Artikel
1
1
Het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 bedraagt voor schadeverzekeraars de hoogste uitkomst van de volgende twee berekeningen:
-
a.
Eerste berekening
Achttien procent van de in het afgelopen boekjaar geboekte premies en van de in rekening gebrachte poliskosten, indien en voorzover deze premies en kosten niet meer bedragen dan tien miljoen euro, vermeerderd met zestien procent van deze premies en kosten indien en voorzover deze meer bedragen dan tien miljoen euro. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van de verzekeraar na overdracht uit hoofde van herverzekering en de bruto schaden in het laatste boekjaar; dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.
-
b.
Tweede berekening
Zesentwintig procent van de gemiddeld geboekte bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren en van de gemiddelde toevoeging aan de schadevoorziening in deze jaren, indien en voorzover deze schaden en toevoeging niet meer bedragen dan zeven miljoen euro, vermeerderd met drieëntwintig procent van deze schaden en toevoeging, indien en voorzover deze meer bedragen dan zeven miljoen euro. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van de verzekeraar na overdracht uit hoofde van herverzekering en de bruto schaden in het laatste boekjaar; dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.
2
Voor verzekeraars die in hoofdzaak één of meer van de risico's van krediet-, storm-, hagel- en vorstschade dekken, wordt in de berekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitgegaan van de afgelopen zeven boekjaren.
3
Voor de branche Hulpverlening wordt voor het bedrag van de geboekte bruto schaden, bedoeld bij de berekening in het eerste lid, onderdeel b, uitgegaan van de voor de verzekeraar uit de verleende hulp voortvloeiende kosten.
4
De berekeningen in dit artikel mogen worden verminderd tot een derde voor het gedeelte dat betrekking heeft op ziektekostenverzekeringen indien die verzekeringen op analoge wijze als levensverzekeringen worden beheerd en aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a.
de geheven premie wordt volgens verzekeringswiskundige methoden berekend;
-
b.
er wordt een actuarieel berekende ouderdomsvoorziening gevormd;
-
c.
er wordt een aanvullende premie geheven om een reële veiligheidsmarge te vormen;
-
d.
de verzekeraar kan de overeenkomst alleen voor het einde van het derde verzekeringsjaar opzeggen;
-
e.
in de overeenkomst is de mogelijkheid opgenomen om ook voor lopende contracten de premies te verhogen of de verstrekkingen te verminderen.
5
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "euro" verstaan de rekeneenheid, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PbEG L 228), met inachtneming van de artikelen 1 en 2 van richtlijn nr. 76/580/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke en de bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PbEG L 189) en van verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PbEG L 162).