Besluit van 10 juni 1994, houdende regels inzake de taken die de commissaris van de Koning op grond van artikel 126 Grondwet als rijksorgaan vervult

Ambtsinstructie commissaris van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 24 januari 1994, nr. BK94/226, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken;
Gelet op artikel 182 van de Provinciewet, artikel 61 van de Gemeentewet, de artikelen 25, 32, 34 en 35 van de Politiewet 1993 en artikel IV van de wet tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden;
De Raad van State gehoord (advies van 5 april 1994, nr. WO4.94.0081);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 30 mei 1994, nr. BK94/816;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

De commissaris bevordert de door hem noodzakelijk geachte samenwerking tussen in zijn provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, en tussen deze functionarissen en het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen.

Artikel

2

Artikel

3

De commissaris brengt met redelijke tussenpozen bezoeken aan de gemeenten in de provincie. Van bijzondere bevindingen bij zijn bezoek aan een gemeente brengt hij verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en doet hij, voor zover voor dat college van belang, mededeling aan gedeputeerde staten.

Artikel

5

De commissaris coördineert de voorbereiding van de civiele verdediging door de in de provincie werkzame rijksambtenaren en personen deel uitmakend van de krijgsmacht, het provinciaal bestuur, de gemeentebesturen en de waterschapsbesturen, met inachtneming van de aanwijzingen van Onze Minister, belast met de coördinerende verantwoordelijkheid voor de civiele verdediging.

Artikel

5a

Artikel

5b

De commissaris zendt zijn oordeel over het bestreden besluit, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, alsmede de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, binnen zes weken na de ontvangst van het standpunt van de raad over dat besluit aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel

5d

Artikel

6

Artikel

6a

De commissaris bevordert dat de vergadering van de raad waarin de burgemeester de eed (verklaring en belofte) aflegt, plaatsvindt op of zo kort mogelijk na de datum waarop zijn benoeming ingaat.

Artikel

6b

De commissaris informeert Onze Minister over ontheffingen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Gemeentewet, in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.

Artikel

6c

De commissaris informeert Onze Minister over ontheffingen als bedoeld in artikel 71, derde lid, van de Gemeentewet in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.

Artikel

6d

De commissaris informeert Onze Minister over toestemmingen als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de Gemeentewet in zijn periodieke rapportage, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Minister noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.

Artikel

6e

De commissaris brengt een voornemen tot het voorzien in de waarneming van de burgemeester ter kennis van Onze Minister.

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

7b

De commissaris informeert Onze Minister bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is. Hij informeert Onze Minister daarbij tevens over de maatregelen die hij ter zake neemt, waaronder het bijwonen van vergaderingen van het gemeentebestuur en het kennisnemen van bescheiden waarover het gemeentebestuur beschikt als bedoeld in artikel 182, tweede lid, Provinciewet.

Artikel

8

Artikel

9

De commissaris informeert over ontheffingen als bedoeld in artikel 47, derde lid, Waterschapswet Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn periodieke rapportage en informeert gelijktijdig Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, tenzij naar zijn oordeel betrokkenheid van Onze Ministers noodzakelijk is alvorens op een concreet verzoek te besluiten.

Artikel

10

Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan de commissaris een ieder belast met bevoegdheden in de openbare dienst in de provincie verzoeken om bericht en raad, voor zover hij dat nodig acht in verband met de hem bij deze instructie opgedragen taken. Aan deze verzoeken dient te worden voldaan.

Artikel

11

De commissaris is belast met de bewaring en de registratie van de door hem verzonden en aan hem gerichte stukken, verband houdend met deze instructie.

Artikel

12

Het koninklijk besluit van 12 januari 1966 tot vaststelling van een nieuwe instructie voor de commissarissen des Konings in de provinciën (Stb. 25), wordt ingetrokken.

Artikel

13

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 augustus 1994.

Artikel

14

Dit besluit wordt aangehaald als: Ambtsinstructie commissaris van de Koning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, D. IJ. W. de Graaff-Nauta
De Minister van Justitie, A. Kosto