Regeling van de Minister van Binnenlandse zaken tot vaststelling van bepalingen met betrekking tot het gebruik van de mogelijkheid van spaarloon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2°, van de Wet op de loonbelasting binnen de sector Politie

Regeling spaarloon politie

De minister van Binnenlandse Zaken,

Besluit:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Bij het in artikel 2 bedoelde verzoek doet de ambtenaar opgave van tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    het op zijn salaris in te houden spaarbedrag;

  • b.

    of dit bedrag in gelijke maandelijkse termijnen dan wel, indien de spaarloonregeling van het korps daarin voorziet, in een keer op het salaris dient te worden ingehouden;

  • c.

    het bank- of gironummer van de in artikel 3 bedoelde financiële instelling;

  • d.

    het nummer van de spaarloonrekening.

Artikel

5

Artikel

6

Het bevoegde gezag stort het op het salaris van de ambtenaar ingehouden spaarbedrag onmiddellijk op het door de ambtenaar opgegeven bank- of gironummer van de financiële instelling ten gunste van de spaarloonrekening van de ambtenaar respectievelijk ten gunste van de afgesloten levensverzekering.

Artikel

7

Het is de ambtenaar niet toegestaan rechtstreeks stortingen op zijn spaarloonrekening te verrichten.

Artikel

8

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Het is de ambtenaar niet toegestaan het tegoed op zijn spaarloonrekening respectievelijk de afgesloten levensverzekering op enigerlei wijze in onderpand te geven of zijn rechten hierop over te dragen.

Artikel

13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 1994.

Artikel

14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling spaarloon politie.

's-Gravenhage
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Voor deze,
De plv. directeur Politie, L. vanKampen