doelgebied: het terrein waarop de valschermspringer beoogt neer te komen;
b.
valscherm: een scherm, dat dient om de daalsnelheid van een persoon zodanig te beperken, dat hij veilig de begane grond kan bereiken;
c.
valschermspringen: het uit een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig springen met een valscherm;
d.
valschermspringgebied: een kolom luchtruimte in de vorm van een cilinder met een straal van 3.7 km (2 nm) rond het middelpunt van het doelgebied en een hoogte gelijk aan de maximale voorgenomen springhoogte.
Regelmatig gebruik van een valschermspringgebied
Artikel
2
Voor het regelmatig gebruik van een valschermspringgebied moet door de LVB-organisatie schriftelijk toestemming zijn verleend en moet het valschermspringgebied als zodanig zijn bekendgesteld aan luchtvarenden door middel van een publikatie in de luchtvaartgids AIP of een kennisgeving aan luchtvarenden (NOTAM).
Incidenteel gebruik van een valschermspringgebied
Artikel
3
Het voornemen tot incidenteel gebruik van een deel van het luchtruim als valschermspringgebied moet bekend zijn gesteld aan luchtvarenden door middel van een NOTAM.
Artikel
4
1
Voor het incidenteel gebruik van een valschermspringgebied dat geheel of ten dele is gelegen binnen een (of meerdere) luchtverkeersleidingsgebied(en) moet toestemming zijn verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst(en).
2
Een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste lid moet tenminste vijf werkdagen tevoren de betrokken luchtverkeersleidingsdienst hebben bereikt; indien een (voorlopige) toestemming wordt verleend, verzorgt laatstgenoemde dienst en wanneer meerdere luchtverkeersleidingsdiensten betrokken zijn, de luchtverkeersleidingsdienst die luchtverkeersleiding geeft in het luchtverkeersleidingsgebied met de laagste verticale begrenzing, de bekendstelling als bedoeld in artikel 3.
3
Voor het incidenteel gebruik van een valschermspringgebied dat geheel of ten dele is gelegen binnen een afstand van 3.7 km (2 nm) van de grens van een niet gecontroleerd luchtvaartterrein moet toestemming zijn verkregen van de betrokken havenmeester.
4
Een verzoek tot toestemming als bedoeld in het derde lid moet tenminste 5 werkdagen tevoren de betrokken havenmeester hebben bereikt. Indien een (voorlopige) toestemming wordt verleend, meldt de aanvrager het voorgenomen incidentele gebruik van het valschermspringgebied zo spoedig mogelijk maar tenminste 3 dagen tevoren aan bij de Luchtvaartinlichtingendienst ten behoeve van de NOTAM zoals bedoeld in artikel 3.
5
Het voornemen tot het incidenteel gebruik van een valschermspringgebied dat gelegen is in ongecontroleerd luchtruim moet tenminste 3 werkdagen tevoren zijn aangemeld bij de Luchtvaartinlichtendienst van de LVB-organisatie.
Artikel
5
1
De gezagvoerder van het luchtvaartuig van waaruit de valschermsprongen worden uitgevoerd, moet zich voor de aanvang van de vlucht ervan hebben overtuigd dat het valschermspringgebied door middel van een publikatie in de luchtvaartgids of een kennisgeving aan luchtvarenden (NOTAM) is bekend gesteld aan luchtvarenden.
2
Een vlucht, of een deel van een vlucht, tijdens welke een of meer valschermsprongen zullen worden uitgevoerd in (een) luchtverkeersleidingsgebied(en), moet worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende voorschriften:
a.
het desbetreffende deel van de vlucht moet worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die gelden voor gecontroleerde VFR-vlucht;
b.
het gebied en de periode waarbinnen en de hoogte(s) waarvan valschermsprongen worden uitgevoerd moeten worden vermeld in het vliegplan;
c.
voor de aanvang van de vlucht moet van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst een voorlopige klaring zijn verkregen;
d.
indien valschermsprongen of series van opeenvolgende valschermsprongen met onderlinge tussenpozen zullen worden uitgevoerd, moet dit bij eerste radiocontact aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst worden gemeld;
e.
onmiddellijk voor het uitvoeren van de valschermsprongen, moet van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst een definitieve klaring daartoe zijn verkregen.
Artikel
6
1
De valschermsprong mag slechts worden uitgevoerd gedurende de daglichtperiode, binnen het valschermspringgebied en na uitdrukkelijke toestemming van de gezagvoerder van het luchtvaartuig.
2
Tijdens de valschermsprong moet:
a.
het zicht voldoen aan de geldende minimumwaarden voor VFR-vluchten (zichtweersomstandigheden);
b.
tenminste 1,5 km horizontaal van de wolken worden gebleven;
c.
voortdurend zicht op grond en water worden behouden.
Intrekking
Artikel
7
Het besluit van de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst van 11 mei 1984/nr. LVB/L 22333 wordt ingetrokken.
Inwerkingtreding
Artikel
8
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.
Titel
Artikel
9
Deze regeling kan worden worden aangehaald als: Regeling valschermspringen.
's-Gravenhage
De minister van Verkeer en Waterstaat, J.R.H. Maij-Weggen