Besluit van 18 maart 1994, houdende regels inzake de erkenning van en de verstrekking van subsidies aan particuliere participatiemaatschappijen

Besluit particuliere participatiemaatschappijen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 24 november 1993, nr. WJA/JZ 93088661;
Gelet op artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ;
De Raad van State gehoord (advies van 15 februari 1994, nr. W10.93 0777);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 14 maart 1994, nr. WJA/JZ 94020460;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bank: de Nederlandsche Bank N.V.;

  • b.

    accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden,

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • -

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • -

        volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • -

        overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

2

Erkenning van de particuliere participatiemaatschappij

Artikel

4

Een naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap wordt op aanvraag door de bank als particuliere participatiemaatschappij erkend, indien zij voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    zij heeft blijkens de notariële akte waarbij haar statuten zijn vastgesteld of blijkens de in een notariële akte vastgelegde overeenkomst waarbij zij is aangegaan uitsluitend tot doel het verstrekken van risicodragend kapitaal aan het bedrijfsleven;

  • b.

    zij is gevestigd in Nederland;

  • c.

    haar gestorte aandelenkapitaal, respectievelijk het kapitaal dat de vennoten blijkens de bovenbedoelde akte verplicht zijn gezamenlijk in te brengen, bedraagt ten minste € 453 500;

  • d.

    de aandelen waarin haar kapitaal is verdeeld zijn op naam gesteld;

  • e.

    indien van een of meer van de aandelen waarin haar kapitaal is verdeeld met medewerking van de vennootschap certificaten zijn uitgegeven, is dit geschied door een van de vennootschap onafhankelijk administratiekantoor;

  • f.

    zij heeft geen aandeelhouders respectievelijk vennoten, die:

    • 1°.

      een rechtspersoon zijn die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

    • 2°.

      een rechtspersoon zijn waarover rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld uit hoofde van onmiddellijk of middellijk aandeelhouderschap, lidmaatschap, bestuurslidmaatschap of soortgelijke kwaliteit overwegende zeggenschap uitoefenen, tenzij de aandelen van de rechtspersoon of de certificaten daarvan zijn toegelaten tot de officiële notering aan de Amsterdamse effectenbeurs, of

    • 3°.

      een rechtspersoon zijn waarvan de bestuurders uitsluitend door rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld onmiddellijk of middellijk worden benoemd en waarvan het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking komt van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, tenzij de aandelen van de rechtspersoon of de certificaten daarvan zijn toegelaten tot de officiële notering aan de Amsterdamse effectenbeurs;

  • g.

    indien zij slechts één beherend vennoot heeft, is deze vennoot een rechtspersoon, die voldoet aan het bepaalde onder a en b.

Artikel

5

Artikel

6

Door de bank aangewezen personen kunnen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van dit besluit, de aanvrager verzoeken:

  • a.

    inzage te verlenen van zakelijke gegevens en bescheiden,

  • b.

    hen kopieën te laten maken van de onder a bedoelde gegevens en bescheiden en

  • c.

    medewerking te verlenen aan het verstrekken van gegevens door anderen.

Artikel

7

De bank geeft op de aanvraag een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de bank de aanvrager daarvan in kennis en noemt zij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

8

Artikel

9

Een erkenning als particuliere participatiemaatschappij wordt bekend gemaakt in de Staatscourant, onder vermelding van de naam en de statutaire zetel van de particuliere participatiemaatschappij.

Artikel

10

Aan een erkenning als particuliere participatiemaatschappij zijn de in de artikelen 11, 12 en 13 opgenomen verplichtingen verbonden.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Hoofdstuk

3

Registratie van een participatie

Artikel

15

Artikel

16

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling met betrekking tot ieder kalenderjaar het bedrag vast, inhoudende het totaal van de verkrijgingsprijzen van participaties waarvoor in dat jaar op aanvraag een beschikking tot registratie kan worden verkregen.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Een beschikking tot registratie van een participatie vervalt, zodra en voorzover de betrokkene de participatie vervreemdt.

Hoofdstuk

4

Subsidies

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

20

Artikel

21

De bank beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager tezamen met zijn bestuurders en die aandeelhouders, die overwegende zeggenschap over hem uitoefenen, door of op enig tijdstip na de verkrijging van de participatie onmiddellijk of middellijk overwegende zeggenschap over tenminste de helft van het geplaatste kapitaal van de vennootschap waarin de participatie is verkregen heeft uitgeoefend of ten minste de helft van het geplaatste kapitaal van die vennootschap heeft gehouden;

  • b.

    de aandeelhouders en de bestuurders van de aanvrager ten tijde van of op enige tijdstip na de verkrijging van de participatie onmiddellijk of middellijk, anders dan door middel van een of meer andere erkende particuliere participatiemaatschappijen, tezamen overwegende zeggenschap over ten minste 10 procent van het geplaatste kapitaal van de vennootschap waarin de participatie is verkregen hebben uitgeoefend of ten minste 10 procent van het geplaatste kapitaal van die vennootschap hebben gehouden;

  • c.

    een bestuurder van de aanvrager of een aandeelhouder die ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van de aanvrager houdt, of, indien de aanvrager geen rechtspersoon is, ingevolge de overeenkomst waarbij de vennootschap is aangegaan in de vennootschap ten minste 10 procent van het kapitaal moet inbrengen, ten tijde van of op enig tijdstip na de verkrijging van de participatie alleen of tezamen met anderen een bedrijf heeft uitgeoefend dat gelijk of verwant is aan het door de vennootschap waarin de participatie is verkregen uitgeoefende bedrijf en bij de uitoefening van dat bedrijf een vaste afnemersrelatie met de desbetreffende vennootschap heeft gehad;

  • d.

    in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de verkrijging van de participatie aan de vennootschap ten behoeve van derden, niet zijnde aandeelhouders, middelen zijn onttrokken onder welke naam of in welke vorm dan ook, ten bedrage van meer dan 10 procent van het eigen vermogen van de vennootschap, daaronder de participatie niet begrepen, dan wel een verplichting tot zodanige onttrekking is aangegaan anders dan in verband met een redelijk te achten bedrijfsvoering;

  • e.

    in de periode van vier jaar na de verkrijging van de participatie aan de vennootschap ten behoeve van derden, niet zijnde aandeelhouders, middelen zijn onttrokken anders dan in verband met een redelijk te achten bedrijfsvoering;

  • f.

    indien in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de verkrijging van de participatie aan de vennootschap ten behoeve van een of meer aandeelhouders middelen zijn onttrokken, onder welke naam of in welke vorm dan ook en met inbegrip van de dividenduitkeringen, ten bedrage van meer dan 10 procent van het eigen vermogen van de vennootschap, daaronder de participatie niet begrepen, dan wel een verplichting tot zodanige onttrekking is aangegaan;

  • g.

    indien in de periode van vier jaar na de verkrijging van de participatie aan de vennootschap ten behoeve van een of meer aandeelhouders middelen zijn onttrokken anders dan door middel van redelijk te achten dividenduitkeringen;

  • h.

    indien de aanvrager of de aandeelhouders of de bestuurders van de aanvrager na de verkrijging van de participatie middellijk dan wel onmiddellijk middelen, onder welke naam of in welke vorm dan ook, aan de vennootschap heeft onttrokken anders dan in verband met een redelijk te achten bedrijfsvoering;

  • i.

    ter zake van het betrokken deel van de participatie reeds een subsidie is verstrekt.

§

2

Berekening van de subsidie

Artikel

22

Artikel

23

§

3

Voorschotten

Artikel

24

Artikel

25

De bank geeft op de aanvraag een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de bank de aanvrager daarvan in kennis en noemt zij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

26

§

4

Aanvragen om subsidie

Artikel

27

Artikel

28

De bank geeft op de aanvraag een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de bank de aanvrager daarvan in kennis en noemt zij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel

29

Op een aanvraag kan in ieder geval afwijzend worden beslist:

  • a.

    indien niet is voldaan aan een verzoek als bedoeld in artikel 6, of aan een verzoek als bedoeld in artikel 6 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ;

  • b.

    indien de aanvrager in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren, en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

Artikel

30

Hoofdstuk

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

31

Artikel

32

De particuliere participatiemaatschappij, die bij de inwerkingtreding van dit besluit op basis van de Garantieregeling particuliere participatiemaatschappijen 1981 als zodanig was erkend, wordt aangemerkt als een met inachtneming van dit besluit door de bank erkende particuliere participatiemaatschappij.

Artikel

33

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

34

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit particuliere participatiemaatschappijen.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, J. E. Andriessen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin