Artikel
1
Bij de berekening van de stimuleringsuitkering wordt een periode waarin de persoon, die op grond van Hoofdstuk II recht heeft op een stimuleringsuitkering, geen arbeid verricht gelijkgesteld met een periode waarin arbeid is verricht, indien betrokkene gedurende de periode waarin hij geen arbeid verricht:
-
a.
een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (Stb. 1987, 93) en werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden, voorzover deze uitkeringsperiode niet langer duurt dan vier weken;
-
b.
een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet (Stb. 1987, 88), dan wel tijdens ziekte recht heeft op doorbetaling van het loon, voorzover deze uitkeringsperiode dan wel deze periode van loondoorbetaling niet langer duurt dan vier weken.