Besluit van 16 maart 1994, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van energieprogramma's

Besluit subsidies energieprogramma's

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 9 september 1993, nr. WJA/JZ 93065079;
Gelet op artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ;
De Raad van State gehoord (advies van 11 januari 1994, nr. W10.93.0612);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 8 maart 1994, nr. WJA/JZ 94007641;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een onderneming die bij regeling van Onze Minister is uitgesloten;

  • b.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:

      • -

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • -

        volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • -

        overwegende zeggenschap heeft over

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • c.

    project: een haalbaarheidsproject, een onderzoeks- of ontwikkelingsproject, een praktijkexperiment, een kennisoverdrachtproject, een demonstratieproject of een marktintroductieproject;

  • d.

    haalbaarheidsproject: een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit een analyse en een beoordeling van de mogelijkheden om een apparaat, systeem of techniek te ontwikkelen of in de praktijk toe te passen;

  • e.

    onderzoeks- of ontwikkelingsproject: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op:

    • -

      het vermeerderen van technisch of wetenschappelijk inzicht ten aanzien van een apparaat, systeem of techniek, of

    • -

      het geschikt maken van een apparaat, systeem of techniek voor toepassing in de praktijk, niet zijnde een praktijkexperiment;

  • f.

    praktijkexperiment: een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit het treffen van technische of beheersmatige voorzieningen, voor zover geheel of nagenoeg geheel bestemd voor het vergroten van inzicht in de geschiktheid voor toepassing in de praktijk van een apparaat, systeem of techniek, alsmede de daarmee samenhangende activiteiten, geheel of nagenoeg geheel gericht op het verbeteren van die geschiktheid;

  • g.

    kennisoverdrachtproject: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het overdragen van kennis en informatie aan een bepaalde doelgroep;

  • h.

    demonstratieproject: een op bescherming van het milieu gericht samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, waarbij die activiteiten bestaan uit het bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van:

    • 1°.

      voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken, of

    • 2°.

      een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken;

  • i.

    marktintroductieproject: een op bescherming van het milieu gericht samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit het in Nederland bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van apparaten, systemen of technieken die reeds eerder zijn gedemonstreerd, maar die in Nederland nog niet gebruikelijk zijn;

  • j.

    communautaire norm: verplichte communautaire norm waarbij de op milieugebied te bereiken normen zijn vastgesteld, alsmede de verplichting de beste beschikbare technische middelen te gebruiken die geen excessieve kosten meebrengen.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Paragraaf

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

6

Artikel

7

Onze Minister geeft op de aanvraag een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel, indien het betrokken energieprogramma voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten, na afloop van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde periode. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

8

Artikel

9

§

3

Subsidieverlening en verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Onze Minister geeft een beschikking tot subsidieverlening ingeval toepassing gegeven wordt aan artikel 2, derde lid, slechts onder de voorwaarde, dat de subsidieverlening vervalt, indien de subsidie-ontvanger niet voor een door Onze Minister te bepalen tijdstip meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst met de staat, overeenkomstig een bij de beschikking gevoegd aanbod, waarin hij zich verbindt tot het terugbetalen van en vergoeden van rente over een deel van de subsidie.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Paragraaf

4

Voorschotten

Artikel

16

Artikel

17

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

Paragraaf

5

Subsidievaststelling

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de subsidie-ontvanger daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

22

Vervallen

Paragraaf

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

23

De Regeling financiële bijdragen energieprogramma’s wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel

24

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 1994.

Artikel

25

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies energieprogramma's.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, J. E. Andriessen
De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn