Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
b.
de Dienst: de Dienst geneeskundige verzorging politie, bedoeld in artikel 10;
-
c.
de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 11, eerste lid;
-
d.
Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet Privatisering ABP;
-
e.
pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;
-
f.
AFUP-opbouwreglement: de regeling bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, van het pensioenreglement;
-
g.
WAO-uitkering: uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-
h.
suppletie-uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 6 van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie;
-
i.
bezoldiging:
-
1.
voor de deelnemers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a: de bezoldiging in de zin van het Besluit bezoldiging politie, vermeerderd met de bedragen van de vakantie-uitkering bedoeld in artikel 23 van het Besluit bezoldiging politie, en de uitkering op grond van artikel 25b van het Besluit bezoldiging politie per kalendermaand, respectievelijk de ZW-uitkering, vermeerderd met de aanvulling, bedoeld in artikel 39a, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie;
-
2.
voor de deelnemers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b: een aan de hand van voor deze deelnemers geldende rechtspositieregelingen, op overeenkomstige wijze als aangegeven onder 1e, bepaald bedrag;
-
1.
-
j.
pensioen: elke periodieke uitkering die is toegekend krachtens het pensioenreglement dan wel de uitkering krachtens het AFUP-opbouwreglement die een deelnemer, zijn weduwe of haar weduwnaar geniet uit of in verband met de betrekking waaraan het deelnemerschap wordt ontleend;
-
k.
te zijnen laste blijvende ziektekosten: de som van de eigen bijdragen voor ziektekosten, indien en voor zover die onderdeel vormen van het verzekeringspakket als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover de deelnemer deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf of voor zijn gezinsleden in de zin van dit besluit, en voor zover deze te zijnen laste blijven;
-
l.
wachtgeld: elke periodieke uitkering, door het bevoegd gezag toegekend uit hoofde van onvrijwillige werkloosheid, alsmede de uitkering wegens functioneel leeftijdsonslag, de uitkering zoals bedoeld in artikel 88, achtste lid en artikel 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, de uitkering op grond van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, de ZW-uitkering, de WW-uitkering, de WAO-uitkering en de suppletie-uitkering;
-
m.
ZW-uitkering: uitkering krachtens de Ziektewet;
-
n.
WW-uitkering: uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
2
Voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede verstaan de geregistreerde partner alsmede de levenspartner met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Onder weduwe of weduwnaar wordt mede begrepen de achtergebleven geregistreerde partner alsmede de achtergebleven partner. Tot gezinslid wordt in voorkomend geval mede gerekend de geregistreerde partner alsmede de levenspartner. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als echtgenoot of echtgenote dan wel weduwe of weduwnaar worden aangemerkt. De commissie kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.