Wet van 27 april 1994, tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen

Wijzigingswet Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Aan de gemeenten die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet over het belastingjaar waarin die dag valt belastingen ter zake van onroerende zaken als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, heffen naar de grondslag oppervlakte, wordt volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels een bijdrage verstrekt ter tegemoetkoming in de kosten die zijn gemoeid met de overgang naar de grondslag waarde in het economisch verkeer.

Artikel

III

Deze wet treedt in werking op een bij of krachtens de wet te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D. IJ. W. de Graaff-Nauta
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, A. Kosto