Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 16 augustus 1993, DGVgz/VVP/P/93991, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Gelet op
Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (
PbEG L 262), zoals gewijzigd door
Richtlijn 89/677/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989, houdende de achtste wijziging van
Richtlijn 76/769 EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (
PbEG L 398), alsmede op de artikelen 4, eerste lid, onder
a, 13 en 14 van de
Warenwet;
Gezien het advies van de Adviescommissie
Warenwet van 24 mei 1993, no. 14681/(41)5;
De Raad van State gehoord (advies van 23 december 1993, nr. W13.93.0583);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 31 januari 1994, DGVgz/VVP/P 94170, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;