel 3.3 wordt de onderwijsvraag voor de opleidingen lerarenopleidingen speciaal onderwijs, de opleidingen hogere kaderopleiding pedagogiek, de voortgezette opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in algemene vakken, de tweedegraads lerarenopleiding verpleegkunde, de opleiding tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg en de opleiding van kader in de gezondheidszorg, bepaald op het aantal ingeschreven studenten op 1 oktober van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar.

Artikel

3.4a

Bepaling onderwijsvraag van voortgezette kunstopleidingen en voortgezette opleidingen bouwkunst

Artikel

3.5

Bepaling onderwijsvraag opleidingen in opbouw

Voor de bepaling van de onderwijsvraag van een opleiding die:

  • a.

    in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het begrotingsjaar voor het eerst in het Centraal register opleidingen is opgenomen, en

  • b.

    geen voortzetting vormt van een studierichting of opleiding, wordt de onderwijsvraagfactor gesteld op de landelijk gemiddelde onderwijsvraagfactor. Deze berekening wordt toegepast tot en met het tweede begrotingsjaar volgend op het begrotingsjaar waarin de eerste getuigschriften, gelet op de studielast, kunnen worden uitgereikt.

Artikel

3.6

Bepaling onderwijsvraag opleidingen in afbouw

Voor de bepaling van de onderwijsvraag van een opleiding waarvan de registratie wordt beëindigd overeenkomstig artikel 6.15 van de wet en ten aanzien waarvan artikel 3.5 niet van toepassing is, wordt met betrekking tot de begrotingsjaren volgend op het derde begrotingsjaar waarin geen studenten zich voor het eerst inschrijven aan die opleiding, de laatstelijk voor deze opleiding vastgestelde onderwijsvraagfactor aangehouden, totdat de registratie is beëindigd.

Artikel

3.7

Berekening exploitatiedeel hogescholen

Artikel

3.8

Bekostigingsniveau nieuwe opleidingen

Onze minister maakt jaarlijks voor 1 juli aan de desbetreffende hogeschool bekend op welk niveau een opleiding die in dat kalenderjaar voor het eerst in het Centraal register opleidingen wordt opgenomen, zal worden bekostigd.

Paragraaf

2a

Artikel 3.8a

Vervallen

Artikel 3.8b

Vervallen

Artikel 3.8c

Vervallen

§

3

Vervallen

Artikel

3.9

Verrekening van uitkeringen na ontslag met exploitatiedeel

Vervallen

Artikel

3.10

Omschrijving gezamenlijk wettelijk deel uitkeringen na ontslag

Vervallen

Artikel

3.11

Berekening van het verrekeningsbedrag per hogeschool

Vervallen

§

4

Huisvestingsdeel

Artikel

3.12

Vaststelling en verdeling landelijk beschikbaar huisvestingsdeel

Artikel

3.13

Wijze verdeling landelijk beschikbaar huisvestingsdeel

Hoofdstuk

4

Open universiteit

Artikel

4.1

Samenstelling rijksbijdrage Open Universiteit

De rijksbijdrage van de Open Universiteit is samengesteld uit:

  • a.

    een deel basisvoorziening,

  • b.

    een prestatiegebonden deel,

  • c.

    een investeringsdeel, en

  • d.

    een deel uitkeringen na ontslag.

Artikel

4.2

Vaststelling basisvoorziening, investeringsdeel, deel uitkeringen na ontslag en prestatiegebonden deel

Artikel

4.3

Berekening prestatiegebonden deel

Artikel

4.4

Herberekening basisvoorziening voor wat betreft de regionale studiecentra

Indien uit het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.9 van de wet, blijkt dat een regionaal studiecentrum wordt opgeheven, wordt de rijksbijdrage verminderd met ten hoogste 2% van de basisvoorziening per opgeheven studiecentrum, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, onder a, tenzij Onze minister van oordeel is dat tegen die vermindering zwaarwegende bezwaren bestaan.

Artikel

4.5

Herberekening prestatiegebonden deel op grond van realisatie vastgestelde beoogde ontwikkeling

Artikel

4.6

Berekening rijksbijdrage

De rijksbijdrage van de Open Universiteit omvat de som van de door Onze minister vastgestelde, in artikel 4.1 bedoelde delen van de rijksbijdrage, berekend met toepassing van de artikelen 4.2 tot en met 4.5.

Hoofdstuk

5

Overgangsbepalingen; afwijking bekostiging hogescholen en universiteiten

§

1

Overgangsbepalingen

Artikel

5.1

Gegevens Centraal register inschrijving

In afwijking van artikel 2.6, eerste lid, onder a, wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor het bepalen van het aantal aan een universiteit op 1 december van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar ingeschreven studenten uitgegaan van gegevens die door de desbetreffende universiteit op verzoek aan Onze minister worden verstrekt.

Artikel

5.2

Universitaire eerstegraads lerarenopleidingen

In afwijking van paragraaf 4 van hoofdstuk 2 wordt het landelijk beschikbare deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen voor het begrotingsjaar 2001, vastgesteld op grond van artikel 2.4, als volgt over de universiteiten verdeeld:

a. de openbare universiteit te Leiden:

f 1 035 000,

b. de openbare universiteit te Groningen:

f   795 000,

c. de openbare universiteit te Amsterdam:

f   942 000,

d. de openbare universiteit te Utrecht:

f 1 380 000,

e. de openbare universiteit te Delft:

f     0,

f. de openbare universiteit te Eindhoven:

f   140 000,

g. de openbare universiteit te Enschede:

f    90 000,

h. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

f   501 000, en

i. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

f   746 000.

Artikel

5.3

Overgangsbepalingen voor opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Artikel

5.4

Overgangsbepalingen voor voortgezette opleidingen muziek

Artikel

5.5

Opleidingen tot leraar basisonderwijs

Artikel

5.6

Beschikkingen op basis van de Bonus-malus-regeling hoger beroepsonderwijs 1996

Artikel

5.7

Additionele ruimtebehoefte hogescholen

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kan Onze minister in afwijking van de op grond van artikel 3.13 berekende ruimtebehoefte extra ruimtebehoefte toekennen indien strikte toepassing van artikel 3.13 met het oog op een voldoende huisvesting als gevolg van de overgang naar de nieuwe systematiek leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel

5.8

Afwijking berekening exploitatiedeel hogeschool in 2001

Vervallen

Paragraaf

2

Afwijkingen bekostiging universiteiten 2000–2002

Artikel

5.9

Bepaling aantallen te bekostigen eerstejaars

Artikel

5.10

Bedragen numerus fixus geneeskunde en werkplaats tandheelkunde per universiteit in 2002

Artikel

5.11

Component strategische overwegingen per universiteit in 2001

Vervallen

Artikel

5.12

Herverdeling in 2001

Vervallen

Artikel

5.13

Herverdeling in 2002

Artikel

5.14

Herverdeling deel academisch ziekenhuis in 2002

Artikel

5.14a

Vervallen

Artikel

5.15

Herverdeling rijksbijdrage universiteiten 2001 in verband met decentralisatie wachtgelden

Vervallen

Artikel 5.16

Vervallen

Artikel 5.17

Vervallen

Artikel

5.18

Component basisvoorziening onderzoek in 2000

Vervallen

Artikel

5.19

Component strategische overwegingen per universiteit in 2000

Vervallen

Artikel

5.20

Herverdeling in 2000

Vervallen

Artikel 5.21

Vervallen

Artikel 5.22

Vervallen

Artikel 5.23

Vervallen

Artikel 5.24

Vervallen

Artikel

5.25

Berekening studentafhankelijke component per academisch ziekenhuis in 1999

Vervallen

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

6.1

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, M. J. Cohen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

1

(gedeelte 1988 t/m 1992 van de component rente en afschrijvingen)

startkosten

8 700,0

2 175,0

54,4

217,5

bouwrente

46 142,8

11 535,7

288,4

1 163,9

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Utrecht

7.90%

bouw

94 700,0

23 675,0

758,0

6 064,0

startkosten

42 500,0

10 625,0

266,0

2 128,0

bouwrente

23 459,0

5 864,8

147,0

1 176,0

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Groningen

8.74%

bouw

308 544,0

77 136,0

2 363,0

11 137,5

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Rotterdam

8.63%

bouw

206 000,0

51 500,0

1 648,0

6 592,0

bouwrente

40 603,0

10 150,7

253,8

1 015,1

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Maastricht

9.10%

bouw

305 000,0

122 000,0

3 172,0

26 810,4

startkosten

26 300,0

10 520,0

263,0

2 222,9

bouwrente

35 100,0

14 040,0

351,0

2 966,7

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ UvAmsterdam

8.75%

bouw

3 600,0

900,0

28,8

115,2

bouwrente

175,5

43,9

1,1

4,4

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ VU Amsterdam

9.28%

bouw

43 800,0

10 950,0

350,4

2 471,5

bouwrente

8 074,2

2 018,6

50,5

201,9

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Nijmegen

9.24%

bouw

97 900,0

24 475,0

783,2

3 132,8

startkosten

9 000,0

2 250,0

56,3

225,0

bouwrente

22 394,0

5 598,5

140,0

559,8

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

Betekenis afkortingen

INVEST.: investeringen;

AFS: afschrijvingen;

gecum. AFS: gecumuleerde afschrijvingsbedrag.

Bijlage

2

(gedeelte 1993 t/m 1996 van de component rente en afschrijvingen)

1

Bedragen

startkosten

10 200,0

2 550,0

191,3

10 500,0

2 625,0

131,3

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ Utrecht

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ Groningen

bouw

74 300,0

18 575,0

1 783,2

73 100,0

18 275,0

1 169,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

6 600,0

1 650,0

82,5

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Rotterdam

bouw

9 600,0

2 400,0

230,4

7 900,0

1 975,0

126,4

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Maastricht

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ UvAmsterdam

bouw

5 800,0

1450,0

139,2

3 100,0

775,0

49,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ VU Amsterdam

bouw

10 600,0

2 650,0

254,4

25 100,0

6 275,0

401,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Nijmegen

bouw

16 400,0

4 100,0

393,6

15 600,0

3 900,0

249,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

startkosten

10 800,0

2 700,0

67,5

9 900,0

2 475,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Utrecht

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Groningen

bouw

62 400,0

15 600,0

499,2

52 700,0

13 175,0

0,0

startkosten

11 200,0

2 800,0

70,0

11 500,0

2 875,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Rotterdam

bouw

5 200,0

1 300,0

41,6

6 700,0

1 675,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Maastricht

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ UvAmsterdam

bouw

700,0

175,0

5,6

10 300,0

2 575,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

100,0

25,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ VU Amsterdam

bouw

23 400,0

5 850,0

187,2

16 300,0

4 075,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

2 800,0

700,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Nijmegen

bouw

20 800,0

5 200,0

166,4

41 900,0

10 475,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

2 000,0

500,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

Betekenis afkortingen

INVEST.: investeringen;

gecum. AFS: gecumuleerde afschrijvingsbedrag.

2

Overige gegevens

a.Afschrijvingspercentages

bouw 3.2%

startkosten 2.5%

kleine werken 5.0%.

b.Rentepercentages

1993 7.2 %

1994 6.5 %

1995 7.0 %

1996 6.75%.