Besluit van 18 april 1994, houdende vaststelling van regels over de geneeskundige verzorging van de politieambtenaren en hun gezinsleden, alsmede van de gewezen politieambtenaren en hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen

Besluit geneeskundige verzorging politie 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 februari 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/U153;
De Raad van State gehoord (advies van 22 maart 1994, nummer W04.94.0077);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 april 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/1067;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepaling

Artikel

1

Deelnemers

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Materiële bepalingen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

7a

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Uitvoering

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De commissie en de administrateur, bedoeld in artikel 11, kunnen worden bijgestaan door een medisch adviseur, een tandheelkundig adviseur en een farmaceutisch adviseur. Deze adviseurs worden, de commissie gehoord, bij beschikking van Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

13

Dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regels, zoals die luidden op 31 december 2005, blijven van toepassing op de aanspraken gebaseerd op dit besluit en krachtens dit besluit gestelde regels en die zijn ontstaan voor 1 januari 2006.

Artikel

13a

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin