Besluit van 3 januari 1994, houdende regels inzake ten laste van het Rijk te verlenen voorschotten

Besluit verlening voorschotten 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 29 juni 1993, nr. B93-194, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;
Gelet op artikel 32, aanhef en onder e, van de Comptabiliteitswet;
Gezien het advies van de Algemene Rekenkamer van 29 maart 1993, nr. 312R;
De Raad van State gehoord (advies van 17 november 1993, nr. W06.93.0393);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 23 december 1993, nr. B93-431, Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, Directie Begrotingszaken, en de Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt onder voorschot verstaan:

  • a.

    een vooruitbetaling door het Rijk in verband met door een derde aan het Rijk te leveren produkten, te verlenen diensten of te verrichten werken;

  • b.

    een vooruitbetaling door het Rijk op een aan een derde verstrekte aanspraak op een subsidie, bijdrage of lening of op een aanspraak uit hoofde van een verstrekte garantie.

Artikel

2

Artikel

3

Het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, kan achterwege blijven:

  • a.

    met betrekking tot voorschotten die volgens de gewoonte zonder zekerheidsstelling worden verleend;

  • b.

    in bijzondere gevallen bij gemotiveerd besluit van Onze betrokken minister.

Artikel

4

Artikel

5

Over voorschotten wordt rente in rekening gebracht, voor zover dit in verband met de motieven die tot de voorschotverlening hebben geleid, redelijk is te achten.

Artikel

6

Onze Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot het verlenen van voorschotten door het Rijk.

Artikel

7

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

8

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin