Artikel
1
1
De regent legt in de in artikel 37, vierde lid, van de Grondwet bedoelde verenigde vergadering van de Staten-Generaal de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning; ik zweer (beloof) dat ik in de uitoefening van het koninklijk gezag, zolang de Koning de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, (zolang een nog niet geboren kind tot het koningschap geroepen kan zijn of: zolang de Koning buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen, dan wel: zolang de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag tijdelijk heeft neergelegd) het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven.
Ik zweer (beloof) dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw regent schuldig is te doen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"
(Dat beloof ik!"
2
Indien de regent het koninklijk gezag uitoefent in het geval als bedoeld bij artikel 37, eerste lid, onder e van de Grondwet luidt, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, de eerste volzin van de eed of belofte:
"Ik zweer (beloof) dat ik in de uitoefening van het koninklijk gezag het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven."