Artikel
1
Er is een commissie Medische experimenten met wilsonbekwamen, hierna te noemen de commissie.
Besluit:
Er is een commissie Medische experimenten met wilsonbekwamen, hierna te noemen de commissie.
De commissie heeft tot taak om de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Minister van Justitie te adviseren over de regeling van medische experimenten met minderjarigen en wilsonbekwame meerderjarigen in het wetsvoorstel inzake medische experimenten (Kamerstukken II 1991/92, 22588, nrs. 1–2) op grond van ethische inzichten en medische inzichten omtrent de noodzaak van dergelijke experimenten in de praktijk, en zonodig voorstellen te doen omtrent de waarborgen die aan het verrichten van dergelijke experimenten verbonden moeten zijn alsmede andere voorstellen die zij in dit verband dienstig acht, een en ander mede in het licht van de toepasselijke internationaalrechtelijke en grondwettelijke bepalingen terzake.
Tot lid, tevens voorzitter, van de commissie wordt benoemd:
prof. mr. L.C.M. Meijers, hoogleraar strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Als leden worden benoemd:
prof. mr. J. de Boer, hoogleraar in het personen-, familie- en jeugdrecht aan de Universiteit van Amsterdam;
mevrouw I. Glaudemans-van Gelderen, als arts voor de verstandelijk gehandicapten verbonden aan de Eemeroord te Baarn;
dr. M.J. Haveman, universitair hoofddocent epidemiologie aan de Rijksuniversiteit Limburg;
prof. dr. P.J. van der Maas, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam;
prof. dr. E. Schroten, hoogleraar christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht;
prof. dr. H.K.A. Visser, hoogleraar kindergeneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam;
mr. I. Jansen namens het ministerie van Justitie
mr. J. Berlijn namens het ministerie van WVC.
Het secretariaat van de commissie wordt uitgevoerd door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan te wijzen door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
De commissie kan in het belang van haar werkzaamheden externe deskundigen raadplegen.
De commissie brengt vóór 1 november 1994 advies uit.
Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het Besluit algemene secretariële aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het Centraal oud archief van het Ministerie opgenomen.