Regeling paraveterinairen

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gezien de adviezen van het Landbouwschap en de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren;

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

b.
aangewezen opleiding:

op grond van artikel 2, onderdeel b, van het besluit aangewezen opleiding;

c.
examen:
d.
kandidaat:

degene die een examen gaat afleggen, aflegt of heeft afgelegd;

e.
minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

f.
bevoegd gezag:

bestuur van de onderwijsinstelling;

g.
leerplan fysiotherapie bij dieren:

leerplan, neergelegd in bijlage I bij deze regeling.

Hoofdstuk

II

Fysiotherapie bij dieren

Paragraaf

1

Aanwijzing in de zin van artikel 2, onderdeel b, van het besluit

Artikel

2

Aan een aangewezen opleiding voor fysiotherapie bij dieren dient naar het oordeel van de minister tenminste uitvoering te worden gegeven aan het leerplan fysiotherapie bij dieren.

Paragraaf

2

Inrichting, inhoud en toelating tot het examen bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Het examen, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van het besluit, omvat de volgende onderdelen:

  • a.

    onderzoek en behandeling van pathologische afwijkingen bij een paard, en

  • b.

    onderzoek en behandeling van pathologische afwijkingen bij een hond.

Artikel

8

Tot het examen, genoemd in artikel 7, wordt toegelaten hij die voldaan heeft aan de eisen gesteld in het leerplan fysiotherapie bij dieren van de aangewezen opleiding voor fysiotyherapie bij dieren en wiens stage op grond van artikel 9 met goed of voldoende is beoordeeld.

Artikel

9

Artikel

10

Nadat de uitslag van alle examenonderdelen is vastgesteld, wordt de uitslag van het examen vastgesteld door de examencommissie.

Artikel

11

Artikel

12

De examencommissie deelt de kandidaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat het laatste examenonderdeel is afgelegd, de uitslag van het examen mee.

Artikel

13

Paragraaf

3

Beroep

Hoofdstuk

III

Transplanteren en winnen van embryo's

Paragraaf

4

Vervallen

Artikel

15

De kwalificaties, dan wel de combinatie van deelkwalificaties als genoemd in artikel 6 van het besluit, omvatten tenminste:

  • 1.

    voor zover het betreft het overzetten van embryo's, de volgende deelkwalificaties:

    • a.

      Verzorgen kunstmatige inseminatie;

    • b.

      Verzorgen spermawinning;

    • c.

      Adviseren vruchtbaarheid en voortplanting, en

    • d.

      Verzorgen embryotransplantatie.

  • 2.

    voor zover het betreft het winnen van embryo's, de volgende deelkwalificaties:

    • a.

      Verzorgen kunstmatige inseminatie;

    • b.

      Verzorgen spermawinning;

    • c.

      Adviseren vruchtbaarheid en voortplanting;

    • d.

      Verzorgen embryotransplantatie, en

    • e.

      Verzorgen embryo-/ eicelwinning.

Paragraaf

5

Vervallen

Artikel

17

Hoofdstuk

IV

Dierenartsassistent

Artikel

18

De kwalificatie, dan wel de combinatie van deelkwalificaties als genoemd in artikel 9, eerste lid, van het besluit, omvat tenminste:

  • a.

    Voeren (gezelschaps)dieren;

  • b.

    Verzorgen (gezelschaps)dieren;

  • c.

    Begeleiden voortplanting (gezelschaps)dieren;

  • d.

    Nemen van hygiënische maatregelen;

  • e.

    Anatomie/Fysiologie/Pathologie;

  • f.

    Instrumentenleer/Desinfectie/Pathologie;

  • g.

    Algemene assistentie en ziekenverzorging;

  • h.

    Zoötechniek en gezondheidsleer;

  • i.

    Laboratoriumwerkzaamheden;

  • j

    Radiologie;

  • k.

    Eerste hulp (paraveterinair);

  • l.

    Algemene en plaatselijke verdoving, en

  • m.

    Beheren medicijnen.

Hoofdstuk

V

Toelating

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

V

Slotbepalingen

Artikel

21

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

22

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling paraveterinairen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Paragraaf

6

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Paragraaf

7

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Paragraaf

8

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Paragraaf

9

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.D.Gabor

Bijlage

I

behorende bij de artikelen 2 tot en met 14 van de Regeling paraveterinairen

Leerplan fysiotherapie bij dieren

1

Beroepsomschrijving

De fysiotherapeut bij dieren richt zich in het bijzonder op honden, katten en paarden en in meer algemene zin op de gehouden diersoorten. De fysiotherapie bij dieren is met name gericht op het bewegingsapparaat voorzover de therapie niet tot het behandelgebied van de dierenarts behoort. De kennis en vaardigheden van de dierfysiotherapeut hebben betrekking op:

  • de mogelijkheden en de voorwaarden voor bewegend functioneren;

  • de oorzaken van het dysfunctioneren;

  • fysiotherapeutische onderzoekmethodes inzake dysfuncties;

  • het samenstellen en uitvoeren van behandelprogramma's om invloed uit te oefenen op het functioneren waardoor stoornissen zijn te voorkomen, op te heffen en/of verergering is tegen te gaan.

De fysiotherapeut maakt een keuze uit één of meer behandelmethoden zoals massagetherapie, bewegingstherapie, en fysische therapie in engere zin. Hij richt zich op de bestrijding van pijn, op het optimaliseren van spiertonus en van de houdings- en bewegingscoördinatie waaronder beïnvloeding van de mobiliteit en op training van het algemeen en locaal uithoudingsvermogen. Verder richt de dierfysiotherapie zich op de perifere circulatie alsmede de functie van de huid. De handelingen waartoe hij een bevoegdheid krijgt om ze uit te oefenen zijn genoemd in het Besluit paraveterinairen.

2

Leerdoelen

A

Functionele Morfologie

De cursist heeft kennis van:

  • 1.

    de topografie van het skelet, gewrichten en spieren van hals, rug, voor- en achterbeen, waaronder de pezen en ligamenten;

  • 2.

    de (globale) bouw en functie van het ruggemerg, belangrijke perifere zenuwen en de vascularisatie;

  • 3.

    de positie en verhoudingen van organen in hals, borst- en buikholte behorend tot digestietractus, respiratietractus, urogenitaaltractus, circulatieapparaat en lymphknopen;

  • 4.

    de specifieke morfologie van de huid en adnexa;

  • 5.

    biomechanica; m.n. de biomechanica van de pezen en ligamenten, de statica en de functionele anatomie alsmede de kinematica;

De cursist kan:

  • 6.

    de oriëntatie en palpatie van alle onderhuidse structuren, die voor een effectieve behandeling van het bewegingsapparaat van belang kunnen zijn (Anatomie in vivo), aan het levende dier uitvoeren.

B

Fysiologie

De cursist heeft kennis van:

  • a.

    Inspanningsfysiologie

    • 1.

      normale arbeidsprestaties voor de gebruiksgroepen;

    • 2.

      de normale houding en gang;

    • 3.

      bestaande trainingsmethoden;

    • 4.

      parameters ter bepaling van het trainingsniveau.

  • b.

    Pijn

    • 5.

      de herkenning van pijngedrag;

    • 6.

      pijn als motivationele factor;

    • 7.

      bestrijding van pijn.

C

Ziektekunde van orgaansystemen

De cursist heeft kennis van:

  • a.

    Orthopaedie

    • 1.

      aandoeningen van het bewegingsapparaat m.n. van gewrichten, banden, pezen en spieren zowel aangeboren als verkregen;

  • b.

    Traumatologie

    • 2.

      gesloten letsels/wonden/fracturen;

    • 3.

      behandelingsmogelijkheden en – onmogelijkheden;

    • 4.

      consequenties voor het functioneren van het dier;

    • 5.

      het klinische beeld van shock;

    • 6.

      EHBO-maatregelen bij ernstig letsel;

    • 7.

      verbandleer.

  • c.

    Neurologie

    • 8.

      aandoeningen van infectieuze aard;

    • 9.

      letsels van de perifere motorische zenuwen, uitvals- en prikkelingsverschijnselen van de perifere motorische en sensibele zenuwen; zowel symmetrisch als a-symmetrisch en neurotrope spieratrofie.

    • 10.

      deformiteiten van de wervelkolom, zowel acuut-traumatisch als geleidelijk ontstaan.

  • d.

    Dermatologie

    • 11.

      aandoeningen van de huid van infectieuze (m.n. de zoönosen) en nietinfectieuze aard;

    • 12.

      aandoeningen van hoornige structuren waaronder hoef en zoolkussen;

      d. Inwendige ziekten

    • 13.

      symptomen van ziekten/aandoeningen/stoornissen aan de respiratietractus, hart- en circulatieapparaat, digestietractus, urogenitaaltractus herkennen;

  • e.

    Herkennen van infectieziekten en zoönosen

    • 14.

      symptomen van infectieziekten en zoönosen.

D

Farmacologie

De cursist heeft kennis van:

  • 1.

    pijnstillers en tranquillizers zodat hij de invloed daarvan op het gedrag en de behandelingseffecten kan interpreteren en de gevallen, waarin sprake is van doping kan herkennen;

E

Zoötechniek

De cursist heeft kennis van:

  • 1.

    de meest gangbare termen in de zoötechniek;

  • 2.

    de meest voorkomende rassen en hun gebruiksdoel en kan uitvoering geven aan het opmaken van een signalement;

  • 3.

    de specifieke gedragspatronen en de meest voorkomende gedragsafwijkingen;

  • 4.

    een dier hanteren (ook na een ongeval);

  • 5.

    de samenstelling van voedermiddelen, voederbehoeften, voedingsmethoden en eetgewoonten voor zover van belang voor het bewegingsapparaat;

  • 6.

    het harnachement van het paard en de invloed daarvan op houding en beweging;

  • 7.

    de invloed van het orthopedisch beslag op het houdings- en bewegingsapparaat.

F

Fysiotherapie

De cursist heeft kennis van:

  • 1.

    de implicaties van de anatomische bouw, de fysiologische- en pathofysiologische reactiemechanismen en het gedrag van het dier in vergelijking met de mens;

  • 2.

    van de theoretische grondslag en de praktische uitvoering van een klinisch onderzoek bij het dier;

  • 3.

    indicaties en contra-indicaties op het gebied van de fysiotherapie in de diergeneeskunde;

    De cursist kan:

  • 4.

    op basis van de diagnose van de dierenarts via een fysiotherapeutische werkdiagnose tot een doel van behandeling komen;

  • a.

    Bewegingstherapie

    De cursist kan bewegingstherapiën uitvoeren met als behandelingsdoel;

    • 5.

      mobilisering;

    • 6.

      spierfunctieverbetering, t.w. spierstabilisatie, spierkrachtvergroting, verbetering van het lokale uithoudingsvermogen en coördinatieverbetering;

    • 7.

      verbetering van het algehele uithoudingsvermogen;

    • 8.

      verbetering van de stabilisatie van het gewricht m.n. door verbetering van de propriocepsis;

    • 9.

      pijnvermindering;

  • b.

    Massage-therapie

    De cursist kan massage-therapie uitvoeren met als behandelingsdoel:

    • 10.

      pijnvermindering;

    • 11.

      detonisering van musculatuur;

    • 12.

      tonisering van musculatuur;

    • 13.

      verbetering van de circulatie: arterieel, veneus en lymfatisch.

    • 14.

      mobilisering van huid en onderhuids bindweefsel;

  • c.

    Fysische therapie in engere zin

    De cursist kan fysische therapie in engere zin uitvoeren met de volgende behandeldoeleinden:

    • 15.

      pijnvermindering;

    • 16.

      beïnvloeding van metabole processen;

    • 17.

      beïnvloeding van de circulatie;

    • 18.

      verbetering van de wondgenezing en fraktuurgenezing;

    • 19.

      mobilisering;

    • 20.

      beïnvloeding van de musculaire tonus.

3

Opleidingsprogramma

a

Toelatingsvoorwaarden

De bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep fysiotherapeut ingevolge de Wet op de paramedische beroepen (Stb. 1963, 113).

b

Opleidingsprogramma:

De opleiding bestaat uit theoretisch onderwijs, dat een tijdsperiode van maximaal twee jaar beslaat en een stageperiode.

Het theoretisch onderwijs en de stageperiode zijn gericht op de door Onze Minister vastgesteld eisen verwoord in de leerdoelen welke vermeld staan in hoofdstuk 2 van dit leerplan.

  • Inrichting van het theoretisch onderwijs:

    Het onderwijs beslaat een tijdsperiode van maximaal twee jaar. Voordat de cursist wordt toegelaten tot het examen van de cursus dierfysiotherapie dient voldaan te zijn aan de eisen van het leerplan van die cursus. In het theoretisch onderwijs worden de volgende programmaonderdelen gedoceerd en getoetst (zie hfd. 2):

    • A.

      Functionele morfologie;

    • B.

      Fysiologie;

    • C.

      Ziektekunde van orgaansystemen;

    • D.

      Farmacologie;

    • E.

      Zoötechniek;

    • F.

      Dierfysiotherapie.

  • Inrichting stage:

    De stage is een onderdeel van de opleiding tot dierfysiotherapeut. De stage heeft tot doel de cursisten in de gelegenheid te stellen hun kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de fysiotherapie bij dieren onder begeleiding te oefenen en te hanteren, zodat zij aan het einde van de opleiding tot fysiotherapeut bij dieren zelfstandig beroepsmatig kunnen gaan functioneren.

    Tijdens de stage-periode, welke geen vastomschreven tijdsperiode omvat, dient de stagiaire ten minste 36 behandelingen bij ten minste 6 verschillende dieren(patienten) te hebben bijgewoond of uitgevoerd, waarbij ernaar wordt gestreefd dat de werkdiagnose door de betreffende cursist wordt gesteld. Daarbij is de eis, dat minimaal de behandeling van 2 orthopaedische patiënten, 1 neurologische patiënt en 1 dermatologische patiënt is bijgewoond of uitgevoerd. Een patientbehandeling(casus) bestaat uit ten minste 4 behandelingen, tenzij op veterinaire indicatie de behandelingen eerder gestaakt worden. Van ten minste 2 casus dient een verslag gemaakt te worden.

    De stagiaire kan voor de casus hond van een ander stage-adres gebruik maken dan voor de casus paard, doch slechts met voorafgaande toestemming van de opleiding kan van meer dan 2 stageadressen gebruik gemaakt worden.

  • Stagereglement.

    De onderwijsinstelling is verantwoordelijk voor de organisatie van de stage.

    De onderwijsinstelling is verantwoordelijk voor het toewijzen van stage adressen.

    In samenspraak met de stagebegeleider en de onderwijsinstelling kan de stagiaire een ander stageadres toegewezen worden.

    De stagiaire dient zich te houden aan de interne regels van de stageinstelling.

    De stagiaire heeft de verplichting van geheimhouding omtrent al hetgeen hem als geheim is toevertrouwd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.

    De stagiaire heeft recht op goede begeleiding.

    Bij de stagebeoordeling ‘onvoldoende’ zal de stage in gelijke categorie maar op een ander adres moeten worden overgedaan. Bij herhaald ‘onvoldoende’ is het in belang van alle betrokkenen dat de stagiaire met de stage stopt.

    De stagiaire heeft het recht tegen de beoordeling van de stage in beroep te gaan conform het gestelde in artikel 14 van de Regeling paraveterinairen.

  • Bij de stage betrokken personen:

    stagiaire:

    een cursist van de onderwijsinstelling die, in de dierfysiotherapie praktijk van de stagebegeleider, onder begeleiding van de stagebegeleider en onder controle van de onderwijsinstelling activiteiten ontplooit ter realisering van de stage-doelstellingen.

    stagebegeleider:

    beroepskracht die werkzaam is in en toegelaten is tot de dierfysiotherapie en zich bezighoudt met de praktische c.q. patiëntgerichte begeleiding van de stagiaire.

    Zijn taken zijn ondermeer:

    • het onder zijn leiding laten verrichten van een onderzoek;

    • het in overleg met de stagiare initiëren van een behandelplan en het begeleiden hiervan;

    • het helpen verwerken en evalueren van probleemsituaties in de relatie met de patiënten;

    • het beoordelen van het functioneren van de stagiaire;

    • het bespreken van de stagebeoordeling met de stagiaire en een vertegenwoordiger van de onderwijsinstelling.

    Onderwijsinstelling:

    De organisatie welke een opleiding tot dierfysiotherapeut verzorgt en middels een door haar aangewezen vertegenwoordiger contact houdt met de stagiaire en de stagebegeleider.

  • Einddoel stage

    De stagiare moet op een juiste wijze het contact met de patient kunnen leggen, zodat de patient het onderzoek, resp. de behandeling accepteert. De stagiaire moet in staat zijn m.b.v. de verstrekte onderzoekgegevens van de dierenarts, zelfstandig anamnese, inspectie en onderzoek af te nemen, resp. uit te voeren en een behandelingsplan in te stellen, resp. uit te voeren (voor leerdoelen zie hfd. 2).

Bijlage

II

bij de Regeling paraveterinairen

Ligt ter inzage.

Bijlage

III

Vervallen