Artikel
I
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan bij deze:
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet stelt Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met betrekking tot luchtvaartterreinen ten aanzien waarvan ingevolge artikel VII van de Wet van 7 juni 1978, houdende wijziging van de Luchtvaartwet met betrekking tot de aanwijzing van luchtvaartterreinen (Stb. 1978, 354) de vaststelling van geluidszones voor 1 oktober 1979 moest zijn aangevangen, doch dit tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet achterwege is gebleven, per luchtvaartterrein of groep van luchtvaartterreinen een regeling vast, waarin wordt bepaald:
welke geluidszones op grond van de Luchtvaartwet worden vastgesteld;
het tijdstip waarop een ontwerp-aanwijzing als bedoeld in artikel 20 overeenkomstig dat artikel ter inzage wordt gelegd.
Onze Minister zendt een afschrift van de in het eerste lid bedoelde regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Indien de terinzagelegging van de ontwerp-aanwijzing niet op het in het eerste lid, onder b, bedoelde tijdstip kan plaatsvinden, doen Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daarvan onder opgave van redenen mededeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde luchtvaartterreinen kan de in artikel 24a, tweede lid, van de Luchtvaartwet bedoelde duur van de verdagingstermijn op ten hoogste twee jaar worden gesteld.
In gevallen waarin met de vaststelling van geluidszones ten aanzien van luchtvaartterreinen is aangevangen voor de inwerkingtreding van deze wet, heeft de inwerkingtreding van deze wet geen gevolgen voor de geldigheid van procedures die terzake zijn gevolgd ingevolge de Luchtvaartwet zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde luchtvaartterreinen kan de in artikel 24a, tweede lid, van de Luchtvaartwet bedoelde duur van de verdagingstermijn op meer dan zes maanden worden gesteld.
Indien tegen de aanwijzing van het luchtvaartterrein Maastricht beroep wordt ingesteld kan het beroep geen grond vinden in bedenkingen tegen de omstandigheid dat op het tijdstip van de terinzagelegging van de ontwerp-aanwijzingen van het luchtvaartterrein Maastricht de inhoud van de ter inzage gelegde ontwerp-aanwijzingen in strijd was met de op dat tijdstip vigerende Luchtvaartwet of de omstandigheid dat deze wet nog niet in werking was getreden.
In afwijking van artikel 25a van de Luchtvaartwet kan voor het luchtvaartterrein Maastricht en voor luchtvaartterreinen aangewezen voor de militaire luchtvaart ten aanzien waarvan met de vaststelling van een geluidszone is aangevangen voor de inwerkingtreding van deze wet, de vaststelling van de geluidszone voor de in artikel 25, eerste lid, onder b, van de Luchtvaartwet bedoelde grenswaarde achterwege blijven. Indien de eerste volzin toepassing vindt, wordt de desbetreffende geluidszone uiterlijk binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet vastgesteld door middel van een wijziging van de aanwijzing van het luchtvaartterrein.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
De tekst van de Luchtvaartwet wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.