De door een organisatie als zodanig aangewezen persoon;
c.
minister:
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
d.
Studiejaar:
Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar.
Artikel
2
Aanwijzing, vertegenwoordiging en termijn
1
Het bestuur van een organisatie wijst de voor de financiële ondersteuning krachtens deze regeling in aanmerking komende vertegenwoordigers aan. Van die aanwijzing doet dat bestuur mededeling aan de minister.
2
De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geschiedt vóór 1 september van het desbetreffende studiejaar. Zij geldt, behoudens het derde en vierde lid, voor het gehele studiejaar.
3
Het bestuur van een organisatie kan tussentijds de aanwijzing van een vertegenwoordiger intrekken. Van deze intrekking doet het bestuur mededeling aan de minister.
4
Na een intrekking als bedoeld in het derde lid, kan het bestuur van een organisatie in plaats van de vertegenwoordiger wiens aanwijzing is ingetrokken, eenmaal een nieuwe vertegenwoordiger aanwijzen. De aanwijzing van de nieuwe vertegenwoordiger geldt voor het resterende gedeelte van het desbetreffende studiejaar.
Artikel
3
Aanspraak
1
De vertegenwoordiger heeft, behoudens het tweede lid, gedurende het tijdvak waarvoor de in artikel 2 bedoelde aanwijzing geldt, aanspraak op financiële ondersteuning.
2
Indien het bestuur van een organisatie na intrekking van de eerste aanwijzing een andere vertegenwoordiger aanwijst, heeft deze met ingang van de eerste volle maand na zijn aanwijzing aanspraak op financiële ondersteuning.
3
In afwijking van het eerste en tweede lid heeft de vertegenwoordiger, wanneer hij te kennen heeft gegeven dat hij gedurende het tijdvak waarvoor zijn aanwijzing geldt, van zijn aanspraak op financiële ondersteuning geen gebruik maakt, aanspraak op financiële ondersteuning gedurende een even groot tijdvak dat:
a.
direct aansluit op de wettelijke inschrijvingsduur als student of
De vertegenwoordiger die van zijn aanspraak op financiële ondersteuning gebruik wenst te maken dan wel toepassing wenst van het derde lid, geeft dit voor de aanvang van het tijdvak waarvoor de aanwijzing geldt, aan de minister te kennen.
5
De vertegenwoordiger die toepassing wenst van het derde lid, dient gedurende het tijdvak waarvoor hij voor financiële ondersteuning in aanmerking wenst te komen, als student of auditor te zijn ingeschreven.
Artikel
4
Hoogte van de aanspraak
1
De financiële ondersteuning bedraagt € 1.233,- per maand, daarin begrepen een bedrag voor reiskosten op basis van een twaalfde deel van de kosten van een jaarkaart voor het openbaar vervoer.
2
Het bedrag in het eerste lid is samengesteld uit het maandbedrag van een uitwonende, particulier verzekerde student in het hoger onderwijs overeenkomstig artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000, vermeerderd met een twaalfde deel van het bedrag voor een openbaar vervoer jaarkaart, vermeerderd een twaalfde deel van het bedrag voor compensatie ziektekostenverzekering particulieren en het bedrag voor brutering voor fiscale compensatie over het totaal van de vorengenoemde bedragen.
3
Het bedrag in het eerste lid wordt jaarlijks op 1 september vastgesteld aan de hand van de dan in het tweede lid bedoelde bedragen en tarieven.
4
De toekenning van de financiële ondersteuning vindt plaats per maand.
5
In geval van toepassing van artikel 3, derde lid, wordt het in het eerste lid vermelde bedrag aangepast naar de maatstaven die gelden op het tijdstip van toekenning.
Artikel
5
Plafond
Krachtens deze regeling wordt financiële ondersteuning gegeven tot ten hoogste het bedrag voor tien vertegenwoordigers voor het gehele studiejaar.
Artikel
6
Uitvoering
De minister is belast met de uitvoering van deze regeling en kan ter zake regels stellen.
Artikel
7
Inlichtingen
De vertegenwoordigers alsmede de organisaties verstrekken de minister de inlichtingen die voor de uitvoering van de regeling nodig zijn.
Artikel
8
Bekendmaking
Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel
9
Inwerkingtreding
1
Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt, en werkt terug tot en met 1 september 1993.
2
De ‘Subsidieregeling Studentenkamer’ van 19 november 1992, WO/PR-92087814, vervalt met ingang van 1 september 1993.
Artikel
10
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële ondersteuning Studentenkamer WHW.
De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, mr. M.J.Cohen